Enkele weken geleden werd Frankrijk in Trinidad en Tobago wereldkampioen bij de min 17-jarigen. Soms ligt een begenadigde generatie voetballers aan de basis van zo’n titel. Maar als een land de Europese en wereldtitels verzamelt bij zowel de jongeren als de senioren, kan dat geen toeval meer zijn.

Om het eindpunt van het toernooi in Port of Spain te bereiken, moesten de Franse jongeren de VS, Japan, Brazilië, Argentinië en uiteindelijk in de finale Nigeria (3-0) verslaan. Allemaal ronkende namen in het jeugdvoetbal, waarin zelden Europese ploegen aan bod komen. In 1999 in Nieuw-Zeeland werden de drie Europese vertegenwoordigers – Spanje, Polen en Duitsland – al uitgeschakeld in de voorronde. In de laatste tien jaar bereikte alleen Spanje de finale bij de -17. In 1991 verloor het van Ghana. Momenteel lijkt Frankrijk de fakkel over te nemen van Ghana, Brazilië en Nigeria, de landen die in het verleden de plak zwaaiden en onderling drie van de laatste vijf finales speelden.

Het Franse succes is te wijten aan de uitstekende werking van de vormingscentra, die nauwkeurig de richtlijnen en methodes volgen van het national centrum in Clairefontaine. Opsporing van talent en opleiding, waarbij studies tot het niveau hoger middelbaar onderwijs deel uitmaken van het programma, zijn primordiaal. De meeste jongeren maken overigens het volledige studieprogramma af, wat hen een groter evenwicht en intellectueel vermogen bezorgt. Daardoor staan ze ook meer open voor technische en tactische lessen.

De vormingscentra van Nantes, Lyon, Rennes, Auxerre en Le Havre zijn de meest succesrijke. Samen leverden deze vijf clubs elf van de achttien wereldkampioenen bij de min 17-jarigen. Twee van de achttien, doelman Fabre en middenvelder Meghni, werden al aan de haak geslagen door het Italiaanse Bologna. De twee aanvallers van de ploeg, Sinama-Pongolle en Le Tallec staan dan weer op het punt om over te stappen van Le Havre naar Liverpool.

Volgens Claude Dusseau, directeur van het nationaal centrum van Clairefontaine, vormt de opleiding geen eenzijdige voetballertjes meer. Want er hoort een stuk individualisering bij – op basis van snelheid, gestalte, kracht en karakter – waardoor elke speler zich op onafhankelijk wijze kan ontwikkelen.

De Franse voetballers staan er dus goed voor en meer en meer wordt in Europa getracht het Franse voorbeeld te volgen. Ook in België, onder leiding van Michel Sablon. Het succes heeft wel tot gevolg dat de beste spelers snel hun clubs verlaten om het geld in andere landen te rapen. Van de twintig A-spelers die voor de laatste vriendschappelijke interland van Frankrijk tegen Algerije werden opgeroepen, speelde er geen enkele voor een Franse club.

Robert Budzinski, technische directeur bij FC Nantes, maakt zich daarover zorgen. “De jongeren die wij opleiden zijn, zodra ze zich bewust worden van hun mogelijkheden, al niet meer met hun gedachten bij ons. En heel hun entourage werkt daar aan mee.” Budzinski maakt daarbij duidelijk een allusie op de makelaars, waarvan er tegenwoordig om de hoek van eender welk stadion een zijn opwachting maakt.

Niet alleen in Frankrijk denken jonge voetballertjes te vroeg aan geld en te weinig aan prestaties. Ook bij ons worden zij daardoor al te snel gedestabiliseerd, waardoor ze hun verantwoordelijkheidszin en de vreugde die er in het voetbal te vinden is, verliezen. En na een tijdje gaan er weer zovelen verloren.

door Mick Michels

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content