Achter de interesse van Qatar voor jonge Belgische spelers verbergt zich een investeringsfonds dat Imoh Ezekiel en Maxime Lestienne al kon strikken. Hoe gaat dat in zijn werk en wie zit erachter?

Het nieuws raakt bekend op 31 juli. Op die dag kondigt Standard aan dat het een akkoord gevonden heeft met de Qatarese club Al Arabi over de transfer van zijn Nigeriaanse aanvaller Imoh Ezekiel. Een verbazend bericht, aangezien Ezekiel, jong en talentvol, eerder voorbestemd leek voor een Europese subtopper. Vanaf het begin wordt wel duidelijk gemaakt dat het de bedoeling is de speler uit te lenen. Maar het zijn vooral de met de transfer gemoeide bedragen die monden doen openvallen. Ezekiel zou namelijk een bonus van 3 miljoen euro kunnen binnenrijven als hij de Qatarese nationaliteit aanvaardt. Bedoeling is dus om een jonge speler – hij is nog maar twintig – te naturaliseren met het oog op het WK 2022. Dan zal hij nog altijd maar 28 zijn en zou hij de speerpunt kunnen worden van de thuisploeg. Om hem helemaal over de streep te trekken biedt Al Arabi hem een jaarsalaris van 2,5 miljoen euro netto. Vergelijk even met Hamdi Harbaoui, die voor SC Qatar speelt, al dertig jaar is en ‘maar’ 1 miljoen euro netto verdient.

Je kunt je afvragen wat er van de sportieve carrière van de ex-Standardspits zal worden, maar je kunt ook zeggen dat zo’n transfer de moeite waard is voor een Afrikaan die heel zijn familie uit de miserie wil helpen. Vooral omdat Ezekiel er teleurgesteld over is dat hij zelden wordt opgeroepen voor de Nigeriaanse nationale ploeg door politieke spelletjes bij de voetbalbond. De deal is dus niet alleen financieel een goede zaak voor hem, maar ook sportief. Hij zou immers dolgraag ooit een WK spelen.

Is dit een verontrustende ontwikkeling? Iedereen lijkt er beter van te worden: Standard heeft zijn speler voor een onverhoopte transfersom (8 miljoen euro) kunnen verkopen en de speler ziet op drie jaar tijd zijn bankrekening aandikken met 7,5 miljoen euro plus een eventuele bonus van 3 miljoen. En dan hebben we nog niet vermeld dat de club aan wie Ezekiel eventueel uitgeleend wordt geen euro aan transfergeld zal moeten betalen.

Bepaalde media stelden zich in die periode echter de vraag of dit soort procedés straks ook geen andere spelers van de Belgische competitie zou treffen. Le Soir had het meer bepaald over onze nationale belofteploeg, die in de schaduw van de Rode Duivels voetbalt. Is die ‘verloren generatie’ niet voorbestemd om zulke deals te sluiten?

De publieke opinie wordt echter pas echt wakker met de transfer van Maxime Lestienne en de onderhandelingen rond Paul-José Mpoku. Op 26 augustus vernemen we dat de speler van Club Brugge met Al Arabi – de club van Ezekiel – onderhandelt. Ook bij Lestienne is er sprake van een uitleenbeurt aan een buitenlandse club. De Qatarese nationaliteit, daarentegen, is geen conditio sine qua non. Ook Mpoku zit met Al Arabi aan tafel, aan dezelfde voorwaarden als Lestienne. Die laatste laat zich verleiden, maar voor hij zijn handtekening onder de deal zet, wil hij eerst weten aan welke club hij uitgeleend zal worden. Leven van beloftes, zoals Ezekiel die nu nog steeds bij Al Arabi voetbalt, wil hij immers niet. De naam AC Milan valt, maar uiteindelijk wordt het FC Genoa, een respectabele middenmoter in de Serie A. Mpoku, van zijn kant, ziet de onderhandelingen met Al Arabi mislukken, ondanks een tripje naar Doha in de laatste uren van de transferperiode.

Achter al die manoeuvres gaat niet alleen een club schuil, maar ook en vooral een Qatarees investeringsfonds, dat verbonden is aan Al Arabi. De interesse van dat fonds voor de Belgische competitie riskeert hier de verhoudingen serieus scheef te trekken. Dat is toch enigszins alarmerend. Daarom trok Sport/Voetbalmagazine op onderzoek. We gingen na wie in Qatar aan de touwtjes trekt en welke voor- en nadelen zulke investeringsfondsen hebben voor onze spelers en clubs.

Al Arabi, onbekende kolos

Achter dat investeringsfonds verbergt zich dus Al Arabi, de club uit Doha die in het Grand Hamad Stadium met 13.000 plaatsen speelt. Het enige wapenfeit van de laatste jaren: de transfer van Gabriel Batistuta in 2003. De club is eigendom van de familie Al-Thani, die ook PSG beheert. Tussen 2000 en 2009 was de voorzitter van Al Arabi ook een lid van de familie. Sjeik Jassim bin Fahad bin Jassim Al Thani, sjeik Khalifa bin Hammad bin Jaber Al Thani, sjeik Falah bin Jassim Al Thani en sjeik Faisal bin Mubarak Al Thani: ze zijn allemaal verwant aan Tamim bin Hamad Al Thani, de emir van Qatar, die verschillende clubs in zijn land bezit zoals – naast Al Arabi – Qatar SC en Lekhwiya. Vandaag is sjeik Hitmi Al Hitmi, de op achttien na meest invloedrijke persoon van het emiraat, voorzitter van Al Arabi.

Ook al heeft Al Arabi de titel niet meer gewonnen sinds 1997 en leeft de club in de schaduw van mastodonten zoals Lekhwiya, Al Saad of Al Gharafa, toch wil ze van zich doen spreken. Afgelopen zomer was het Al Arabi dat een megalomaan contract aanbood aan Xavi om hem te overtuigen Barcelona te verlaten. Tevergeefs.

Toch is het niet de club die spelers koopt, maar een investeringsfonds rond sjeik Hitmi Al Hitmi. Zodra ze aangeworven zijn, worden de spelers ter beschikking gesteld van bevriende clubs in Qatar of uitgeleend aan een team in Europa. Erg transparant is het allemaal niet. Telkens als de makelaar van een speler probeerde om de identiteit van de mensen achter het fonds te achterhalen, ging de deur dicht. Eén naam komt wel steevast aan de oppervlakte: die van Marco Abdallah, vertrouwenspersoon van de sjeik.

Waarom de Belgische markt?

De komst van een investeringsfonds naar de Belgische markt roept een aantal vragen op. De Qatari hebben immers ook Zakaria Bakkali, Brandon Mechele, Björn Engels, Thomas Meunier, Ahmed El Messaoudi en Hans Vanaken benaderd, allemaal jonge spelers die in onze competitie voetballen of bij de nationale belofteploeg actief zijn. Want het eerste doel is niet om het Qatarese voetbal sterker te maken, maar om geld te investeren en dat later dubbel en dik terug te krijgen. Daarom zetten de Qatari vooral in op jonge spelers, om daar op termijn geld uit te slaan. Het is ook daarom dat het investeringsfonds er alle belang bij heeft om zijn spelers in de vitrine te plaatsen. Zo stijgt hun waarde immers. Vandaar dat een uitleenbeurt naar een aantrekkelijke competitie niet alleen interessant is voor de speler, maar ook voor het fonds.

Toch beginnen sommigen aan dat laatste te twijfelen. “De Qatari vragen aan tussenpersonen om nieuwe rendabele investeringen te vinden, maar ik ben ervan overtuigd dat die hun werk niet helemaal correct doen, gezien de hoge transferprijzen”, legt een makelaar ons uit. Als de Qatari Mpoku hadden kunnen overhalen om te tekenen, dan zou hen dat 14 miljoen euro (salaris en transferkosten) gekost hebben op een tijdspanne van vijf jaar. Het lijkt moeilijk om zo’n geldsom op termijn te recupereren. “Soms heb ik de indruk dat het voor hen meer een hobby is dan een investering. De Qatari spelen Monopoly en als het op het einde van de rit iets opbrengt, dan is dat mooi meegenomen.”

Blijft nog een vraag over: waarom investeren de Qatari in de Belgische competitie? Om twee redenen. Eén: het succes van de Rode Duivels, allemaal jonge spelers die in de Premier League doorbreken, heeft de investeerders doen denken dat de Belgische grond wel erg vruchtbaar moet zijn. Twee: de aanwezigheid van de Aspire Academy in Eupen. Officieel hebben de mensen van de Academy niets te maken met het investeringsfonds, maar in de Qatarese microvoetbalwereld kent iedereen elkaar en komen we op het einde van de ketting toch weer uit bij de emir. Dankzij Aspire is België geen onbekende in Qatar.

Gevaarlijk voor het Belgische voetbal?

Werken met een investeringsfonds is niet de meest gezonde methode, want de controle ligt dan niet meer bij de club, de makelaar of de voetballer zelf. Het investeringsfonds bepaalt immers waar de toekomst van een speler ligt. Nochtans zijn niet alle makelaars per definitie tegen de komst van zo’n fonds. “Bepaalde clubs hebben niet genoeg geld om een behoorlijke transfercampagne te voeren en doen daarom een beroep op een investeringsfonds. Dat fonds betaalt dan bijvoorbeeld de transfer, maar wordt dan wel voor vijftig procent eigenaar van de speler”, legt makelaar Christophe Henrotay uit. “Zo komt een club er niet noodzakelijk als verliezende partij uit, zelfs als ze de helft van de prijs van een eventuele doorverkoop afstaat.”

Clubs kunnen ook spelers lenen die het investeringsfonds in de kijker wil zetten. Hamburg, financieel compleet aan de grond, heeft op die manier een aantal transfers kunnen doen. Eigenlijk leeft de Noord-Duitse club dus op krediet. Overigens betalen de Qatari salarissen aan spelers die clubs zich meestal niet kunnen veroorloven. Daarom neemt het investeringsfonds vaak ook het salaris van de uitgeleende speler voor zijn rekening. Meer en meer makelaars hebben begrepen dat ze in de toekomst het best aandelen verwerven in een investeringsfonds. “Het is duidelijk dat je meer macht hebt aan de onderhandelingstafel als je gedeeltelijk eigenaar bent van een speler”, bevestigt Henrotay.

Belgische clubs die in de verleiding komen om met investeringsfondsen te werken, moeten dus weten dat dat voordelig is als je een speler koopt maar nadelig als je er een verkoopt. En het is geweten dat veel clubs in ons land overleven via de opbrengsten uit hun transfers. Recent nog bevestigde Bruno de Carvalho, de voorzitter van Sporting Clube de Portugal, die weigert met investeringsfondsen te werken, in France Football het volgende: “Niemand kan een club beheren als je maar vijf, tien of twintig procent van een speler bezit, omdat onze business er juist in bestaat om spelers te verkopen. (…) We krijgen nu te maken met een monster dat controle heeft over de clubs en de spelers. Het investeringsfonds zegt je dat je een speler moet verkopen of dat er anders problemen komen.” Hij bekritiseerde ook het gebrek aan transparantie bij die fondsen. “We mogen weten welke spelers bij welk fonds zitten, maar wie eigenaar is van de fondsen, dat weten we niet.”

Ten slotte: wat gebeurt er wanneer een speler die aan een fonds toebehoort in waarde daalt? Onlangs bracht Het Laatste Nieuws het verhaal van Fabrice Olinga, eigendom van Pini Zahavi, die de economische rechten van de speler gekocht had voor één miljoen euro. In 2012 koopt Málaga een deel van de rechten van Olinga, maar hij voldoet er niet. Een jaar later is Zulte Waregem geïnteresseerd, maar de club is niet in staat om de rechten van Málaga over te kopen. Ze willen Olinga eigenlijk alleen lenen. Zahavi vraagt dan aan de voorzitter van AEL Limassol, die hij goed kent, om de rechten van Málaga over te kopen. AEL leent Olinga vervolgens uit aan Zulte Waregem. Op het einde van de uitleenbeurt beslist de West-Vlaamse club Olinga niet te kopen, waardoor de speler nu zonder club zit. Bovendien kan hij niet kiezen waar hij naartoe gaat, want hij is eigendom van Pini Zahavi. Zulke gevallen zullen in de toekomst meer en meer voorkomen. ?

DOOR STÉPHANE VANDE VELDE – BEELDEN BELGAIMAGE

Telkens als de makelaar probeerde de identiteit van de mensen achter het investeringsfonds te achterhalen, ging de deur dicht.

“Soms heb ik de indruk dat het voor de Qatari meer een hobby is dan een investering.” Een anonieme makelaar

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content