Op 1 januari 2002 verliet Paulus Roiha als topschutter HJK Helsinki voor FC Utrecht, waar hij de verwachtingen niet kon inlossen. Bij Cercle Brugge wil de Fin na de kommer en kwel wel ontploffen.

P aulus Roiha (24) : ( in perfect Nederlands) “Voor een aantal Finse spelers betekende de Nederlandse subtop de springplank naar de Europese topcompetities. Jari Litmanen was de eerste, maar je hebt ook nog Sami Hyypiä en Joonas Kolkka. Ze leerden het vak bij Willem II, waar ik onder Co Adriaanse als zeventienjarige ook tweemaal testte. Alleen vond ik me toen nog te jong. Ik zat nog op school en had nog niet in de Finse competitie gespeeld. Liever wilde ik alles stap voor stap doen, in plaats van halsoverkop beslissingen te nemen en zomaar alles achter te laten.

“Begin 2002 voelde ik me wel klaar. Ik was net verkozen tot Talent van het Jaar, had bij HJK Helsinki het seizoen met 22 doelpunten afgesloten als topscorer en kreeg mijn kans als international. Bovendien wilde FC Utrecht 500.000 euro neertellen, waarmee ik een van de duurste aankopen uit de clubgeschiedenis werd. Het was duidelijk een etiket dat op mijn rug plakte, maar ik vond het geen last. Integendeel, het gaf me vertrouwen, ik was voor hen een absolute prioriteit.

“In Finland werd ik echt op mijn kwaliteiten uitgespeeld. Ik zorgde voor diepte en snelheid, stond bekend als Paukku, wat explosie betekent. Dat was blijkbaar ook Han Berger, de toenmalige technisch directeur van Utrecht, opgevallen. Alleen had ik de tegenslag dat die samen met trainer Frans Adelaar vrij snel op een zijspoor werd gezet. Toen ook nog eens de voorzitter vertrok, vormde dat een zwaar nadeel. Zij hadden veel vertrouwen in mijn voetbalcapaciteiten, gaven me rustig de tijd om het eerste half jaar met invalsbeurten voor een toegevoegde waarde te zorgen. Ik kwam bij een goed ingespeelde ploeg terecht, waar ik in de aanval moest opboksen tegen Dirk Kuijt en Igor Gluscevic.

“Daarna begon de periode van kommer en kwel. Foeke Booy kwam en had het niet op mij begrepen. Dat merkte ik van bij het begin. Ik kende nochtans een prima voorbereiding, speelde goed en scoorde vlot. Maar in de laatste duels voor de competitiestart mocht ik telkens maar tien minuten spelen. Ik vond dat niet terecht en maakte hem dat ook duidelijk. Want in Nederland verwachten ze dat je voor je mening opkomt. Maar die gesprekken haalden niks uit. De eerste twee competitiewedstrijden speelde ik in totaal exact zeven minuten. ( Vol ongeloof) Ik was blijkbaar niet scherp genoeg ingevallen. Als gevolg daarvan mocht ik een maand niet met de A-kern meedoen. Maar ik knokte terug en stond rond de nieuwjaarsperiode nog enkele keren in de basis. Door een enkelblessure verloor ik opnieuw vier weken. Toen werd duidelijk dat ik vierde keuze was. De trainer stak zich weg achter de tactiek : ik paste zogezegd niet in zijn systeem. Booy maakte me zwart in de Nederlandse pers, zocht blijkbaar een alibi. Dat vond ik bijzonder laf. ‘Die jongen traint niet goed’, verklaarde hij dan. ( Berustend) Ach, wat moet je daar dan op zeggen ?”

“Rechtvaardigheid in het voetbal is soms ver te zoeken. Ongeveer een jaar geleden kreeg ik mijn laatste kans. De hele zomer had ik keihard getraind. Ik was nooit een hardloper, maar werd toch derde in zo’n beeptest. Maar mijn lichaam verteerde de vele zware inspanningen slecht, waardoor ik een ontsteking aan mijn achillespees opliep. Het leidde tot een onbeschikbaarheid van tweeënhalve maand. De eerste zeven weken mocht ik zelfs helemaal niet lopen en trainen. Dan is het erg moeilijk om terug te keren. Ik revalideerde in Zeist, het gespecialiseerde centrum van de KNVB. Alles was daar heel goed geregeld, wat de eenzaamheid wat verdreef.

“Eind oktober raakte ik weer volledig fit. Maar ondertussen was er al een Japanse speler bijgekomen, terwijl de traditionele 4-4-2 werd veranderd in een 4-5-1-veldbezetting. Daarin mocht Hans van der Haar zich uitleven als targetman. In twee wedstrijden speelde ik via invalbeurten 45 minuten als linkermiddenvelder. Dat viel zwaar tegen. Ik kon die afstand van zeventig meter moeilijk overbruggen en miste ook nog eens een goede kans tegen RKC. Dat was de druppel die de emmer deed overlopen. Ik werd persona non grata.

“Ik was gewoon te duur, maar niemand durfde dat te zeggen. Na de winterstop werd ik verhuurd aan FC Zwolle. Een onverstandige keuze, want ik kwam weer in een 4-5-1-systeem terecht. Ik wilde graag weer spelen, maar miste de hele voorbereiding in januari doordat ik bij Utrecht individueel mijn conditie moest onderhouden. Ik kwam bij Zwolle een paar dagen voor het eerste duel. Die ploeg stond helemaal onderaan en draaide totaal niet. Ik speelde vijf wedstrijden als targetman op amper drie weken tijd. Meteen werd duidelijk dat ik ritme en efficiëntie ontbrak. Vandaar dat ze kozen voor Bert Zuurman. Hij moest voorin oorlog maken. De enige positie voor mij was nog aan de buitenkant, maar veelal fungeerde ik als twaalfde man. Dat was helemaal niet de bedoeling. Ik was beter bij Utrecht gebleven.

“Mocht ik in Nederland een waardige kans hebben gekregen, dan was ik zeker geslaagd. Ik ben geen karakterbeest als Stijn Vreven of een spits als Dirk Kuijt, een dieselmotor die blijft lopen. In Nederland vinden ze dat je alles moet doen : altijd aanspeelbaar zijn, scoren, diep terugvallen en hard voor de ploeg werken. Nogal extreem, vind je niet ? Jerrel Hasselbaink en Roy Makaay vonden ze voetballend niet goed genoeg. Die jongens moesten naar het buitenland om respect af te dwingen. Dat vind ik veelzeggend. Ik kan mezelf niet veranderen. Ik ben een op de loer liggende aanvaller, die graag met zijn snelheid de gaten achter de verdediging induikt. Maar ik ben heus wel meer dan een simpele counterspits, ik kan ook combineren en kopduels winnen.”

“Cercle Brugge is voor mij een echte verademing. Een gesprek met Tom Van Mol gaf de doorslag. Hier kan ik weer met een schone lei beginnen, ook al achtervolgen die rotverhalen me vanuit Nederland. Cercle is een rustige club, met een familiaal karakter. Bovendien krijg ik het vertrouwen van de trainer, spelen we met twee spitsen en ook nog eens een offensieve middenvelder in steun. Volledig mijn ding. Dat doet enorm veel deugd. Ik ga hier niet bewijzen dat ik een nieuwe John Hartson of Haile Gebreselasie ben. Liefst wil ik zoals veel spitsen mijn doelpunten meepikken, assists geven en gevaarlijk zijn.

“Tot nu toe ben ik redelijk tevreden. Ik zit wel nog niet aan honderd procent. Bijna drie jaar zonder echt te spelen op een hoog niveau, dat wreekt zich. Ik weet van mezelf dat ik niet mag teren op flitsen. Het komt erop aan de komende weken een constant niveau te halen. Ik wil nu gewoon weer met een lekker gevoel voetballen. Het klotedenken moet verdwijnen en plaatsmaken voor appreciatie. Mijn geest is weer vrij, zit niet langer vol zorgen en twijfels. Dat telt.”

door Frédéric Vanheule

‘Ik ben heus veel meer dan een simpele counterspits.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content