In Doornik werd ‘de kleurrijkste stadsderby van het land’ drie jaar geleden geofferd aan hogere aspiraties. ‘Maar de stad beseft nog niet voldoende wat er hier mogelijk is.’

Momenteel past alleen het stadion bij de hogere aspiraties van les Sang et Or. Het nieuwe Stade Luc Varenne, genoemd naar de vroegere, van Doornik afkomstige RTBf-sportcommentator. Het ligt aan Tournai Expo, vlakbij de afrit van de autosnelweg. Een eigentijdse, lichtogende constructie met veel glas en staal. Voldoet aan de normen voor tweede klasse en is op uitbreiding voor eerste berekend. De capaciteit van 7500 plaatsen kan gemakkelijk verdubbeld worden. De mat is gaaf, de kleedkamers zijn ruim. Op de kastjes staan de spelersnamen. Joerie Pardo ! Ex-Club Brugge en ex-Aalst. Lionel Ladon ! Ex-Moeskroen. Bureaus. Massageruimte. Perszaal. Drukkerij. Clubshop. Wasmachines. Receptiezaal en restaurant met 252 plaatsen. Een vipruimte met panoramisch uitzicht op onder andere de door de Unesco als Werelderfgoed erkende monumenten van Doornik, het belfort en de kathedraal Notre Dame.

Het stedelijke stadion werd officieel ingehuldigd op 3 oktober 2003 en zou 250 tot 300 miljoen oude Belgische frank gekost hebben. Hoewel het Doornikse voetbal in de jaren vijftig van eerste klasse proefde en in 1956 zelfs van de Heizel thuiskwam met de beker van België, lezen we op de website van de fusieclub RFC Tournai dat de mooiste bladzijden nog geschreven moeten worden. Over RC en Union Doornik wordt er in het Stade Luc Varenne “op straffe van boete” niet meer gepraat.

De fusieclub startte in 2002 in derde klasse, maar degradeerde vorig seizoen naar bevordering. Claude Verspaille maakte de ontwikkelingen van de laatste jaren in Doornik mee als trainer. Het seizoen voor de fusie promoveerde hij met Union naar derde klasse, waar hij in het eerste seizoen van de fusieploeg in de linkerkolom eindigde. Vorig seizoen werd hij in december ontslagen. Marc Wuyts volgde hem op, er werden vijf nieuwe spelers gehaald, maar toch degradeerde RFC.

“De fusieclub is gezakt door de tweestrijd in het bestuur”, aldus Verspaille. “De bestuursleden van Racing en Union kwamen niet overeen. Ik werd er zelfs mee geconfronteerd in mijn kleedkamer. De ene die de andere slechte transfers verwijt en zo. Zo is het als trainer heel moeilijk functioneren. Ondertussen is bijna iedereen van Union er vertrokken. RFC Doornik is eigenlijk RC Doornik. Je moet weten dat het verschil in mentaliteit tussen Union en Racing enorm is. Racing ziet het groot, maar mist de warmte en de groepsgeest van Union. Sinds Racing aan de macht is, wordt er heel veel geïnvesteerd in spelers. Ze willen zo snel mogelijk naar derde en tweede klasse, maar ik vrees dat ze té snel vooruit willen. Vergeet niet dat Racing drie, vier jaar geleden wegens RSZ-schulden is moeten zakken.

“De fusie is mislukt. Drijvende kracht erachter is de burgemeester, Christian Massy ( PS, nvdr), geweest. Hij is voorzitter van de fusieclub. Hij was ook de man achter de fusie in het basketbal tussen Estaimpuis en Doornik. Die haalde wel even de top, maar is ondertussen failliet gegaan. Massy is een burgemeester die zich wat spiegelt aan Jean-Pierre Detremmerie van Moeskroen, maar wel een heel andere persoonlijkheid. Koeler, afstandelijker, minder communicatief. Ik maakte Detremmerie mee bij Moeskroen en ik moet zeggen : zo ken ik er maar één. Hij kon iedereen enthousiasmeren voor de zaak. Wat hij aan geld voor de club binnenhaalde, was enorm. In vergelijking met Doornik is Moeskroen als stad peanuts, maar ik betwijfel of ze in Doornik ooit hetzelfde zullen kunnen realiseren.

“Het kan, alleszins, want Doornik is een bruisende stad met veel industrie en een stadion waar je probleemloos mee naar eerste kunt. Vergeet niet dat er een tijd geweest is dat Union en Racing elk voor 10.000 toeschouwers speelden. Maar daar zijn ze nu ver vanaf. Voor de derby’s in bevordering kwamen er nog 3000, naar de fusieclub gemiddeld 1000. Waar zijn die andere 2000 ? Er gaan er veel naar Moeskroen kijken, maar dat kan veranderen. Hoe hoger ze zullen spelen, hoe meer volk ze zullen krijgen. In eerste klasse zou Doornik zeker 10.000 man trekken, misschien zelfs meer. Er zijn trouwens nu al Vlaamse industriëlen die van Moeskroen naar Doornik verhuizen.”

J ean-Claude Vandevenne, baas van Tournai Meat Industry, is algemeen manager en bestuurder van RFC Tournai. “De fusie was noodzakelijk”, zegt hij. “Beide clubs kenden financiële moeilijkheden en de infrastructuur was verouderd. Een fusie was de enige oplossing om hogere ambities te kunnen waarmaken. Ze moest er al lang gekomen zijn, maar ja…, er moet iemand durven, hé. De burgemeester beloofde een nieuw stadion, ook omdat de oude stadions van RC en Union plaats moesten ruimen voor respectievelijk de uitbreiding van het ziekenhuis en de bouw van een brandweerkazerne. Er waren er veel die hem niet geloofden, maar het staat er nu toch. Dat bewijst dat hij een man van zijn woord is die iets durft te doen. Maar twee groepen mensen met verschillende statuten, gedachten en politieke overtuigingen samenbrengen en zorgen dat die in één richting werken, is natuurlijk niet gemakkelijk. Het is ook niet omdat de fusie getekend is dat ze al gemaakt is. We zijn gestart met zestien bestuurders, twee keer acht, met elk een inbreng van 250.000 frank. Maar nu zijn er al maar tien meer.

“Je hebt natuurlijk de heel oude generatie, die uit koppigheid of idealisme voor Racing of Union zal blijven, maar we merken toch dat het publiek stilletjes aan het terugkeren is. En de nieuwe generatie staat sowieso achter de fusieclub. Het nieuwe stadion is er één Doornik waardig. Maar de politiek van de stad is er geen van veel geven. Het Stade Luc Varenne staat onder autonoom beheer van een gemeentelijke vzw, die moet zorgen dat de investeringen renderen.

“We huren het en betalen het water- en elektriciteitsverbruik. De stad onderhoudt het hoofdveld, wij de drie oefenvelden, die we trouwens ook zelf aanlegden. Inkomsten van de supporterskantines zijn voor ons, maar op die van de vip, waar toch veel geld verteerd wordt, hebben we slechts een percentage. Daar vecht ik een beetje tegen. Zeker in derde en tweede kan dat niet meer, vind ik. Als je op jezelf wil functioneren, moeten alle commerciële inkomsten naar de club gaan. Want wat kost het niet allemaal ? ! Nu, in bevordering, alles samen al rond de 20 miljoen frank. Als je groot wilt worden, moet je werken zoals het hoort. We wonnen de eerste periodetitel en voetballistiek zijn we zeker de beste ploeg, maar op de kleine veldjes in bevordering worden we als de grote club opgewacht, is het schoppen en doen en konden we ons voetbal niet altijd uitbuiten.

“Doornik heeft een groot potentieel, dat nog niet uitgewerkt is. Het is een hele oude en hele schone stad, maar… commercieel gezien is er nog veel meer mogelijk. Hier zijn heel veel industriezones die ook nog eens goed draaien. De stad is uitstekend gelegen met al die autostrades eromheen en er is plaats voor verdere groei. Maar ik denk dat de stad nog niet goed beseft wat er hier economisch mogelijk is. Doornik is nog niet genoeg gekend bij potentiële investeerders en de grote industrieën die er wel al gevestigd zijn, hebben een duwtje nodig.”

Het voetbal, dat dixit burgemeester-voorzitter Massy zo snel mogelijk naar de tweede klasse wil, is er afhankelijk van. “Normaal moeten we dit seizoen promoveren”, aldus Vandevenne. “Een ploeg maken die dan ook meteen de kop speelt in derde is geen probleem, denk ik. Maar de dag dat we naar tweede stijgen, zal er een andere stedelijke en economische steun nodig zijn. Van eerste praten we nog niet. Het probleem is niet er te komen, maar er te blijven. Dat is wat anders. Maar in tweede kunnen we gerust spelen. Waarom niet ?

“Momenteel moeten we rond het veld structuren bijbouwen om alle reclame te kunnen plaatsen, maar grote sponsors van twee, drie miljoen vonden we nog niet. Maar ik ben ervan overtuigd dat het zal verbeteren eens je de kop in derde speelt. Ik voel dat nu al.”

Moeskroen is momenteel dalend, Doornik stijgend. “Dat is de gang van het leven, denk ik”, glimlacht de manager van RFC Doornik. “Ik denk dat Doornik het potentieel heeft om in eerste klasse te spelen en met de tijd ooit de plaats van Moeskroen zal innemen. Het kan niet anders. Doornik heeft een enorm potentieel. Moeskroen heeft er bijna geen. Het kreeg er alleen door één man. De burgemeester. Hij trok het allemaal aan. Een man met een hart voor voetbal, die zijn gedacht deed en ook electoraal onpopulaire beslissingen durfde te nemen. Fantastisch. Wat hij en zijn mensen opbouwden, daar moet je je hoed voor afnemen. Ja, ik denk wel dat in deze streek Doornik de troeven in handen heeft.”

Nog drie keer promoveren. Van vierde naar eerste klasse : in de jaren vijftig deed Racing Doornik er negen jaar over. “Om de drie jaar promoveerden we”, vertelt Jules Devos (74), die er toen als speler bij was en er later ook trainer en secretaris werd. “Union steeg enkele jaren eerder dan Racing naar eerste klasse, maar beiden degradeerden ze ook meteen weer. Wij wonnen in die tijd wel de beker van België, 2-1 tegen Verviers. Formidabel.

“Doornik is een echte voetbalstad, waar de kleurrijkste stadsderby van het land werd gespeeld. Ze kwamen zelfs van Vlaanderen en Frankrijk kijken. Bomvolle treinen, bomvol stadion, 10.000 man. Folklore tot en met. En nijd ! Union was meer het werkvolk, links. Racing was de katholieke club, de bourgeoisie een beetje. Onze voorzitter destijds was een vicomte. Een burggraaf. Nooit kwamen er in Doornik meer mensen naar een voetbalwedstrijd kijken dan naar Racing-Beringen, laatste match voor de promotie naar eerste, 11.275 betalenden ! Ze hingen tot in de bomen. Maar ik zeg altijd : er zijn geen mirakels. Je moet geld hebben en je moet goed kunnen kopen.”

Dit is het zesde en laatste verhaal in een maandelijkse reeks over steden zonder elitevoetbal.

door Christian Vandenabeele

‘In eerste klasse zou Doornik 10.000 man trekken, misschien zelfs meer.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content