Op de vooravond

Op de parking van Hotel Weinebrugge, aan de rand van het Brugse Tillegembos, prepareren de mecaniciens van Trek Factory Racing de tijdritfietsen voor de proloog van de 3-daagse van West-Vlaanderen. “Een hele dag werken voor zeven kilometer”, klinkt het. Fietsen worden gepoetst, banden opgepompt, kettingen gesmeerd. “Als Willy (Wellens, nvdr) dit ziet, dan wordt hij zot”, lacht Franky Van der Elst, als eerste op de afspraak. “Willy was vroeger ook meestal een beetje te laat.” Een beetje…

De geboren Diestenaar, een fervente fietser, kijkt even naar de mecaniciens, maar stapt dan vastberaden naar zijn ex-ploegmaat, met wie hij tussen 1984 en 1986 bij Club Brugge samen speelde. De mooie jaren, herinnert hij zich, véél beter dan zijn eerste jaar in blauw-zwarte loondienst, nog altijd een gitzwarte vlek in zijn carrière.

De spits denkt terug aan het seizoen 1981/82, toen Club Brugge pas op de slotspeeldag de degradatie naar tweede klasse kon vermijden. Met dank aan RWDM, mét de piepjonge Franky Van der Elst in de basis, dat met 5-0 weggeveegd werd, na onder andere twee doelpunten van Jan Sørensen. Wellens: “Een einzelgänger. Goede voetballer, maar hij heeft te weinig uit zijn carrière gehaald. Rampzalig seizoen en Jan was niet de speler die de anderen op sleeptouw nam.”

Wellens kwam van Standard, waar hij met Ernst Happel en Robert Waseige samengewerkt had, in Brugge was het… anders. “Drie trainers in een seizoen versleten. Begonnen met Anton‘Spitz’ Kohn, een Luxemburger, ooit assistent bij Ajax. Catastrofe. En dan Rik Coppens, die op training de vrije trappen gaf en altijd mee speelde. Soms was het al donker toen hij de wedstrijdjes affloot, we speelden gewoon verder tot zijn ploeg op voorsprong stond. (schudt met het hoofd) Hij was toch al een tijdje gestopt met voetballen?” Van der Elst: “Zoiets is nu ondenkbaar, want de dag erna staat het op Twitter of YouTube.” Wellens: “De mensen zouden zich een breuk lachen. Gelukkig konden we ons onder Raymond Mertens, een vaderfiguur, nog redden. Hij kreeg er op zijn manier weer de schwung in.”

Ook voor Van der Elst was het een speciaal seizoen. “Mijn eerste als titularis van RWDM, waarmee we op de tweede speeldag van Club wonnen. Ik heb toen zelfs het tweede doelpunt gemaakt. Alleen voor Birger Jensen, met buitenkant rechts binnen. Ik dacht: gaat dat hier zo gemakkelijk?” (lacht)

George Kessler

Na Clubs rampseizoen wil het bestuur orde op zaken zetten. George Kessler, met het Nederlandse AZ landskampioen, bekerwinnaar en finalist in de UEFA Cup, wordt de nieuwe trainer.

Wellens:Kessler bracht Ron Spelbos mee, een echte aanwinst in de verdediging. Maar zijn tweede transfer, Willy Carbo, was iets minder. Goede jongen, maar dat was nog de tijd toen ‘ze’ spelers op basis van een of twee goede matchen kochten. In Kesslers eerste seizoen moest Carbo absoluut starten in de bekerfinale. 3-1 verloren van Beveren… Foute beslissing.”

Van der Elst: “Dat heeft Erik Gerets met Milan Lesnjak ook eens gedaan. Niet dat we daarom met 4-0 verloren van Genk, maar toch.”

Wellens: “Kessler. (zucht) Geen grote tacticus, meestal dezelfde trainingen, maar een generaal die het enorm goed kon uitleggen en de jonge gasten gingen daarin mee. Hij heeft Marc Degryse laten debuteren. Klein manneke, met een snorretje… (lacht) Waar chaos heerste, bracht Kessler de organisatie terug, maar eenmaal alles weer op poten stond, kon hij de ploeg maar beter afgeven. Hij kon ons wel altijd met ‘iets’ verrassen. Na een zware nederlaag op de terugweg naar Brugge in een peperduur restaurant stoppen, bijvoorbeeld. Hij betaalde wel niet, maar kom… Of allemaal samen naar Hotel Maastricht, aan de boorden van de Maas, waar de boten ’s nachts bij manier van spreken door de kamer voeren. Toet-toet-toet… Maar hij had daar blijkbaar goede connecties. Na hun verblijf kregen de gasten een grote plastieken tas, met daarop de namen van bekende personen. Onder andere Farah Dibah, de vrouw van de sjah van Iran, maar er waren ook tassen met ‘Sir George’ op…”

Van der Elst: “Ik zie hem nog aan de dug-out staan, onder een paraplu.”

Wellens: “Een showman. Vier uur voor de wedstrijd moesten we hartige pannenkoeken eten. De een met tomaat, de andere met appel, nog iemand anders met appel én tomaat. Die bestellingen liepen altijd in het honderd… En wie als laatste aan tafel kwam, moest naast Kessler zitten en wist niet wat hij zou eten, want de bestelling klopte nooit. Zulke zaken herinner ik me nog goed, als voetbaltrainer heeft hij minder indruk gemaakt.”

‘Henkie’ Houwaart

Henk Houwaart, het seizoen ervoor trainer van Cercle, verkast in het seizoen 1984/85 naar Club Brugge, waar Van der Elst en Wellens voor het eerst samen aan de aftrap van de derby staan. Resultaat: 6-1 voor Club.

Van der Elst:Leo Van der Elst, Tew Mamadou, Antoine Coly, Gino Maes en ik: dat waren de vijf nieuwkomers. En natuurlijk Henk Houwaart, die ik voor het eerst ontmoette toen ik met Christel een paar huizen kwam bekijken. ‘Hen kie’, in een open wagen met Marie- Anne.”

Wellens: “Marie-Anne!” (lacht)

Van der Elst: “Voor de eerste oefenwedstrijd in Heist zei Houwaart dat ik centraal in de verdediging moest spelen. Maar waar? Ik heb toen aan Hugo Broos gevraagd of ik voorstopper of libero was. ‘Speel jij maar in mijn rug’, zei Hugo. Ik vond Houwaart vooral tijdens de matchen heel sterk, in de week was het wat minder. Geen spectaculaire oefenstof, veel wedstrijden naar kleine doeltjes.”

Wellens: “Goede trainer, maar vooral ook een sfeerbrenger.”

Jean-Pierre Papin, dé spits

In de zomer van 1985 haalt Club Brugge bij Valenciennes, een Franse tweedeklasser, Jean-Pierre Papin weg. Na een seizoen, waarin JPP 32 doelpunten in 43 wedstrijden maakt, wordt de spits aan Olympique Marseille verkocht.

Wellens:Jean-Pierre Papin had alle kwaliteiten die een spits moet hebben: snel, doelgericht en een keihard schot. Als ik dertig meter van de goal stond, dan dácht ik er zelfs niet aan om te trappen, Papin wel. De beste doping voor een spits is doelpunten maken. ’s Morgens, toen we ons voor de training moesten opwarmen, stond hij al naar doel te trappen.”

Van der Elst: “Technisch en in de combinatie nochtans matig – hij had geen linkervoet -, maar heel doelgericht. Kijk naar Pippo Inzaghi, van wie Johan Cruijff altijd zei dat hij niet kon voetballen. Die kon tien keer na mekaar buitenspel staan, waardoor je dacht: ziet die gast dat nu niet? Maar de elfde keer stond hij net géén offside en tikte hij de bal binnen. En toch: had je me toen moeten zeggen dat Papin nog bij Marseille, AC Milan en Bayern München zou spelen én de Ballon d’Or (in 1991, nvdr) zou winnen, dan zou ik toch mijn bedenkingen gehad hebben. Maar uiteindelijk is hij een wereldspits geworden. Als hij trapte, dan was de kans groot dat de bal binnenging.”

Wellens: “Ik ben ook geschrokken, maar in dominante ploegen was hij van goudwaarde. Marc Degryse vond ik een veel betere voetballer, maar Papin had iets speciaals. Chapeau dat hij met die kwaliteiten zo veel uit zijn carrière gehaald heeft.”

Van der Elst: “Wel een speciale gast, die alleen met zichzelf bezig was. Als we met 3-0 wonnen en hij had niet gescoord, dan was hij niet tevreden hoor.”

Wellens: “Nietsontziend, egoïstisch. Maar om de top te bereiken – ook in de zakenwereld – moet je zó zijn. Kijk bijvoorbeeld naar Michel Verschueren, die mens heeft dag en nacht voor Anderlecht gewerkt. Wij zijn ooit eens met gemeenschappelijke vrienden naar Marbella geweest. Michels vrouw was ook mee, maar hij bleef in Anderlecht. Altijd maar werken.”

Van der Elst: “Toch een figuur, hé. Vorig jaar, toen ik door Club TV in het logegebouw uitgenodigd was, zagen we het bestuur van Anderlecht binnenkomen. Een paar minuten erna kwam ook Verschueren binnen en binnen de kortste tijd pakte hij dat hele zaaltje in.”

Bekerfinale in Brugge

Zaterdag 3 mei 1986: vier dagen na de eerste testwedstrijd tussen Anderlecht en Club Brugge (1-1) spelen Cercle en Club de finale van de beker van België in… Brugge.

Van der Elst: “Ik weet nog goed dat Georges Leekens, trainer van Cercle, er alles aan gedaan heeft om die finale op een ander terrein te laten spelen. Club in het Olympiastadion, dat was een thuiswedstrijd.”

Wellens: “3-0, twee strafschoppen van Papin en een doelpunt van mij. 28.000 toeschouwers voor een derby… En drie dagen erna, voor de tweede testwedstrijd tegen Anderlecht, zat er nóg meer volk in het stadion. 31.000, helemaal uitverkocht. Maar bij sommige spelers was de tank leeg.”

Van der Elst: “Ik ben na de bekerfinale nog op stap geweest – anderen wellicht ook (lacht) – maar of dat meegespeeld heeft? 2-0 aan de rust, goals van Papin en Willy, nadat we Anderlecht een halfuur weggespeeld hadden. En niet het Anderlecht van nu, hé. Grün, Olsen, Peruzovic, Andersen, Vercauteren, Arnor Gudjohnsen, Vandenbergh… Na de rust werd het nog 2-2 via René Vandereycken en Stéphane Demol, we drongen aan, maar Jackie Munaron speelde een ongelofelijk slotkwartier.”

Wellens: “In die match heeft Papin collectief gefaald, heeft hij te veel persoonlijk succes nagestreefd, anders pakten we de dubbel. Ik heb gescoord, ja, maar het was tegelijk ook mijn laatste match voor Club. Via Houwaart hoorde ik dat het de bedoeling was dat ik het seizoen erna op de rechtsback zou spelen, maar daar voelde ik me nog te jong – 32 jaar – voor. Toen ik aan mijn twee kinderen van zes en acht jaar vertelde dat ik naar Beerschot zou vertrekken, begonnen ze te wenen. ‘Papa gaat naar Beerschot.’ C’est la vie…”

10-0 en 5-5!

Twee doelpuntenfestivals: in januari 1990 wint Club van Cercle met… 10-0, het seizoen erna – met Wellens in de verdediging van Cercle – wordt het op de slotspeeldag 5-5.

Van der Elst: “Het eerste seizoen van Georges Leekens, die later nog zei dat hij het ambetant vond dat we maar bleven doorgaan. Nochtans hadden we Cercle niet weggespeeld, maar de goals vielen precies vanzelf. En dat is wel meer gebeurd: een evenwichtige match, maar op de een of andere manier wonnen we toch, wellicht ook omdat we iets meer talent hadden. 10-0… Vernederend, ja, maar anderzijds vind ik het toch fijn dat ik erbij was. Een historisch resultaat.”

Wellens: “Die 5-5 was op de slotspeeldag. Schitterend weer, nadat we met nog minder dan twintig minuten te spelen met 5-2 leidden.”

Van der Elst: “We waren al kampioen, maar wilden echt niet verliezen.”

Wellens: “Ik speelde toen als libero, met voor mij Thierry Siquet en JerkoTipuric. ‘Jullie stampen ze omver, ik raap de ballen wel op…’ (fijntjes) Toen heb ik gemerkt dat verdedigen eigenlijk niet zo lastig is.”

Van der Elst: “Drie centrale verdedigers tegen een spits, op die manier kon Willy ’s avonds nog een match spelen.” (lacht)

Dubbele winst voor Cercle

In het seizoen 1992/93 wint Cercle de twee stadsderby’s (3-1 en 1-3), met dank aan Josip Weber, die vier keer scoort.

Van der Elst: “Houwaart was toen trainer bij Cercle, dat waren de matchen waarin je moest opletten. Hij slaagde er altijd in om zijn ploeg – Cercle, Kortrijk… – op te naaien. Twee keer verliezen van Cercle op een seizoen was een vernedering, ja.”

Wellens:Josip Weber… (zucht) Ik weet niet of dat vandaag nog zou kunnen, want voor de andere spelers was samenwerken met Weber echt niet doenbaar. Maar als je drie jaar na mekaar bij Cercle topschutter in de Belgische competitie (92, 93 en 94, nvdr) wordt, dan wordt ambetant gedrag getolereerd en moet iedereen zwijgen. En als de bom op het punt stond om te ontploffen, dan trapte hij er weer een paar binnen. Ideale spits voor een middenmoter, die Cercle toen was, maar in Anderlecht pakte dat niet.”

Van der Elst: “Daar moest je als spits ook mee kunnen voetballen, met Luc Nilis of Marcske (Degryse, nvdr), terwijl Weber altijd wegliep.”

Derby in Brussel

Cercle en Club spelen in de lente van 1996 de bekerfinale in het Koning Boudewijnstadion, waar blauw-zwart met 2-1-winst de dubbel pakt. Matchwinnaar is Mario Stanic, die twee keer scoort, en daarmee zijn totaal in zijn enige Brugse seizoen op 33 goals in 52 wedstrijden brengt.

Van der Elst:Mario Stanic kwam terug van het oefenkamp met Kroatië, dat zich op het EK voorbereidde. 0-1 achter, maar dan twee keer Mario… En nog een bewogen moment, toen Cercle een strafschop niet kreeg.”

Wellens: “Club heeft in al die jaren toch goede spitsen gehad. Stanic, Spehar, Papin, Foeke Booy, Amokachi, Farina, Balaban… Bosko, ik heb hem voor de match tegen Standard nog gezien. (lacht) ‘Als ik twee maanden mee zou trainen, dan speel ik hier moeiteloos mee’, klonk het.”

Van der Elst: “Spehar had meer technische kwaliteiten dan Mario, maar was meer met zichzelf bezig. Schitterende goals gemaakt, zoals die keer toen hij de bal van in de middencirkel over de doelman binnentrapte. Heel goede voetballer, maar Mario heeft wel een mooiere carrière gemaakt. Met Parma de UEFA Cup gewonnen, derde geworden met Kroatië op het WK, bij Chelsea gespeeld. Hij kon soms onwaarschijnlijke kansen missen, maar hij was mentaal zó sterk dat hem dat niet deerde. En plots duwde hij de bal toch binnen. Hij maakte soms floddergoals, maar ja, mijn doelpunten waren ook niet allemaal even mooi…” (lacht)

DOOR CHRIS TETAERT

“Jean-Pierre Papin was alleen met zichzelf bezig. Als we met 3-0 wonnen en hij had niet gescoord, dan was hij niet tevreden hoor.” Franky Van der Elst

“Waar chaos heerste, bracht Kessler de organisatie terug, maar eenmaal alles weer op poten stond, kon hij de ploeg maar beter afgeven.”

Willy Wellens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content