Claudio Gewehr constateert meer mogelijkheden bij Lennik. ‘Maar we mogen niet te snel van stapel lopen.’

Met thuiswedstrijden tegen respectievelijk Sankt Vith en Kapellen zullen Maaseik en Roeselare vanavond heel waarschijnlijk weer mee de rangschikking aanvoeren. Tot dan stond sinds vrijdag en de vooruitgeschoven wedstrijd tegen Torhout één ploeg alleen bovenaan met 15 punten uit 5 wedstrijden. Pepe Jeans Lennik miste zijn start zoals verwacht niet en de voorspellingen van onder meer Marc Spaenjers, technisch directeur van de Vlaamse Volleybalbond (VVB), die stelde dat “Lennik de grootste stap zette richting toptwee”, blijken voorlopig uit te komen.

“Het draait goed”, bevestigt Claudio Gewehr, aan zijn derde seizoen begonnen als hoofdcoach van Lennik. “We hebben dan ook hard gewerkt in de voorbereidingsperiode om een sterke ploeg bij elkaar te krijgen. Dat is niet meer zo eenvoudig met de opkomst van nieuwe volleyballanden die veel geld investeren. Ook de wet op niet-EU-buitenlanders ( die een minimumsalaris van 60.000 euro bruto per jaar moeten verdienen, nvdr) vergemakkelijkte de zaak niet. Toch mogen we zeggen dat we op papier over een slagvaardiger ploeg beschikken dan vorig seizoen. Onze resultaten tot nu toe zijn enkel een gevolg van wat we doen in het tussenseizoen en tijdens de week.”

Zware trainingen dus, zoals een aantal spelers de voorbije jaren al de werkwijze van Gewehr omschreef ? “We trainen vooral gedréven”, nuanceert de coach. “Als ik voel dat de spelers buiten de lijntjes beginnen te lopen, dan treed ik wel streng op. Dan ervaren ze dat nogal snel als ‘hard’, maar ik probeer gewoon consequent te zijn met de verwachtingen waaraan een ploeg als Lennik moet beantwoorden. Je kan geen beloftes maken en die achteraf niet nakomen. We werken met verschillende nationaliteiten, mensen met een verschillende mentaliteit. Het is niet evident om op korte termijn iedereen op één lijn te krijgen. Ook fysiek niet. Sommigen ondervinden misschien problemen met de trainingsintensiteit, anderen, die tijdens de zomer hun conditie onderhielden, helemaal niet. Eigenlijk bepalen ze zelf hoe hard de trainingen zijn, in de zin van : hoe gaan ze om met hun job naast wat de club bepaalt ?”

Lennik staat verder dan vorig seizoen op hetzelfde moment, vindt Gewehr. “De groep heeft wat meer ervaring en is beter uitgebalanceerd. De jonge spelers zijn een jaartje ouder, terwijl ze een jaar geleden nog veel moesten leren, kunnen ze nu al iets bijbrengen. Twaalf maanden geleden zaten we ook op schema, maar we moesten de fysieke achter- stand van bijvoorbeeld onze opposite zwaar beboeten in februari. Ik ben ervan overtuigd dat we nu minder met overbelasting zullen kampen, ook al omdat de spelers me meer feedback geven en”, zo geeft hij toe, “omdat ikzelf wat geduldiger geworden ben en een vermoeide speler minder zal pushen om tot het uiterste te gaan.”

De mogelijkheden namen toe, wat met de doelstellingen ? “Vorig seizoen had ik het daar wel wat moeilijk mee, omdat ik wist dat de onervaren spelers niet konden omgaan met de druk die we op hen moésten leggen, maar deze club ambieert altijd een topvierplaats. Kunnen we in de toekomst het budget met 50 procent verhogen, dan moet je de lat hoger leggen en resoluut mikken op de titel, maar dat is nog niet aan de orde. We spelen in een competitie met twee snelheden. Als Roeselare en Maaseik voelen dat een andere ploeg hen kan bedreigen, kopen ze nog één of twee toppers in januari. Ze hebben financiële overschot, terwijl wij tegen de limiet aanleven.”

Misschien kan dat in de toekomst wel veranderen, hoopt Gewehr. “De structuur staat er bij Lennik, nu moet de traditie van weleer weer opgebouwd worden. Van zaal veranderen, van stad veranderen : dat gaat gepaard met minder volk. We hebben een groeimarge, maar we mogen niet te snel van stapel lopen. Kijk maar naar Zellik : het ging héél snel, te snel, maar het ging ook snel kapot. Met Lennik gaat dat niet gebeuren, omdat de club jaar na jaar bewijst financieel gezond te zijn.”

Als de volleyballogica gerespecteerd wordt, staan Roeselare en Maaseik nog een trapje te hoog. De grootste concurrent voor Lennik is dan ook Menen. “Vorig jaar ook, terecht want de ploegen waren min of meer aan elkaar gewaagd. Begin januari trokken we naar Menen, Steve Roelandt was geblesseerd en we wonnen met 0-3 ; in de terugwedstrijd missen wij Picolli en we verliezen met 0-3. Ik bedoel maar dat er verscheidene factoren, waarbij dus ook blessureleed, een rol kunnen spelen.”

Met zeven nieuwkomers en evenveel vertrekkers, waaronder vier basisspelers, ziet Lennik er heel anders uit dan vorig seizoen. “Slagvaardiger”, zei Gewehr al. “( Overtuigd.) Tom Schrijvers is een betere spelverdeler dan Keith Barnett of Brecht Van Kerckhove. Tom is superambitieus en erg professioneel én hij zal nog beter worden. Ook Guillaume Joly heeft technische kwaliteiten en werkt hard, maar hij mist nog ervaring. Ik wil hem niet te snel voor de leeuwen gooien. In tegenstelling tot vorig seizoen kan je nu dus wel spreken over een eerste en tweede setter.”

Als hoofdaanvaller kwam de Braziliaan Ricardo De Paula zijn landgenoot Picolli vervangen. “Ik heb lang getwijfeld om Picolli te behouden – iedereen was gecharmeerd van zijn mogelijkheden – maar met De Paula kunnen we nog een stapje vooruitzetten. Aanvankelijk kende hij wat aanpassingsproblemen, maar hij maakt progressie. Hij eist de moeilijke ballen op, weet dat dat zijn taak is en kwijt zich daar heel goed van. Stijn De Bie geldt als zijn eerste back-up. Ook Gertjan Claes kan als opposite spelen. Dat bewees hij vorig seizoen al tegen Piacenza.”

Op de receptiehoek onderging Lennik maar één wijziging. Tim Joosen, David Termote en Gertjan Claes bleven, Kristof Van Goethem kwam in de plaats van Dieter Melis. “Kristof heeft een enorm potentieel : veel power, sprongkracht. Technisch moet hij nog verbeteren, op alle vlakken : blokverplaatsing, een goede pass geven als dat nodig is, receptie… Iemand van zijn gestalte moet in receptie en verdediging meer opleveren dan iemand van meer dan twee meter. Daar werken we aan op training. Ik geloof alvast dat hij een blijver is.”

In het midden moet de Braziliaan Luiz Carlos Monzillo een versterking kunnen betekenen in vergelijking met Gerrit-Jan Huisken. “We vergisten ons in de mentaliteit van Huisken : sport stond voor hem niet op de eerste plaats. Dat botste met mijn filosofie en met die van een professionele volleybalclub. Monzillo zat bij Friedrichshafen op een zijspoor, maar hij evolueert positief. Daarbij komt dat Wouter ( Verhelst, nvdr) weer een jaar verder staat in zijn ontwikkeling.”

Libero tot slot blijft Thomas Kröger. “Ik ben tevreden over Thomas. De rol die hij moet vervullen, is niet eenvoudig : leren incasseren, terwijl hij zich vroeger ook kon uitleven als aanvaller. De receptie vormt de basis van het volleybal. Het is niet toevallig dat de nationale ploeg van Brazilië de beste libero ter wereld heeft. Ik vind de libero- positie, nochtans vaak onderschat, énorm belangrijk.”

door Roel Van den broeck

‘Ik ben ervan overtuigd dat we minder met overbelasting zullen kampen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content