De hazewind van Gent

© GF

Hij was bijna bondscoach van de Rode Duivels en op zijn palmares staat een titel van Europees kampioen. Maar in Gent kennen ze Richard Orlans vooral als een pijlsnelle linksbuiten, die ooit Pelé het nakijken gaf.

De laatste der Mohikanen noemt hij zichzelf, de oudste nog levende speler van de Buffalo’s die kan navertellen hoe het was, voor de Gantoise voetballen in de jaren vijftig, op den Ot, toen ze bij een corner de toeschouwers nog moesten vragen om een beetje plaats te maken. Anders kon de hoekschop niet worden getrapt. Afgeladen vol zat het in die periode, het stadion van KAA Gent, bij gebrek aan concurrentie in Oost- en West-Vlaanderen de vaandeldrager van het voetbal in een hele regio. Van een Slag om Vlaanderen was in die dagen geen sprake, Club Brugge speelde nog in tweede klasse. Wie topvoetbal wilde zien, moest naar Gent komen en dat deden ze en masse: 25.000 toeschouwers was in die periode niet zo uitzonderlijk.

Zijn vader was een kasseilegger die zes kinderen had. Breed hadden ze het niet thuis.

Richard Orlans sloot zich in 1946 aan bij La Gantoise. De jeugd kreeg er in die tijd boterhammen met gehakt en erwtensoep, om aan te sterken. Een lange wereldoorlog had vooral ellende en honger gebracht en de club wilde dat haar jonge voetballers sterk werden. Het was houthandelaar Stassaert die dat betaalde. Het leverde succes op: met veel jongens uit de eigen regio werd de ploeg in de jaren vijftig een Belgische topper. De mannen die het verst uit de buurt kwamen, waren Mance Seghers van Zelzate en Maurice Willems uit… Evergem. Vér was in die dagen zeer relatief…

De hazewind van Gent

Orlans zelf werd geboren in wat nu Nieuw Gent heet, hij woonde langs de Zwijnaardsesteenweg. Zijn vader was een kasseilegger die zes kinderen had. Breed hadden ze het niet thuis, maar Richard mocht wel zijn humaniora afmaken, in die tijd uitzonderlijk voor dat milieu. Voetballen leerde hij op straat, op het Storyplein, waar de club nu ook nog aan buurtwerking doet. Op een dag speelde zijn ploegje, de Blokboys noemden ze zichzelf, tegen de kadetten van de Gantoise. Die van Gent waren met te weinig, dus speelde Richard mee met de Buffalo’s. En dat ging zo goed, dat hij nog dezelfde dag zijn lidkaart mocht tekenen.

Toen de Gantoise hem na een lange carrière in 1961 aan Cercle Brugge verkocht, was Orlans al een ster, bij de club én als Rode Duivel. Zijn hoogtepunten: vicekampioen met de Gantoise, en de man die het Santos van Pelé, dat in die dagen geregeld naar Europa kwam, twee keer wist te kloppen. Richard scoorde toen ook, en herinnerde de Braziliaan daar graag later nog eens aan, toen hun wegen opnieuw kruisten. Later werd hij ook nog coach van de Buffalo’s, in derde klasse. Zijn zoon Patrick was er toen ook. Die zou zich later in het voetbal ook een voornaam banen.

Richard Orlans werkte zijn hele leven in het postgebouw op de Korenmarkt, en was ook coach van de nationale postploeg. Jean-Marie Pfaff, ooit nog postbode bij Antwerpen X, was zijn doelman, toen hij met de ploeg Europees postkampioen werd. Bijna was hij in 1976 zelfs bondscoach van de Rode Duivels, vertelt hij graag in interviews. ‘Het ging tussen Guy Thys en mij om Raymond Goethals op te volgen. Guy had bij Standard gespeeld en werd voorgedragen door Roger Petit, ik was twee jaar bij Anderlecht geweest en had de steun van Constant Vanden Stock. Het werd Guy Thys. Mij wilden ze als troostprijs bondscoach van Zaïre maken, maar dat heb ik uiteindelijk niet gedaan.’ Volgend jaar viert Orlans, bij leven en welzijn, op 6 oktober zijn 90e verjaardag.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content