Het karakter van Matías Suárez is aan het veranderen. De timide jongen werd man, en dat moet ook op het veld duidelijk worden. In de schaduw van Mbark Boussoufa wil de Argentijn zich ontwikkelen tot een spelbepalende figuur.

Ergens in januari vroeg Herman Van Holsbeeck aan zijn trainer wat hij vond van Matías Suárez en wat Anderlecht met de Argentijn, die er op dat moment zo’n anderhalf jaar was, moest aanvangen. Suárez was het seizoen goed gestart, maar verteerde de winter slecht. Jacobs gaf zijn mening en stelde dat het best kon dat de Argentijn over een jaar of drie ergens in de kern van een Europese topclub zat. En dat Anderlecht spijt zou kunnen krijgen als het hem voortijdig van de hand zou doen. Naarmate de temperaturen weer stegen, kreeg Jacobs gelijk. Suárez kwam na een lange dip boven water en in de play-offs werd hij dé man in vorm. Zijn goal in Brugge leverde de Brusselaars de titel op. Even later verlengde Anderlecht zijn contract van 2013 tot 2015 én nog een tijdje later kwam men vanuit de Bundesliga aankloppen. Of Anderlecht Suárez wilde laten gaan? Neen dus.

In een eerder interview toonde de spits, die ook dit seizoen wat wisselvallig presteert, zich erg verlegen. Zijn vrouw, toen tijdens het gesprek op de achtergrond, moest haast worden afgeremd, of hij kroop helemaal in zijn schulp en liet haar het woord. Zij zat in Argentinië in een muziekbandje en was het podium duidelijk beter gewend. Vandaag zit er een heel andere voetballer voor ons. Welbespraakt, open, communicatief. Weg is het timide, de jongen is man geworden, en daar zit de geboorte van zijn dochter voor heel veel tussen, zegt hij.

Mattías Suárez: “Mijn karakter is aan het veranderen, ten goede denk ik. Ik pas me meer en meer aan de medemaats aan, en ook de aanpassing aan België lukt steeds beter. Ik heb steeds meer vertrouwen. En als er al eens een minder moment is, dan speel ik een uur of twee met mijn dochtertje en ben ik weer blij.”

Wat verandert een dochtertje aan je leven?

Mattías Suárez: “Heel veel. Je hele denken. Stilaan begin ik me een man te voelen, een vader, dat ik met andere verantwoordelijkheden naar de club kom, meer moet praten, meer open moet zijn. Het heeft me goed gedaan. Vroeger voelde ik me nog een kind, een nene. Zoon van mijn moeder. Ik blijf een jonge jongen, zo voel ik het nog steeds, maar ik ben wel vader. Padre.

Je was naar we hoorden bang van het vaderschap?

. Mijn vrouw en ik, we zijn nog steeds jongeren. Het was niet gepland, en we vreesden dat het moeilijk zou zijn. Zeker met mijn timide karakter. Op zich is het niet zo ongewoon, naar Argentijnse maatstaven ben ik een ‘oude’ vader. Bij ons gebeurt het al vaak op je zeventiende, voor een jongen, of op je vijftiende, zestiende voor een meisje. Vaak uit onvoorzichtigheid. De cultuur is er heel anders. Argentinië is heel anders, op alle vlakken. Om te beginnen al qua veiligheid, maar ook in de manier van leven, in het respect voor de anderen. In België heeft de meerderheid veel meer respect voor de ander dan in Argentinië. In de maatschappij van alle dag, maar ook voor een voetballer. Verlies in Argentinië maar eens een wedstrijd … Hier fluiten ze je uit, maar blijven ze respect hebben. In Argentinië daarentegen …”

El Diego

Wat is, achteraf bekeken, het moeilijkste geweest in de aanpassing?

“Afgezien van de taal, het feit dat ik gewoon was om met mijn mama te leven, binnen de familie. Ik kom uit een familie van vrouwen, met naast één broer ook vier zussen. Daarbij was ik ook nog eens de jongste.”

Wanneer groeide de droom om profvoetballer te worden?

“Die is er altijd geweest. Wij hadden het thuis niet zo breed, ik kon dus niet zomaar een computer vragen. Daarom gingen we voetballen. Ik stond ’s morgens op, ging voetballen, kwam naar huis, ging in bad, trok vervolgens naar school en na de school gingen we weer voetballen. Een hele dag op school, dat systeem kennen wij niet. Je gaat ofwel ’s morgens, ofwel na de middag, telkens een uur of vijf.”

Wie waren je idolen?

JuanRiquelme is iemand die me altijd aansprak. Zijn intelligentie, de manier waarop hij een ploeg doet draaien. Enzo Francescoli, de Uruguayaan, heb ik ook altijd bewonderd. En uiteraard Messi. En Zidane. Imiteren doe ik niemand, ik speel op instinct, doe wat me op een bepaald moment invalt.”

Weet je wie er onlangs 50 werd?

“Neen?

Maradona!

El Diego? Neen, dat wist ik niet.”

Was zijn optreden voor jou op het WK met Argentinië een teleurstelling?

“Een teleurstelling. Ik ken daar niet veel van, van de manier waarop hij selecteert, traint. Ik moet afgaan op wat journalisten schrijven. Ik heb het toernooi gevolgd, we hebben er alleszins niet goed gespeeld, dat is een feit. Misschien was hij niet klaar om bondscoach van Argentinië te zijn, niet goed voorbereid. Of hij komt als bondscoach wat te kort. Het is iemand die het land verdeelt: de ene is voor, de ander tegen. Het is zoals hier in België met Boussoufa.”

Jullie verstaan mekaar blijkbaar heel goed.

“Van in het begin eigenlijk. Toen ik hier aankwam, praatte hij direct de hele tijd met mij. We voetbalden vaak samen, zochten mekaar op. Ik speel graag met hem, omdat hij intelligent is en me goed verstaat.”

Wat voor een type ben jij? Denk je veel op een veld, of ben je eerder impulsief?

“Voor ik een bal krijg, probeer ik al te weten wat ik ermee ga doen. Omdat je vaak in balbezit te weinig tijd hebt om nog na te denken.”

En na drie jaar heb je stilaan het lichaam om in België mee te draaien.

“Inderdaad. Je hebt hier heel wat fysiek nodig. Je moet ontzettend veel lopen in het Belgische voetbal, maar daar voel ik me steeds beter bij. En zo groeit het zelfvertrouwen.”

Naakten

Wat zijn voor jou de eisen waaraan een voetballer moet beantwoorden om bij Anderlecht te slagen?

“Intelligent zijn. Slim zijn op het veld. Het voetbal zoals ik het zie, is geen fysiek voetbal, in de zin van hard lopen, maar snel voetbal door de bal te laten lopen. Voetbal zoals Boussoufa het speelt, voetbal aangepast aan zijn fysiek. Voor mij is hij de beste in België.”

Ambitie?

“Héél belangrijk, inderdaad, maar dat moet je overal hebben, in Argentinië, in Spanje, in België. Zonder kan je niet voetballen. Hij die het niet heeft, zal het nooit halen. De wil om te winnen, ook tijdens de training. Ik heb dat, denk ik. Mooi voetbal is niet altijd een bal bijhouden, en hem drie keer raken. Een bal strelen. Dat gaat je niet altijd tot winst in een partijtje leiden. Het gaat om scoren, of achterin de nul houden.”

Je terugval vorig seizoen viel samen met de harde winter. Een toeval?

“Misschien. Ik was niet gewoon om in de kou te voetballen. Ik voelde mijn voeten haast niet.”

Ben je tevreden over je eigen inbreng tot dusver? Scoren, assists …

“Ik ben een spits, ik wil altijd meer. Een spits wil scoren, dus meer goals, graag. Al maakt het voor mij niet uit, ik breng ze even graag aan. Als ik maar aan het spel kan deelnemen, een rol kan spelen in een aanval, iemand voor doel brengen, participeren.”

Door de onbeschikbaarheid van Lukaku en De Sutter moest je nu en dan in de punt van de aanval spelen. Daar heb je het moeilijker.

“Het ís ook moeilijker, ik ben het niet gewend en rendeer er minder. Ik laat me liever wat afzakken naar het midden van het veld, om er de bal te zoeken, om er deel te nemen aan het spel. Als je voorin speelt, raak je minder ballen. Een spits als Lukaku of De Sutter moet meer de ruimte zoeken, of bij een center op de juiste plaats staan om af te werken. Dat is heel moeilijk.”

Wat mis je om ook in die rol uit te blinken? Gewicht? Kracht? Ervaring?

“Om die rol in België aan te kunnen, moet je héél sterk zijn. Als ze het mij vragen, wil ik het doen, maar het is niet iets wat ik graag doe. In de rug van een diepe spits speel ik wel graag, en dan maakt het niet uit waar. Links, centraal, rechts.”

Beter bij God

Je hebt de middelbare school niet afgemaakt. Vind je dat achteraf bekeken jammer?

“Toch wel, ja. Daar heb ik nu spijt van. Dat ik dat diploma niet heb. Dat wil uiteindelijk iedereen toch, al zal het me op het veld niet zoveel helpen. Ik ben gestopt na het derde jaar secundair. Alles op het voetbal.”

Je bent gelovig, horen we.

“Ik geloof in God, ja. Ik bid vaak, dat hij me helpt, dat hij de ploeg helpt. Dat de dingen goed blijven gaan. Ik heb een beeldje van de virgen (de maagd Maria) in mijn kastje. Voor ik op het veld ga, praat ik daar even tegen. In mijn kastje ligt ook een foto van mijn vader en op het veld draag ik een shirtje met daarop zijn beeltenis. Op mijn lichaam staat een tatoeage van mijn schoonbroer, de man van mijn zus. Hij is overleden in een verkeersongeval. Na de dood van mijn vader was hij mijn tweede papa. Altijd klaar om me te helpen, klaar om me raad te geven. Daarom draag ik hem altijd bij me.”

Je bent al veel met de dood geconfronteerd geweest.

“Sí. Eerst mijn opa, dan mijn papa, daarna mijn schoonbroer. Het zijn zaken die gebeuren, zaken die je nederig maken. Je kan je wel afvragen waarom het juist jou moet overkomen, maar bueno, de dood is onderdeel van het leven.”

Noem je dat pech?

“Ik weet niet of je dat als pech moet omschrijven. Het is erg om te zeggen, maar ik had op het einde liever dat mijn papa dood ging, dan dat hij bleef leven. Hij zag fysiek zo af, dat het heel veel pijn deed hem daar zo te zien liggen. Neen, dan zag ik hem liever naar God gaan.”

door peter t’kint en steve van herpe

‘Ik doe wat me op een bepaald moment invalt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content