De journalist die altijd Buffalo bleef

© BELGAIMAGE

Van de 120 jaar die ‘zijn’ voetbalclub KAA Gent bestaat, maakte journalist Roland Lebuf (83) er meer dan 70 van soms heel dichtbij mee. Een getuigenis.

Zijn eerste herinneringen? Hij denkt na. We zitten elk aan één kant van een lange tafel. Het huis staat op een heuvel, in Merelbeke. Een beetje beneden ons kronkelt de Schelde zich in de richting van de stad. De Ghelamco Arena ligt vlakbij.

En dan rollen ze eruit, anekdotes uit zijn voetballeven.

Roland Lebuf: ‘De eerste gaan héél ver terug, tot mijn plechtige communie. Ik ben opgegroeid bij de Muide, in de buurt van het Tolhuis, sjotte zelf wat bij Standaard Gent, maar we gingen altijd kijken naar Meulestede. Mijn vader was supporter van Racing, maar toen ik twaalf jaar werd, gingen we eens kijken naar ‘de grote voetbal’. De Gantoise! Onder de horloge stonden we. Na de oorlog zijn we blijven gaan. Af en toe, de mensen zaten er toen niet zo goed voor als nu.

‘Daarna is mijn vader een echte supporter geworden. Zelf ben ik het een tijd kwijtgeraakt. Je kent dat: school, vrijen, legerdienst… Toen ik na het leger terug naar Gent kwam, ging ik als linotypist werken bij La Flandre libérale. Na een jaar vroeg de directeur van de technische dienst van de Vooruit of ik geen zin had om bij hen te komen. Hij kwam daarvoor tot bij ons thuis, dat was zo in die tijd. Ik kreeg wat opslag en kwam zo terecht bij de Vooruit, de krant.

Het is de verdienste van dit bestuur dat Gent een stadion én een spaarpotje heeft. Maar nu is het wel tijd om te stoppen.’ Roland Lebuf

‘Zelf voetballen was inmiddels gedaan, na een scheenbeenbreuk. Omdat ik naast mijn job nog iets anders wilde blijven doen, begon ik artikeltjes te schrijven over de regionale voetbalploegen. Ik ging kijken naar één match uit provinciale en belde voor de andere naar iedereen die ik kende, spelers, trainers, voorzitters. Toen de chef sport verongelukte, vroeg Pim Meulenijzer of ik geen zin had om in de redactie te komen. Zo rolde ik daarin.’

Eerste helden

In de jaren 50 combineerden de meeste voetballers nog een job met hun sport. Armand Seghers was bieruitzetter in Zelzate, Freddy Chaves runde, samen met zijn broer Etienne, die ook in de eerste ploeg speelde, een wasserij op de Muide.

Lebuf: ‘ Mance, vergeet uw klakke niet! Twee spelers staken er in mijn eerste herinneringen na de oorlog bovenuit: Freddy en Mance. Iedereen is nu nog altijd bezig over Paul Van Himst en anderen, maar Freddy was in zijn periode ook een goeie. Een héél goeie. Mijn stamkroeg was recht tegenover zijn wasserij. Freddy was een aanvaller. Nu zouden ze hem een 10 noemen, maar toen speelden ze met vijf voorin. Toen Mance stierf, heb ik nog een in memoriam geschreven. Ik herinner me van de begrafenis nog dat iedereen een boete had. Je moest blijkbaar betalen om te parkeren aan de kerk van Zelzate, maar niemand wist dat.

Richard Orlans en Léon Mokuna waren de vedetten van de jaren 60. Richard is later nog trainer geweest van de eerste ploeg, toen ze in derde klasse speelden. Ze hebben het hem hier wel kwalijk genomen dat hij later naar Anderlecht trok. In die periode was die rivaliteit hier ook al groot. En Léon was in die periode een opgemerkte figuur in Gent, vanwege zijn afkomst. Ne muur ( een moor, nvdr) zoals we hier zeggen en dat is absoluut niet denigrerend bedoeld. Ne muur is ook een ketel, en die was vroeger altijd zwartgeblakerd, omdat hij de hele tijd op de kolen stond. Zo zwart als muurkes kluten was een populaire Gentse uitdrukking. Mokuna was geweldig populair in Gent, bij iedereen, mannen én vrouwen. In feite geen heel goeie voetballer, maar hij kon keihard uithalen, volgens de legende zelfs af en toe los door het net. Ik herinner me van die periode ook heel veel volk langs de lijn en dat er nog stoelen werden gezet tussen de tribunes en de zijlijn om nog meer volk te kunnen zetten. Er kon 20.000 man in het oude Ottenstadion, maar voor topmatchen duwden ze er 25.000 binnen. Wat ik ook nog weet, is dat de hockeyafdeling naast het oefenveldje van de Buffalo’s trainde. Hun velden waren vijf keer zo groot als dat oefenveldje van het voetbal, het was duidelijk waar het geld zat.’

Voorzitters

Toen hij voor de krant werkte, ging hij na een tijdje ook de Gantoise professioneel volgen en werd het supportershart even on hold gezet. Drie voorzitters drukten elk hun stempel op de club tijdens die periode: Albert De Meester, Jean Van Milders en Ivan De Witte.

Lebuf: ‘Het belang van De Meester? Dat hij AA Gent uiteindelijk veel geld heeft gekost, vrees ik. Iedereen heeft altijd gedacht dat hij er veel geld in stak, maar achteraf bleken alle investeringen op papier te staan en toen hij stierf, heeft de familie dat geld allemaal teruggevraagd.

‘De Meester was een selfmade man. Fier op het feit dat hij professioneel is begonnen met een kruiwagen op de werf. Een betonboer uiteindelijk, de helft van alle betonwegen in België mocht hij leggen. Als zakenman geslaagd, maar als mens en als voorzitter… Nu zou hij het twee dagen redden en hij wordt afgevoerd. Toen passeerde dat allemaal. Rita Boelaert ( omroepster bij de BRT, nvdr) heeft hij ooit gekleineerd voor een volle receptiezaal. Hij sprak je nooit aan bij je voornaam, altijd bij de achternaam. Hij viel ook altijd aan, maar als je reageerde en je niet liet wegduwen, kon hij dat wel appreciëren. Tegen een collega van Het Volk, Stefaan Van Laere, zei hij ooit: ‘Meneer Van Laere, ik ga uw kot in brande laten steken.’

‘Hij woonde in het miljoenenkwartier, maar hij was geen Gentenaar, hij kwam uit de streek van Dendermonde, Baasrode. ‘Weet je wie de machtigste man van de wereld is?’, vroeg hij altijd. ‘De dollar. En ik heb er vele!’ In zijn bureau thuis hingen vijf foto’s van de opeenvolgende ministers van Openbare Werken. Allemaal socialisten. Allemaal vrienden, zei hij.

‘Voor een journalist was hij dankbaar. Als je een gaatje in de krant had, belde je naar De Meester. Altijd prijs. Ik heb ooit een titel gemaakt met zijn quote over bestuursvergaderingen, die hij niet hield omdat er toch maar één iemand iets te zeggen had. De titel was: ‘Dat bestuur is hier een kiekenkot.’ Aad Koudijzer was in die periode op het veld de grote man en de spelers hadden graag dat De Meester in de kleedkamer kwam. Hij had altijd wat zwart geld bij. Michel Verschueren heeft me ooit bevestigd dat De Meester, toen hij Tony Rombouts kocht en nog iemand van Anderlecht, met een koffertje vol geld naar Brussel kwam. Cash. De man heeft ook nog Johan Cruijff en Johan Neeskens willen kopen. ‘Nu gaan we twee goeie hebben’, zei hij ons na een match. En hij noemde die twee Hollanders. ‘We gaan ze halen.’ Hij had gelijk, dat waren twee goeie. Maar niet voor de Gantoise

De journalist die altijd Buffalo bleef
© BELGAIMAGE

‘De Meester had ook eeuwig en altijd een sigaar in de mond. Han Grijzenhout wilde die niet in de kleedkamer. Dan moest Robert Naudts aan de deur staan, om die sigaar vast te houden. Robert was een voetbalkenner, de pr-man van AA Gent avant la lettre. Iemand die met iedereen goed stond en de club recht hield op de moeilijke momenten, in tweede en derde klasse. Zijn vader was soigneur en zo is Robert erin gerold. Die man heeft letterlijk álles gedaan in de club, van het knippen van de kaartjes tot voorzitter.

( peinzend) ‘Eigenlijk waren dat toch allemaal maar veredelde amateurs, als je dat vergelijkt met nu.

‘Voor een journalist was dat de plezantste periode. Alle maanden een diner. Soms met de spelers, soms met de spelers en hun vrouwen, soms met onze vrouwen of onder journalisten alleen. Vaak aan het Donkmeer, in een van die palinghuizen.’

Grootheidswaanzin

Lebuf: ‘Jean Van Milders was de man van Carestel. Hij nam me ooit eens mee naar de luchthaven van Zaventem. Alle horeca daar was van zijn bedrijf. Van voetbal kende hij niks, maar het geld liet hij rollen. Ik zal niet zeggen dat hij grootheidswaanzin had, maar het neigde ernaar. De club heeft toen veel schulden gemaakt. Ivan De Witte en Michel Louwagie hebben dat nadien rechtgetrokken, maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ze toen ook al in het bestuur zaten en die put een stukje mee hielpen te delven door hem te laten doen. Hadden ze toen aan de rem kunnen trekken, het was misschien zo ver niet gekomen. Nu, misschien kon dat niet, net als De Meester duldde Van Milders geen tegenspraak. De man was wel veel minder brutaal.

René Vandereycken was in die periode trainer. Gent bouwde nieuwe tribunes en God en klein Pierke kwamen langs voor de opening, net als twee, drie spelers. De trainer niet. Zijn uitleg: het was op zijn vrije dag. ( lacht) René was zéér principieel. Voor mij een van de beste trainers die ze ooit hadden. Hij kende van voetbal ongetwijfeld duizend keer meer dan wij allemaal, maar om met hem te werken… Altijd discussies. Ooit weigerde hij eens voor een trip naar Hongarije op het vliegtuig te stappen, omdat Yannick De Clercq door de club was afgevaardigd. Wijlen Marc Mortier ( in die periode directeur-generaal van Flanders Expo, nvdr) heeft toen hemel en aarde moeten bewegen om dat te sussen.

‘Twee mensen hebben in de moeilijke periode op het einde van de jaren 90 de club rechtgehouden: Marc en Frans Verheeke van VDK, een zeer teruggetrokken man. Marc is toen letterlijk met de klakke rondgegaan om geld bijeen te halen. En Frans heeft in de bank enorm zijn nek uitgestoken voor de sponsoring van de club en leningen uitgesmeerd over een heel lange periode. Het was Jan Boskamp die in een interview met Paul Verbrugghe de knuppel in het hoenderhok gooide. Hij zei in 1998 dat ze afgerond één miljard frank ( bijna 25 miljoen euro, nvdr) schulden hadden. Afgerond, het bedrag lag iets lager. En dat hij niks kon doen. Dat verhaal was toen een bom. VDK is ter hulp gekomen Pas op, Frans heeft me nadien in een zeldzaam interview bevestigd dat de bank zich dat nooit heeft beklaagd. De return was groot, hun zakencijfer ging goed omhoog. Maar bij de club was het grote paniek. De buitenwereld vermoedde iets, maar wist niet dat het zo erg was. Ze hebben prompt wat voetballers aan Engeland verkocht, om de eerste putten te delgen: Cédric Roussel en Laurent Delorge. En Thomas Chatelle trok naar Genk. Dat waren de eerste afbetalingen van een gigantische schuld.

‘Het is de verdienste van deze bestuursgeneratie dat ze nu een spaarpotje hebben. En dat stadion is óók hun verdienste. Daniel Termont is een vriend van mij. Ook selfmade. Begonnen als bode bij de Bond Moyson. ’s Morgens brieven sorteren en uitdragen. Daar is hij opgeklommen, uiteindelijk tot schepen en een van de beste burgemeesters ooit van Gent.

‘Flanders Expo werd lang genoemd als locatie, maar op een avond ging de telefoon. ‘Roland, Daniel hier. We hebben een locatie voor het Arteveldestadion. De groothandelsmarkt! We gaan afbreken wat er staat en dat is juist gepast voor een nieuw stadion.’ Ik heb toen gebeld met Ivan De Witte en die bevestigde dat. Een goeie relatie met de stad is zo belangrijk. Frank Beke, de vroegere burgemeester, en Van Milders, dat was water en vuur, stad en club kwamen toen niet overeen. Maar De Witte en Termont waren twee handen op een buik. ‘We gaan beginnen’, riep Termont die avond nog aan de telefoon. Het heeft uiteindelijk tien jaar geduurd, terwijl ze daar, op het UZ na, niet eens buren hadden. In Brugge zullen ze nog merken dat je niet zo makkelijk al die vergunningen krijgt.

‘Dat stadion heeft voor de grote sprong gezorgd. Waar ze nu staan, zouden ze in het Ottenstadion nooit zijn geraakt. Nooit! Dat stadion was uitgeleefd en beperkt in plaats. Michel Louwagie heeft geen goeie naam bij zijn personeel, vanwege iedere cent die in tweeën wordt gebeten, maar zijn beleid heeft wel geleid naar een schuldenvrije club én een titel in een nieuw stadion. Maar nu is het wel tijd om te stoppen. Ook voor De Witte. Ze willen nog te veel alles zelf in de hand houden en dat gaat niet meer.’

Buffalo

Nu hij met pensioen is, mag het weer: supporter zijn en zijn hart laten spreken. Het mooiste recente moment werd hem bezorgd door Hein Vanhaezebrouck.

Lebuf: ‘Die match op Wembley tegen Tottenham, ik doe mijn lintje van die wedstrijd nooit weg. We zagen vanuit het hotel 8000 Gentenaars op weg naar het stadion en werden er emotioneel van. Als beroepsjournalist heb ik altijd afstand bewaard, maar ik ben een Gentenaar en nu ben ik weer supporter. Ik beken: ik ben een Buffalo!’

Roland Lebuf

Geboren in 1937 in Gent.

Journalist en volger van KAA Gent.

Begon in 1976 bij de Gentse krant Vooruit.

Nadien bij De Morgen (ontstaan via de fusie van Vooruit en Volksgazet).

Vanaf 1984 tot zijn pensioen bij Het Nieuwsblad.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content