Dit seizoen zijn vijf van de zestien eersteklassers West-Vlaamse clubs: waarom speelt bijna een derde van de Jupiler Pro League zich in de kustprovincie af? Beschouwingen van Hein Vanhaezebrouck (KV Kortrijk) en Lorenzo Staelens (Cercle Brugge), twee van het Zuid-West-Vlaamse dorp Lauwe afkomstige hoofdtrainers.

Allebei groeiden ze op in de buurt van het Omer Dewittestadion van White Star Lauwe en doorliepen er de jeugdreeksen. Fernand Goyvaerts was hun eerste jeugdtrainer en onder JackyStockman kwamen ze er op jonge leeftijd in het eerste elftal. Uit hun kinderjaren herinneren ze zich derby ’s tegen Kortrijk Sport, SK Roeselare, Sporting Menen en Excelsior Moeskroen voor vijf- tot achtduizend toeschouwers én legendarische bekerwedstrijden tegen Anderlecht. Het was de tijd dat de Wietstar nog een gedegen derdenationaler was. Intussen is hun moederclub met financiële problemen afgegleden naar derde provinciale C, de reeks en het niveau van Racing Lauwe, en werden zij ingeschakeld om hem van de totale teloorgang te redden.

Lorenzo Staelens bracht twaalf jaar geleden als schepen van Sport de vertegenwoordigers van de vijf voetbalclubs van Groot-Menen rond de tafel met de bedoeling er één grote van te maken. Maar dat liep met een sisser af. “Het discussiepunt is altijd: waar gaan we spelen?”, zegt hij. “Vanaf dan kom je niet meer overeen.” In Lauwe, deelgemeente van Menen met een achtduizend inwoners, is het ook nu nog niet tot een fusie gekomen. “Als het hier in een parochie al niet lukt!”, lacht Hein Vanhaezebrouck. “Een fusie tussen steden is nog zo veel moeilijker. In eerste zijn er zo twee: Zulte Waregem en Oud-Heverlee Leuven. Dat is twee keer tussen twee naast elkaar gelegen steden, telkens een geval van een grote speler met financiële problemen die het stamnummer van de kleine nodig heeft. Maar er zijn vooral heel veel voorbeelden van mislukte fusies. De redding van White Star Lauwe nu is trouwens vergelijkbaar met die van KV Kortrijk in 2001. Na het faillissement was KVK ten dode opgeschreven en was er sprake van een fusie met Wevelgem City. Maar uiteindelijk gingen Jean-Marc De Grijse, Bo Braem en Joseph Allijns op zoek naar mensen om de club in leven te houden, om het stamnummer te kunnen behouden en niet opgeslorpt te worden.”

Hoe verklaar je dat vijf van de zestien eersteklassers uit West-Vlaanderen komen?

Vanhaezebrouck: “Toeval? In 2001 en 2002 bijvoorbeeld was er maar één West-Vlaamse eersteklasser. Ik herinner mij dat omdat ik toen voor Lokeren werkte, daar een beetje de sportieve rechterhand van de voorzitter was en hij mij vroeg om ter voorbereiding van de profliga zijn ideeën op papier te zetten met betrekking tot de vermindering van het aantal ploegen op basis van een studie van Trudo Dejonghe over de economische regio’s en de leefbaarheid van clubs. Ik weet nog dat hij zei: ‘Eén ploeg in West-Vlaanderen, laten we het daar maar bij houden.’ Daarna zijn ze allemaal naar boven geschoten: Cercle Brugge, Zulte Waregem, KV Oostende, KV Kortrijk en zelfs SV Roeselare. Veel promovendi zakken snel weer terug, maar de sterkte van de West-Vlamingen is dat ze bijna allemaal gebleven zijn.”

Toeval? Over de laatste tien jaar is West-Vlaanderen veruit de best vertegenwoordigde provincie in de Jupiler Pro League en over de laatste twintig jaar doet alleen Antwerpen beter. Waaraan ligt dat?

Vanhaezebrouck: “Tja, de West-Vlaming staat bekend als een werker, als iemand die er veel uren in steekt en er vol overgave tegenaan gaat én als iemand met nuchter boerenverstand ook. Misschien is het dat. Met Harelbeke destijds draaiden wij plots met de top drie mee en begonnen ze daar opeens transfers te doen tegen honderd per uur, kwamen er buitenlanders met hopen toe en contracten met hopen binnen. Anderen namen op dat moment de beslissingen. Dan ben je geen West-Vlaamse ploeg meer, verlies je die mentaliteit en verzuip je.”

Staelens: “Hetzelfde is in Kortrijk gebeurd. Toen ik daar naar Club Brugge vertrok, trokken ze mannen als Gerard Plessers, Hendrie Krüzen en Anton Janssen aan. Wij waren kleinverdieners, maar zij kregen monsters van contracten. Daardoor kwamen ze enkele jaren later in financiële problemen. Daar is wel uit geleerd, denk ik.”

Vanhaezebrouck: “Dat is ook wel een feit: alle West-Vlaamse clubs raakten in het verleden al verbrand en allemaal kwamen ze wijzer terug. Hier worden doorgaans geen gekke dingen meer gedaan. In andere, meer flamboyante provincies wordt er wel nog met geld gegooid, waarbij je je afvraagt: hoe doen die mannen dat? De exponent daarvan is Beerschot. Al van het jaar ervoor is dat het verhaal van de aangekondigde dood.”

Staelens: “Als je dan ziet dat Beerschot aan de winterstop toch nog acht transfers mag doen, moet je concluderen: de licentievoorwaarden bestaan niet. Daardoor riskeert Cercle dan naar tweede te zakken, een vereniging die op een eerlijke manier overeind probeert te blijven.”

Vanhaezebrouck: “Als je dan niet meteen weer kunt promoveren, begint de miserie. Want het tweede jaar in tweede zakken de tv-gelden fors. Kijk naar Roeselare, Wezet en Eupen: daar namen makelaars of makelaarsbureaus de club over. Het is in de overlevingsstrijd een manier om in tweede te kunnen blijven en niet verder weg te zakken.”

Staelens: “Het is dat of niets meer. Maar zodra je die stap zet, kan je nooit meer jezelf worden.”

Vanhaezebrouck: “Dan is het toch fantastisch dat kleine West-Vlaamse clubs als wij, die zich aan hun budget houden en elk seizoen spelers moeten verkopen om rond te komen, toch nog altijd meedoen in eerste.”

Staelens: “Iedereen maakt al eens een slechte periode mee, maar West-Vlamingen geven niet snel op hé. Ik werkte ook al in Moeskroen en daar kwam ik in een heel andere wereld terecht, die van de zogenaamde Waalse mentaliteit: op het gemak; kan het nu niet, dan zal het morgen nog wel kunnen.”

Hoe duurzaam is die situatie met vijf West-Vlaamse clubs op zestien in de eerste klasse?

Vanhaezebrouck: “De Jupiler Pro League is een loterij. Naar aanleiding van onze onderlinge oefenwedstrijd in Lauwe onlangs overliepen Lorenzo en ik eens de kalender en onze conclusie was dat er geen enkele wedstrijd meer tussen zit waarvan je denkt: dat is een gemakkelijke. Zeker met achttien ploegen in eerste was dat nog anders, dan waren er altijd wel een stuk of drie waarvan je zei: daar pakken we punten. Nu niet meer en dat geldt voor minstens tien van de zestien eersteklassers.”

Staelens: “In die zin kan je ook altijd eens bij de laatste twee eindigen.”

Vanhaezebrouck: “Je weet: zelfs als je als kleine club goed werkt, mag je rekenen op één slecht jaar op vijf.”

Staelens: “Goed starten is enorm belangrijk geworden. Start je slecht, dan heb je een probleem; en zeker als zoals bij ons vorig seizoen met Igor Vetokele ook nog eens je beste speler wordt verkocht.”

Vanhaezebrouck: “Bij een kleine club weet je als trainer: bij een goed bod ben ik hem kwijt. Alleen Roger Lambrecht kan ‘neen’ zeggen. Daar vertrekken er weinig voor minder dan 2,5 miljoen euro – voor die prijs mogen ze van mij allemaal vertrekken. In die zin is KV Kortrijk qua mogelijkheden helemaal niet te vergelijken met Lokeren. En dat heeft niets met de sterkte van de respectievelijke economische regio’s te maken. Trouwens, in Antwerpen is er economisch gezien plaats voor twee eersteklassers, maar de ene zit in tweede en de andere in eerste provinciale. Het is de grootste stad van Vlaanderen en na Brussel de grootste van het land, dus elk jaar zou het moeten meedoen voor de titel. Maar hoelang is dat al geleden? Van 1935?” (lacht)

Is er nood aan een masterplan voor de Pro League, met onder meer regionale fusies en interprovinciale verhandeling van stamnummers?

Vanhaezebrouck: “Ik zou zeggen: laat gewoon alles zijn gang gaan, maar zorg voor een wisselwerking tussen de clubs die komen en gaan en voor meer leefbaarheid in tweede.”

Staelens: “Wij zijn de voorbije jaren enorm afhankelijk geweest van Sporting Lissabon. Vandaar kwamen goeie spelers als Neto, Reis, Balde en Carvalho. Het is positief dat de samenwerking onlangs met vier jaar verlengd werd.”

Vanhaezebrouck: “Er zijn allerlei ontwikkelingen aan de gang in het voetbal, met zeker ook steeds meer zakenmensen die erin stappen. Maar ik zou het wel jammer vinden, mochten alle Belgische clubs in buitenlandse handen overgaan. Want als er een buitenlandse eigenaar komt die niks met het verleden van de club te maken heeft, kan je je aan alles verwachten.”

Bij KV Kortrijk trok de zakenman Vincent De Grijse de macht naar zich toe. Wat vind je daarvan?

Vanhaezebrouck: “Het positieve aan die evolutie is dat er nu duidelijkheid is. Want sinds de dood van zijn boer Jean-Marc was de situatie een beetje wazig.”

Wie belet hem om morgen bij een goed bod de club te verkopen aan eender wie?

Vanhaezebrouck: “Dat kan. Maar zover zijn we nog niet.”

Staelens: “Je kunt niet ter plaatse blijven trappelen, je moet mee met de meute en het kapitaal trachten te verhogen. Dat probeert ook Cercle, dat nu een cvba gaat oprichten, maar de jeugd in de vzw wil houden en ook wil vermijden dat alle aandelen bij één persoon komen te zitten om niet alles uit handen te moeten geven. Dit seizoen is een overgangsseizoen, ook omdat er vorig seizoen in de degradatiestrijd extra financiële inspanningen geleverd zijn. De bedoeling is om volgend seizoen met een nieuwe constructie en een groter budget een stap vooruit te zetten.”

Hoe staan de vijf West-Vlaamse eersteklassers er nu, bij de competitiestart voor?

Vanhaezebrouck: “Dat is moeilijk te zeggen. Club Brugge is de ploeg die kampioen moet worden en Zulte Waregem deze die het bijna is geworden, dus die twee zullen normaal geen problemen kennen. KV Kortrijk draait elk jaar rond de middenmoot mee, de ene keer wat hoger dan de andere keer; en als met de nieuwe spelers de mayonaise pakt, kunnen we een goed seizoen spelen. Voor Cercle, dat een moeilijk seizoen kende, en voor KV Oostende, dat van tweede komt, wordt het afwachten of ze van in het begin mee zullen zijn.”

Staelens: “Onze doelstelling is om niet bij de laatste twee te eindigen. Afhankelijk van de start kan je de ambities nog altijd bijstellen. KV Kortrijk versterkte zich op offensief vlak. Zulte Waregem verloor weinig spelers, maar na zo’n sterk seizoen wordt het toch ook niet makkelijk. Want de verwachtingen zullen hoog zijn. Club Brugge is titelkandidaat met de terugkeer van Timmy Simons, met Jonathan Blondel die weer fit is en Tom De Sutter die erbij is gekomen. Hij was volgens mij de missing link. Achteraan zal het wel nog wat beter moeten.”

Vanhaezebrouck: “De grote nood bij Club Brugge was: iemand met ballen die de kleedkamer onder controle kan houden, die de – tussen aanhalingstekens – ‘vedetten’ terecht durft te wijzen. Ryan Donk is weg, maar Christoph Daum is de enige geweest die hem op zijn volle rendement kon laten spelen. Nu Simons er is, zal hij er wel voor zorgen dat iedereen doet wat hij moet doen. Ik verwacht voor de titel een zware strijd tussen Club Brugge, Anderlecht, Genk en Standard.”

Wat mogen we van KV Oostende verwachten?

Staelens: “Dat is vooral een stevige ploeg én ze konden toch Laurent Depoitre behouden.”

Vanhaezebrouck: “Ze zullen voortgaan op het enthousiasme van vorig seizoen en dan weet je maar nooit. Met Harelbeke wonnen wij destijds als vijfde in tweede de eindronde en zei iedereen dat we meteen weer zouden zakken. Maar na zeven weken in eerste was het topduel Harelbeke-Club Brugge – alle twee 16 op 21. Daarna volgde wel een 3 op 33. En dan gelukkig weer 16 op 21, anders waren we nog in de miserie geraakt. In voetbal is alles mogelijk.” (lacht)

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Zelfs als je als kleine club goed werkt, mag je rekenen op één slecht jaar op vijf.” Hein Vanhaezebrouck

“Iedereen maakt al eens een slechte periode mee, maar West-Vlamingen geven niet snel op hé.” Lorenzo Staelens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content