Peter Van Petegem start zondag als een van de grote kanshebbers in Vlaanderens mooiste wielermonument, de Ronde van Vlaanderen.

Ondanks een tweede plaats in Parijs-Roubaix (2000) en winst in Kuurne-Brussel-Kuurne en een rit in Parijs-Nice (2001) heeft Van Petegem voor een renner van zijn kaliber twee magere seizoenen achter de rug. Bij Lotto-Adecco lijkt de Oost-Vlaming de rust hervonden te hebben die hem in staat moet stellen opnieuw aan te knopen met wereldbekerwinst. Onder meer de imponerende wijze waarop hij de concurrentie afschudde in de Omloop het Volk, maakt van hem een van de grote favorieten voor de Ronde van Vlaanderen.

Voor de Omloop zei je : ‘Als ik die koers een derde keer win, is mijn voorjaar al geslaagd’. Meende je dat echt ?

Peter Van Petegem : De Omloop het Volk is de eerste grote afspraak. Als je die wedstrijd kan winnen, brengt dat voor de ploeg heel wat publiciteit met zich mee. Voor mij persoonlijk geldt ook : tot en met de Amstel Gold Race zijn er een vijftiental belangrijke wedstrijden, kan ik er daar een of twee van winnen, dan mag ik tevreden zijn. Veel renners zouden daar op voorhand voor tekenen, maar uiteraard blijft de Ronde van Vlaanderen voor mij de mooiste koers.

Wie staat er zondag naast jou op het podium ?

( lacht) Ik weet niet of ik op het podium sta, maar ik verwacht naast een sterk Lotto-blok ook veel van Fassa Bortolo met Bartoli en Ivanov. De mannen van Cofidis, Museeuw, noem maar op : een groot deel van het peloton leeft naar deze periode toe.

Kan Johan Museeuw volgens jou nog altijd een hoofdrol opeisen ?

In de Omloop het Volk speelde hij niet mee voor de overwinning, maar Johan is altijd iemand geweest die veel wedstrijden nodig heeft om in topvorm te geraken. We zullen misschien niet meer de Museeuw van enkele jaren geleden aan het werk zien, maar hij blijft een te duchten concurrent.

Tegenwoordig gebeurt dat minder dan vroeger. Ik heb me nog nooit zo goed gesoigneerd als deze winter. Maar ja, eenmaal je die naam hebt, geraak je hem moeilijk kwijt. Als ik een pintje drink, zeggen ze direct : hij kan het niet laten. Andrei Tchmil moet aan tafel zijn rode wijn hebben, daar wordt nooit iets over geschreven. Maar ik maak daar geen probleem van, hoor.

Door de financiële problemen van Mercury werden jullie vorig jaar tien maanden lang niet uitbetaald. Hoe moeilijk is het dan om nog te blijven trainen ?

Een wielrenner kan niet zeggen : ik zet de fiets aan de kant en ga staken. Wij moesten UCI-punten verzamelen om elders onderdak te vinden. Op training probeerden we elkaar ook elke keer op te peppen. De andere personeelsleden deden hun werk niet zo goed meer – wat ik trouwens begrijp, als je niet betaald wordt – waardoor het wel moeilijk werd om resultaten neer te zetten.

De UCI vergoedde jullie al deels, maar jullie hebben nog altijd vier maanden tegoed van Mercury. Hoop je dat geld nog te krijgen ?

Sporta en advocaat Johnny Maeschalk verdedigen onze belangen, maar het is niet zo eenvoudig om in Amerika via het gerecht geld te vorderen. Het team is bovendien failliet verklaard, heeft geen middelen meer. Het wordt dus heel moeilijk, vrees ik. Ik heb er mijn hoop alvast niet meer op gevestigd. Vanaf het moment dat ik wist dat we moesten uitkijken naar een andere werkgever, heb ik gekozen voor een structureel sterke ploeg.

Je kon onder meer ook naar Team Coast, waar je een pak meer kon verdienen. Wat gaf uiteindelijk de doorslag om voor Lotto-Adecco te kiezen ?

Een avontuur bij een Duitse of Italiaanse ploeg zag ik niet meer zitten. Ik koos voor het sportieve, niet voor het financiële. Ik wou terug op het voorplan treden, maar dan wel in een sterke ploeg. Bij Team Coast zaten met Frank Hoj en Lars Michaelsen maar twee renners die meekunnen in de wedstrijden waarin ik wil meespelen voor de overwinning. Vorig jaar hadden we voor de klassiekers enkel de drie Belgen, met Geert Van Bondt en Wim Vansevenant, waarbij Wim niet eens een degelijk programma kon rijden, Koerts en Van Bon. Om een grote koers te winnen, heb je acht renners nodig die allemaal weten wat ze moeten doen. Het belang van een sterke ploeg is heel groot, dat weet Museeuw als geen ander. Hij wist zich altijd omringd door een hecht blok, waar de andere teams naar opkeken.

Domo-Farm Frites wilde je inlijven. Heeft de aanwezigheid van Peter Post die overstap verhinderd ?

Peter Post wou ons destijds bij Farm-Frites in het nauw drijven. Hij zal nooit mijn beste vriend worden, maar zijn aanwezigheid speelde niet mee. Bij Lotto was de wil om mij in de ploeg te hebben veel groter.

Een groot verschil met TVM vormt dat je nu niet meer de enige kopman bent voor de voorjaarsklassiekers.

Dat maakt voor mij geen verschil uit. Het jaar dat ik de Ronde van Vlaanderen won, heb ik tegen Cees ( Priem, nvdr) gezegd dat we nog een paar renners misten die tot diep in de finale meekonden en die zelfs konden winnen. Op dat moment was ik de enige in onze ploeg die dat kon, achteraf hebben onder meer Ivanov en Knaven bewezen dat ook zij daartoe in staat zijn.

Ik heb liever dat Tchmil bij mij in de ploeg zit dan dat ik tegen hem moet rijden. De omstandigheden – wie is er de sterkste, wie de slimste – zullen wel uitmaken wie het kan afmaken. Bij Mapei kwamen ze vaak zelfs met vier kopmannen aan de start. Je beschikt in elk geval beter over twee kandidaat-winnaars dan slechts één, op wie alle druk op terechtkomt.

Hoe erg vond je het dat je je vaste helpers Van Bondt en Vansevenant niet kon meenemen naar Lotto ?

Ik vind dat wel jammer. Zeker met Geert verstond ik me blindelings in de koers. Kan ik mij verder integreren bij Lotto-Adecco, dan weet je nooit dat ik een van de twee of allebei terugneem in de ploeg.

Ook met Cees Priem leek je een onafscheidelijk duo te vormen. Bestaat de kans dat jullie opnieuw gaan samenwerken ?

Het zal snel moeten gaan ( lacht). We hebben zes jaar op een heel aangename manier samengewerkt, dan is het normaal dat het klikt. Dat geldt ook voor Museeuw en Lefevere, maar voor hetzelfde geld reed Museeuw nu elders. Cees probeert aan sponsors te geraken voor een nieuwe ploeg, maar dat is niet zo gemakkelijk meer dan vroeger.

Je ‘leidt’ Glenn D’Hollander momenteel ‘op’ tot je nieuwe meesterknecht.

Om elkaar blindelings aan te voelen, moet je elkaar eerst als persoon leren kennen. Een kopman moet weten : staat de andere renner voor honderd procent achter zijn taak in de wetenschap dat hij zelf in de grote wedstrijden waarschijnlijk niet gaat scoren. Voor Glenn is het moment van de waarheid stilaan aangebroken. Hij heeft nooit volledig zijn kans kunnen gaan in bepaalde koersen die hem zeker lagen. Ik zie dat hij veel meer kan dan wat er tot nu toe uitgekomen is.

Je bent iemand die zichzelf altijd in de gratie weet te fietsen van je knechten door ook al eens in hun dienst te rijden. Denk maar aan de E3-prijs in 2000, die Ivanov won en Gent-Wevelgem in datzelfde jaar, gewonnen door Van Bondt.

Dat werpt zijn vruchten af, want op die manier gaan zij zich ook dubbel plooien voor mij. Ik geef mijn kennis en ervaring graag mee aan de andere renners uit de ploeg. Ik zal hen ook zeggen waar ze moeten op kop rijden en waar niet.

Zelf blijf je vaak heel lang achteraan het peloton zitten. Vrees je nooit dat je zo de goede ontsnapping mist ?

Als de goede ontsnapping tot stand komt na dertig kilometer, zal ik daar niet bij zijn. Die vroege vluchtpogingen in bijvoorbeeld de Ronde van Vlaanderen dienen vooral om wat publiciteit te halen en stranden toch negen keer op de tien. Ik ben er ook geen voorstander van om dan al een renner uit de ploeg mee te sturen, dat is er een die je kwijt bent nadien. Het risico op valpartijen is trouwens ook niet groter achteraan in het peloton dan vooraan.

Klopt het beeld dat we hebben van jou dat je zelden zenuwachtig bent tijdens de wedstrijd ?

Ja, maar daarvoor moet ik ook lang achteraan rijden. Eenmaal je opschuift naar de voorste gelederen, bestaat het gevaar dat je meegesleept wordt in de nervositeit van de renners die wringen om vooraan te zitten. Ik heb die eerste kilometers nodig om kalm te worden. Ik zal wel proberen toe te slaan in de heuvelzone of op de laatste kasseistroken.

Zoals op de kasseien van de Vogelzangstraat in de Omloop het Volk ?

Dat kan je alleen maar na een bepaalde tijd in de wedstrijd, als er al velen kapot zitten. In de Omloop was het ook een beetje tactisch bekeken. Ik wist dat die strook er heel slecht bijlag, daar voorbijsteken was heel moeilijk. Ik had Glenn gezegd dat hij in mijn wiel moest zitten. Dat was al een man die ze moesten passeren.

Van een specialist als jou is het dan wel vreemd te vernemen dat die ervoor pleit de passage door het Bos van Wallers – in Parijs-Roubaix – en de kasseistrook van Wannegem-Lede – in de Ronde van Vlaanderen – te schrappen.

De kans op valpartijen daar is enorm groot, je hangt er echt af van de renner voor je. Die passage in Wannegem-Lede, bijvoorbeeld, bevindt zich al na honderd kilometer, op een moment dat nagenoeg het hele peloton nog samen zit. Ik heb heel graag kasseien, maar stroken opzoeken die bijna niet bereidbaar zijn, vind ik onverantwoord. De Paddestraat ligt er heel goed bij en daar kan je ook het verschil maken.

Voor het eerst sinds 1987 werd de Koppenberg opnieuw opgenomen in het parcours. Hoe sta jij daartegenover ?

Daar heb ik geen probleem mee. Eerst en vooral gaat het bergop en speelt de factor snelheid dus niet mee. Ten tweede werd het wegdek vernieuwd, en ten derde is het tijdstip in de wedstrijd – in de laatste zeventig kilometer, na de Oude-Kwaremont en de Paterberg – heel anders dan vroeger. Ik denk niet dat ze daar nog met honderd vijftig man naartoe zullen vliegen.

Met de Koppenberg zal de Ronde zeker een andere koers zijn dan de voorbije jaren. De Koppenberg komt in de plaats van de Kortekeer, waar het altijd een beetje stil viel. Zoiets gaat zeker niet gebeuren, want de eersten zullen nu blijven rijden na de Paterberg.

Iets anders. Na je perikelen bij Farm Frites liet je je volgende uitspraak ontvallen : ‘Ik ben een speelbal geworden, de wielerwereld is een maffia’.

De laatste twee jaren heb ik me meermaals afgevraagd : wat betekent een contract nog ? Bij Farm Frites kwam een nieuwe manager, een nieuwe ploegleider ook en de renners moesten maar luisteren. Ik ben iemand die opkomt voor de ploeg rond mij. Als een ploegleider tegen mijn schenen stampt, zal ik altijd reageren.

We leven in een rare wereld en het wielrennen maakt daar deel van uit. Alleen wordt in onze sport alles uitvergroot. Tijdens de Olympische Winterspelen dook er een nieuw dopingproduct op, maar er werd nauwelijks ruchtbaarheid aan gegeven. De eerste wielrenner die op het gebruik van dat product betrapt wordt, krijgt ongetwijfeld de volle lading van de media.

Het geval-Vandenbroucke heeft het imago van de wielersport andermaal bezoedeld. Hoe ga je daar als renner mee om ?

Dat is een spijtige zaak, omdat Vandenbroucke voor België opnieuw de belangrijkste figuur kon worden voor de komende jaren.

Volgens Willy Voet is tachtig tot negentig procent van de renners aan de start van een topklassieker gedopeerd.

Dat is gemakkelijk om te zeggen. We worden zo dikwijls gecontroleerd. Tegenwoordig hebben ze ook heel snel een methode gevonden om eender welk product terug te vinden. Er komt een tijd dat er veel minder over doping gesproken zal worden.

Op tien jaar tijd is de wijze waarop er getraind wordt enorm veranderd, maar daar spreekt niemand over. In mijn eerste jaar als profrenner ging ik in januari nog veertien dagen skiën; dat moet je nu eens proberen, dan wordt je contract ontbonden. Tegenwoordig maken de renners elkaar zot met hun trainingsschema’s. Meer trainen in de winter en minder wedstrijddagen is het devies. Nu rijd ik negentig koersen, tien jaar geleden honderd veertig.

Als je ziet hoe Armstrong zich minutieus voorbereid om er te staan op het moment dat de Ronde van Frankrijk van start gaat, dat is hard labeur. Hetzelfde gaat voor mij op in de winter. In die periode van het jaar ben ik een echt trainingsbeest, elke dag vijf, zes uur op de fiets.

Kan je begrijpen dat er renners omwille van de prestatiedruk grijpen naar doping ? Kan je er begrip voor opbrengen ?

( Wikt zijn woorden) Je komt dat overal tegen. Vrachtwagenchauffeurs, bijvoorbeeld, die drie uur langer kunnen rijden nadat ze een prestatiebevorderend middel hebben ingenomen. Ik kan dat niet helemaal veroordelen. Maar van een ezel maak je geen koerspaard.

Tot slot, opnieuw de sportieve toer op : wat staat er dit seizoen nog op je programma na de voorjaarsklassiekers ?

In principe sta ik nooit meer aan de start van een grote ronde. Heb ik het ongeluk dat ik door een zware blessure heel het voorjaar mis, dan kan ik allicht niet anders dan mij opladen voor de Tour. Maar anders, nee, geen grote ronde meer voor mij.

Het WK in Zolder is zeker een doelstelling in het najaar. De laatste jaren waren de renners wegens de lastigheidsgraad van het parcours bang om te koersen. Dat zal nu niet het geval zijn : Zolder wordt een mooi WK.

door Roel Van den broeck,

“Tegenwoordig maken de renners elkaar zot met hun trainingsschema’s.”

“Ik heb liever dat Tchmil bij mij in de ploeg zit, dan dat ik tegen hem moet rijden.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content