Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Freelancejournalist

In Afrika zijn de voetbalcompetities afgelopen, Willy Reynders overwintert in eigen land. ‘Telkens als ik naar België terugkeer, heb ik het moeilijk,’ zegt de directeur Afrika van Lokeren, ‘omdat de gesprekken hier zo leeg zijn.’ Een monoloog dan maar.

Ja, de man rookt nog. “De uitzuivering in het kopke is veel belangrijker”, zegt hij. “Gepaard gaande met, ja, ook wat soberder leven. In Afrika ben ik veel meer op mezelf aangewezen, kan ik meer mijn eigen ding doen, ook op het vlak van voeding. Hier hang je van zoveel dingen af – van feestjes en recepties ook – dat je voor vijfenzeventig procent geleefd wordt. Dat was dus ook één van de belangrijkste redenen waarom ik iets anders zocht.

“Als je na tien jaar werken als proftrainer alles op een rijtje zet, kom je tot de conclusie : ik voel mij niet meer goed in mijn vel. Je stelt vast dat je andere uitdagingen hebt gemist, dat je intellectueel eigenlijk tien jaar niet meer geëvolueerd bent – en mens zijn is evolueren, denk ik. Want het wereldje waarin je zit, is toch vrij enggeestig, opportunistisch, een beetje geestdodend. Dat stoorde mij. Dan luidt de vraag : ga je nog een jaar of vijf, tien wat smoelen trekken ? Want als ik rondom mij keek, zag ik dat dát in die job toch blijkbaar één van de belangrijkste capaciteiten is die je moet hebben. Vooral dat stoorde mij. Er waren wel een aantal geestesverwanten, types als een Jos Daerden, maar als je dan naar de entourage keek, zag je dat er voor die job inhoudelijk weinig nodig is. Wat kretologie volstaat blijkbaar om au serieux genomen te worden. Het conservatisme op alle vlakken stoorde mij enorm in en rond het voetbal. In die tien jaar heb ik bij de pers en de voetballeiders zeer weinig mensen aangetroffen die de moeite doen om van het spelletje zelf iets meer te weten te komen, om wat meer bagage op te doen en het dan op een fatsoenlijke manier te bekijken, te volgen en te evalueren. Voilà. Om te beginnen (grijnst).”

Roger Lambrecht haalde hem na twee maanden al terug uit het onderwijs. Sedert maart is Willy Reynders zijn directeur Afrika. Afwisselend werkt hij in Congo, Kameroen, Ivoorkust en Guinee bij de clubs waar Lokeren mee samenwerkt. Hij scout er, coacht er, leidt er trainers op, probeert er een structuur neer te zetten en wat controle te houden. “Ik ben al een keer of zeven, acht geweest”, vertelt hij. “Een maand ginder, twee, drie weken hier. Een verademing, interessant op alle vlakken. Alleen is het in Congo voorlopig gedaan. Ten eerste was de algemene toestand daar al heel moeilijk, de politieke situatie zo onstabiel en het land helemaal verdeeld, maar ook de situatie om er te werken : in veertig jaar is daar niks meer gebeurd, er is geen enkel fatsoenlijk oefenterrein. Ik heb nog bijna wekelijks contact en de mensen vragen mij waar ik blijf, maar wij hebben dus onze accenten. Die hangen ook af van de manier van handelen van de plaatselijke president van de club waarmee je samenwerkt. Er zijn nu heel duidelijke afspraken gemaakt en de controle is groter gemaakt, zodat de financiële steun bij de juiste mensen terechtkomt : bij spelers en technische staf. In het verleden is dat niet altijd zo geweest.

“In Kameroen is Le Canon kampioen, in Guinee is Satellite Conakry kampioen en in Ivoorkust haalde Satellite Abidjan de halve finale van de Afrikaanse beker en werd het in de competitie tweede na ASEC. We stonden nochtans bijna altijd eerste, op een bepaald moment zelfs drie punten los, maar in de tour final, de superchampionnat, verloren we de drie wedstrijden dat ik er niet was. Dan valt het een beetje in elkaar op het gebied van discipline. Spelers die van training wegblijven en zo. C’est l’Afrique, hein. Meer dan ooit ben ik ervan overtuigd dat het potentieel van Afrikaanse spelers enorm is, maar dat het mentale, het kopke, het belangrijkste is. Zo praten ze ook altijd, hé : libérer la tête. Scouten, taxeren op mentale sterkte is zo belangrijk. Doba was er kapitein en mentale sterkhouder van de groep, maar bij het vertrek zie je toch dat er ineens zoveel twijfels rond komen. En ná het vertrek is het natuurlijk allemaal nieuw. De verschillen zijn enorm, daar stond ik vroeger te weinig bij stil.”

Hij houdt van Afrika. “Wat mij het meest treft in de omgang met Afrikanen is hun levenskunst”, bedenkt hij. “Hun levensvreugde. Hun joie de vivre. De kunst om er elke dag toch iets van te maken in omstandigheden waarbij je ’s morgens niet eens weet of je ’s avonds iets achter de kiezen zal hebben. Daar bestaan nog de echte waarden, zoals vriendschap, familiale banden. Familie, dat is daar alle mensen van het quartier of van hun stam, waar ze altijd op kunnen terugvallen. Dat is hun zekerheid, hun veiligheid ook. Hun probleem als ze hier dan komen, hoor je, is dat het leven hier, in het Westen, leeg is. Ze missen al die banden, die vriendschap, die vrienden, die familie. Bij ons is familie ouders, broers en zusters; bij hen is familie heel groot en ook heel direct.

“Dat zij het leven bij ons enorm leeg vinden, daar kan ik mij ook steeds beter in inleven. Sortie bijvoorbeeld, bij ons is dat meestal eens op stap gaan en wat drinken om de ellende effe kwijt te zijn – het zal geen toeval zijn dat bij ons de cafés vol zitten. Bij hen is sortie eens samenzitten, ’s namiddags of ’s avonds, en eens praten, discussiëren, over vanalles – over politiek, over maatschappelijke zaken, over het leven in het algemeen. In een discussie speel ik dan wel eens advocaat van de duivel en dan merk je… ze zijn misschien niet naar school geweest, maar qua levenswijsheid, qua echte waarden, qua achter hun standpunten staan, qua zuiverheid van standpunten… Ook al betrekken zij er God en godsdienst bij : wat wij naïef vinden, is daar nog puur. Zuiver.

“Hier zijn de gesprekken doorgaans leeg en telkens als ik terugkom, heb ik het daar moeilijk mee. Hier gaat pas na zes, zeven glazen het vernis er een beetje af, pas dan gaat iedereen een beetje uit zijn rolletje en kan je tot een fatsoenlijk, wat diepgaander gesprek komen. Terwijl het ginder dagelijkse levenskunst is. Puur. Echt. Op alle vlakken sans gène. Iedereen is er wie hij is. Heb je niks, dan heb je niks. Hier kijkt men naar de buren…”

… word je geleefd, ginder kan je jezelf zijn. “’t Is niet allemaal zonneschijn natuurlijk, omdat je toch serieus de knop moet omdraaien als je de armoede, het schrikbeeld ziet waarmee je elke dag geconfronteerd wordt. Eén van de problemen van Afrika is dat er voor het onderwijs betaald moet worden. Zolang het er niet minstens tot en met de lagere school gratis wordt, blijf je in die vicieuze cirkel, vrees ik. Ander probleem is het onderhoud van de wegen en gebouwen. Verschrikkelijk. Terwijl er blijkbaar toch geld is om stupide monumenten te zetten. Het heeft dus ook met visie te maken. Men leeft er gewoon dag in, dag uit. Echt plannen op termijn kan men dus niet. Het politieke probleem houdt verband met het feit dat in Afrika het belangrijk zijn voor anderen zich nog altijd uit in uiterlijke zaken : het kostuum, de grote wagen, de bril. Je krijgt er politieke figuren die in de eerste plaats voor hún mensen werken, voor hún groepje, voor hun eigen persoontje eerst en vooral. Eigenlijk zijn het allemaal despoten, maar je hebt er heel weinig verlichte die het algemeen belang dienen.

“Wij zien dat ook bij de clubs, hoe belangrijk presidenten er zijn en hoe moeilijk het is er structuren te veranderen. Die doen dus niks, hé, die zijn alleen maar president van de club. En dat ze niks doen, vindt men dus ook logisch. Het belangrijk zijn is daar nog altijd het belangrijkste. Tien keer per dag denk ik : dat is zoals mijn grootouders praatten. Meneer de dokter, meneer de onderwijzer, meneer de pastoor… die stonden boven alles en hadden altijd gelijk. Zo is het daar dus nog altijd met de presidenten.”

Een ander schrikbeeld is dat van de mensenhandel. Het is, vindt de directeur Afrika, niet wat Lokeren doet. “Ik heb er nu ondertussen toch wel al met heel veel jongens gewerkt en ik ben er nog altijd geen enkele tegengekomen die mij zegde : naar mij hoef je niet te kijken, want ik wil hier blijven. Een goede zaak is wel dat ze nu wettelijk maar kunnen komen vanaf 18 jaar. Voor die jongens zelf is dat goed, want als Franse ploegen bijvoorbeeld in Kameroen alle talent weghalen op de leeftijd van 13, 14 jaar of zelfs nog jonger om ze in hun centres de formation onder te brengen, dan zijn die jongens natuurlijk ontheemd. Het is uiteraard ook goed voor de werking ter plaatse dat het nu pas kan op 18 jaar, ook voor onze samenwerking. Kameroen bijvoorbeeld is leeg, alle talent is er weg, behalve bij de jeugd – omdat het dus niet kan.

“Om nog meer kwaliteit te kunnen garanderen, veranderden we ondertussen ook de structuur, in die zin dat we nu altijd met stageperiodes van twee, drie maanden zullen werken. Talenten die op stage komen kunnen dan ofwel blijven ofwel terugkeren naar hun groep, die ze na de stage misschien een meerwaarde kunnen bieden. Binnenkort komen er een aantal van Kameroen en Guinee af – van Satelitte Abidjan zijn er al drie vertrokken : er zit er één hier in Lokeren, één bij GBA en één in Frankrijk.

“Om de slaagkansen te vergroten, is positiegericht scouten en begeleiding op alle vlakken noodzakelijk, vooral voor ’t kopke. Ook zeer belangrijk is rekening te houden met het soort voetbal dat hier in België wordt gespeeld. ASEC Abidjan bijvoorbeeld is een fabriek : Jean-Marc Guillou levert er schitterend werk, maar het is grotendeels een fabriek die voetballers van 1m60 aflevert – deels omdat er al heel vroeg geselecteerd wordt. Ik heb ginder ook geweldig goeie voetballers, maar voetballers waarvoor het gevaar dreigt dat ze mislukken in het Belgisch voetbal omdat hier andere normen gelden. Dus selecteren wij volgens de fysieke normen van het Belgisch voetbal, maar zeker ook op mentale sterkte, op aanpassingsvermogen en wilskracht om het te maken. Een kerel als Doba bijvoorbeeld : als je daar mee praat, dat ís iemand, hé, een leider zoals ook Zéré en Bangoura dat zijn.

“Ach, had je tien jaar geleden gezegd dat er in eerste klasse een ploeg zou zijn die met uitsluitend Afrikanen in de achterste linie zou spelen, dan had je gehoord : dat kan niet, want Afrikanen hebben geen mentaliteit, geen tactisch vermogen… In Lokeren gebeurt het dan nog in zone, met vier op een lijn, waarvan twee aanvallende vleugelverdedigers dan nog.”

Reynders dweept met Afrikaanse verdedigers. “In Afrika vind je momenteel de beste verdedigers”, vindt hij. “Doba doet het goed, maar het grootste talent in die positie moet nog komen. Je zal dat merken. Alleen al bij onze ploegen zijn er drie klaar. Echt goeie spelers waarvan ik zeker weet dat ze meteen kunnen meedraaien. De eerstvolgende die zal komen, is een enórm groot talent. Bij een ploeg die niet van ons is zit er nog één die echt tóp is. En dan praat ik niet over Belgische, maar over Europese top. Daar ben ik absoluut zeker van. Vista, voeten, fysieke mogelijkheden : die heeft werkelijk alles. We zullen proberen hem bij ons te halen, maar het probleem kan zijn dat hij bij een ploeg zit waar men de prijs al kent.”

door Christian Vandenabeele

‘Ik begrijp steeds beter waarom Afrikanen het leven in het Westen leeg vinden.’

‘In Afrika vind je de beste verdedigers.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content