Bij het afscheid van Dany Verlinden. Welke souvenirs neemt de Brugse doelman mee uit verschillende stadions ?

Vijf titels en straks misschien een zevende Belgische beker. De palmares van DanyVerlinden, in augustus 41 en sinds 1980 (!) in eerste klasse (met een onderbreking van twee jaar tussen ’86 en ’88, toen Lierse in tweede klasse voetbalde), mag er wezen. Bij zijn afscheid vroegen wij ons af welke herinneringen de Brabander heeft aan ruim twintig jaar eerste klasse. Een Ronde van België, te beginnen in zijn nieuwe gouw, West-Vlaanderen.

West-Vlaanderen

Club Brugge. Dany Verlinden : “Het Jan Breydelstadion is ten goede veranderd, met Euro 2000 werd het stadion grondig vergroot. We spelen nu thuis voor een gemiddelde tussen 22 en 24.000 mensen, tot voor vier, vijf jaar was dat de helft. Het enige probleem is nu het gras. Het wordt gemaaid op donderdag en kan ongehinderd groeien tot zaterdag of zondag. Club en stad moeten daarover nieuwe afspraken maken. Ik heb hier goeie momenten beleefd, maar ook minder goeie, ben in principe gekomen als reservedoelman, heb me in doel geknokt en kreeg een gedeelte van de fans achter mij, maar die rivaliteit van in het begin heb ik zestien jaar meegedragen. Een favoriete kant ? Wij proberen na de rust altijd naar de spionkop toe te spelen, omdat spelers die moeten scoren misschien uit dat gegeven een surplus kunnen puren, maar voor een doelman is dat minder het geval. Een pluspunt vind ik netten achter de doelen. Als doelman ben je een makkelijk doelwit om vanaf de kant met dingen geraakt te worden.”

KV Oostende. “Vond ik een gezellig stadion, niet te groot en voor ons altijd interessant. Dicht bij huis, meer supporters van Club dan van de thuisploeg en veel gewonnen. Je kon er wel last van de wind hebben, maar van ons mogen ze zeker promoveren.”

KV Kortrijk. “Altijd graag gespeeld, ik vind dat Kortrijk als stad een eersteklasser moet hebben. Op een gegeven moment werden ze het slachtoffer, denk ik, van slecht beleid, waarbij het geld door deuren en vensters werd gesmeten.”

RC Harelbeke. “Ongezellig, niet één van mijn geliefde velden. Twee hoge tribunes en achter het doel twee kleintjes. Kil en koud.”

SV Waregem. “Vond ik ook heel kil, veel te groot en te open, met een vervelende piste. Alles kon je daar overkomen. Geen sfeer, de mensen achter het doel stonden vijftig meter ver. Helemaal bloot voelde ik me daar, vatbaar voor de wind. Ik speelde ook veel liever op zaterdagavond dan op zondagnamiddag. Voor de kinderen is het leuker als papa toch een beetje thuis is in het weekend. Maar ook qua sfeer : mensen gaan liever op zaterdag naar het voetbal dan op zondag.”

Cercle Brugge. “Elk jaar een extra thuiswedstrijd. Eigen stadion, je eigen kleedkamer, opwarming langs dezelfde kant… Ook voor hen was het wellicht een extra thuiswedstrijd, maar een grote ploeg heeft dan wat voordeel.”

Oost-Vlaanderen

AA Gent. “Mooi geworden na de vernieuwingen achter de beide doelen. De hoge tribunes zijn een beetje kil, maar achter het doel vind ik het gezellig. Eigenlijk heel spijtig dat ze er willen weggaan, dan hebben die nieuwe stukken maar twee of drie jaar gediend. Na Cercle was dit de wedstrijd die ons het meest aansprak, zowel de spelers als de supporters. Dichtbij, veel sfeer, geladen, en veel supporters uit onze streek. Ik heb er bijna altijd goeie wedstrijden gespeeld.”

Lokeren. “Meestal een heel goed veld, zoals op Gent. Iets verouderde hoofdtribune en nu er achter het doel geen tribune meer staat, koud. Ik kan me goed voorstellen dat het een trieste bedoening moet zijn voor andere ploegen, als ook aan de kant van de bezoekende supporters weinig volk komt opdagen. Dat is het voordeel van bij Club te spelen : overal automatisch meer sfeer.”

Eendracht Aalst. “Héél klein stadion, met veel sfeer. Achter het doel vond ik het niks, reclameborden aan de ene kant, een logegebouw aan de andere. Je begint het te merken : ik had graag dat er volk in mijn rug stond. Was dat niet zo, dan vroeg ik me altijd af of het wel eerste klasse was. Je hoort ook wel degelijk mensen roepen. Wie zegt van niet, is doof of heeft stoppen in de oren. Maar horen is één ding, je uit je concentratie laten brengen een ander. Dat lukte bij mij nooit.”

SK Beveren. “Al jaren hetzelfde. Van één bezoek aan de Freethiel herinner ik me een fase waarin Vital Borkelmans de bal afsnoepte van Tristan Peersman en scoorde. Hilarisch moment. Ik ben nooit aan een wedstrijd begonnen met het gevoel onoverwinnelijk te zijn, maar in principe kon dat overal groeien tijdens de wedstrijd.”

Antwerpen

R. Antwerp FC. “De Bosuil is een plaats waar ik me altijd goed voelde. Meestal een heel goed veld, met voor de bezoekers kleedkamers die eerste klasse op het randje af onwaardig zijn. Altijd wel haat en nijd tussen de supporters van de twee ploegen, maar de stijl van die ploeg lag ons.”

Germinal Ekeren. “Vond ik heel gezellig, klein, beetje provinciaals, maar mooie kleedkamers en een heel verzorgd veld. Jammer dat het iets te klein was om een eersteklasser in leven te houden.”

Germinal Beerschot. “Ik heb nog in het oude Beerschotstadion gespeeld. Ruime kleedkamers, maar met een paal in het midden, wat het voor de trainer soms moeilijk maakte om nog iets te zeggen, omdat hij de helft niet zag zitten. Nu zijn de nieuwe een beetje aan de smalle kant. Wel een gezellig stadion, met een goed veld.”

Berchem Sport. “Nog gespeeld met Lierse, zeventien of achttien jaar geleden. Heel oud stadion, met een piste rond. Ongezellig.”

Lierse SK. “Geen supporters aan één kant van het veld, omdat ze niet verder achteruit kunnen bouwen. Spijtig. De rest is mooi, opgefrist, nieuwe onderbouw. Dit jaar een heel slecht veld, allicht wat fout gelopen bij de aanleg. Ook ik vind als doelman de staat van een veld belangrijk, omdat het in doel meestal nog wat slechter is dan elders. Een doelman wordt beoordeeld op een aantal fasen, en als het veld dan nog zijn rol gaat spelen door een slechte bots… Ik denk dat de velden in het algemeen ten goede zijn geëvolueerd, met jaarlijks een paar uitzonderingen. Dit jaar was dat Lierse en Club. Ik heb zelf nog voor Lierse gespeeld, maar zij die er nu supporter zijn, hebben mij daar wellicht nooit gekend. Ik werd er nooit hartelijk ontvangen door hen. Wel door de club, maar niet door de supporters.”

KV Mechelen. “Leuk stadion, maar heel onveilig voor de spelers, vond ik. Je stapte uit op straat en moest dan een heel eind naar de kleedkamers, voorbij de kantine, voorbij supporters… Geregeld gebeurden daar opstootjes. In Sint-Truiden gebeurde dat ook zo, daar lagen de kleedkamers nog verder, helemaal aan de overkant. Af en toe kreeg je een glas bier over je hoofd. Meestal bleef ik rustig : iemand een mossel uitdelen, daarmee ben je niks. Als je reageert op iemand, staan ze direct met twintig man rond je en dan heb je ook niks meer te vertellen. Je kan wat verbaal repliceren, maar beter is te zwijgen.”

Verbroedering Geel. “Herinner ik me eerlijk gezegd niks van. Echt niks.”

Westerlo. “Niet te groot, maar gezellig. Het voordeel van een bezoek aan de Kempen is dat Club er veel supporters heeft. Ik kom uit de buurt, maar of ik er nu meer steun voor mezelf kreeg dan elders, zou ik niet weten. Het veld lag ons, mij ook. Daar zitten we in twee kleedkamers. Niet zo erg, de theorie is toch gegeven en je kan beter te ruim zitten dan te krap.”

Limburg

Lommel. “Een terrein dat ons absoluut niet lag. Veel verloren of gelijkgespeeld. Nochtans een leuk stadion, met aan de ene kant een kantine en wat staanplaatsen. Niet echt vijandig rondom, maar wel op het veld : geladen, op het scherp van de snee. Vaak hadden we het daar moeilijk mee. Afstand speelt geen rol op de heenweg, wij vertrekken vaak erg vroeg en lassen dan een tussenstop in. Dat breekt. Alleen is de weg terug héél lang als je verloren hebt.”

RC Genk/Heusden-Zolder. “Het Fenix-stadion was een drama toen we er tegen Heusden-Zolder speelden. Geen vijfduizend toeschouwers… Het zou niet mogen, maar ook ik had iets van : is dit wel eerste klasse ? Het was heel koud en ik had constant het gevoel dat het niet goed zou aflopen. Een schril contrast met de thuiswedstrijden van Genk, waar heel veel sfeer is. Een wedstrijd wordt voor mij bepaald door de twee clubs én de supporters : 25.000 of 5000, dat verschil voel je als speler. Wij hebben dit seizoen thuis niet verloren en dat danken we mee aan de supporters.”

Sint-Truiden. “Nu komen we via een andere weg binnen en dat is veel veiliger. Ik herinner me dat Georges Leekens er ooit een glas bier over het hoofd kreeg. Heel vijandelijke sfeer, vond ik. Slecht veld, meestal heel hobbelig : in de winter bevroren en hobbelig, in de zomer droog en hobbelig. Het kon er spoken, we hebben er soms makkelijk gewonnen, maar ook pandoeringen gekregen. Ik ging er niet graag heen, die mannen konden tegen ons altijd iets meer. Ook dit jaar weer, na hun overwinning tegen ons hebben ze amper wat gehaald.”

Wallonië

Club Luik. “Rocourt vond ik heel koud, met die wielerbaan tussen veld en tribunes. Oude kleedkamers en een heel rare lange tunnel om ernaartoe te gaan. Dat daar nooit meer vreemde toestanden zijn gebeurd onder de spelers is een wonder. Ik ben nooit in een mijn geweest, maar het leek op zo’n gang, iemand van twee meter moest zich bukken. Weinig sfeer.”

Seraing. “Le Pairay was een leuk stadionnetje met veel sfeer. Kleine kantine achter het doel, maar ook dit was te klein om een vaste eersteklasser uit te bouwen.”

Standard. “Sclessin is een gezellig stadion geworden, met moderne, vernieuwde, ruime kleedkamers en een ruim medisch kabinet. Topper, met veel sfeer.”

Moeskroen. “Eén van de mooiste velden in België. Kwam ik héél graag, vriendelijke mensen, goeie wedstrijden gehad. Ook verloren, maar leuk om te spelen.”

Bergen. “Bezig met vernieuwing. Hoognodig. Veel sfeer, beetje typisch Franstalig.”

La Louvière. “Kil, omwille van die piste. De supporters zitten er te ver en de kleedkamers zijn te klein en te oud. Heel onveilig ook : als daar ooit wat gebeurt, kan je langs geen kanten weg. Wel joviale, vriendelijke mensen. Leuk om te gaan, goed veld en meestal goeie wedstrijden. Doet me een beetje denken aan RC Mechelen, ook door de kleuren en de flats in de buurt.”

Charleroi. “Vond ik vijf jaar geleden leuker, veel meer sfeer. Dat heeft wellicht te maken met de resultaten. Daar konden de supporters hun ploeg enorm steunen. Nu te weinig supporters en een slechtere ploeg. Het niveauverschil tussen de toppers en de middenmoters wordt groter, vind ik. Het gros is van hetzelfde kaliber aan het worden. Dat maakt de klus op verplaatsing iets makkelijker, als je zelf tenminste de goeie ingesteldheid hebt. Wij hebben dit seizoen zes keer op verplaatsing verloren, maar dat lag eerder aan ons dan aan de sterkte van de tegenstander.”

Brussel

RWDM/Brussels. “Andere naam, maar blij dat ze terug zijn, ik heb altijd graag in Molenbeek gespeeld, al lag het veld er dikwijls erg slecht bij.”

Anderlecht. “Een héél leuk stadion, ook door de inzet, de sfeer. Mooie, geladen wedstrijden waarin alles kon gebeuren. Ik heb er goed gewonnen, maar ook pandoeringen gekregen. Ik hield van toppers, ook al kreeg je als doelman vaak niet te veel werk en ontgoochelden ze soms qua spelniveau. Maar de druk(te) errond, daar doe je het voor.”

door Peter T’Kint

‘Dat was het voordeel van bij Club te spelen : overal automatisch meer sfeer. ‘

‘Ik had graag dat er volk in mijn rug stond.’

‘Als ik mag, kaart ik straks misschien nog mee.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content