Er is bij Filip Benoot, nijveraar gebleven, behalve een eigen kijk op jeugdopleidingen, niet veel meer over van het topvoetbal.

Filip Benoot (44): “Op mijn 17de haalde Club Brugge mij weg bij Ardooie. We waren net met de junioren West-Vlaams kampioen geworden, in de Cup van Het Volk. Na drie jaar kon ik weg bij Club, door een administratieve vergetelheid – ze waren vergeten mij in te schrijven op de lijst van beschermde spelers. Het was de glorierijke periode onder Happel, veel speelkansen zou ik niet krijgen. Bovendien studeerde ik in Antwerpen en werd de combinatie studies-voetbal almaar moeilijker. Via assistent-trainer Mathieu Bollen kwam ik bij AA Gent terecht. Twee jaar tweede klasse, drie jaar eerste klasse.

“Daarna trok ik naar het KV Mechelen van John Cordier. Een jaar tweede en twee jaar eerste klasse. Volgden nog drie jaar Harelbeke en een paar maanden Racing Heirnis Gent, tot ik de kans kreeg om als manager bij AA Gent aan de slag te gaan. Meer was er niet uit te halen, denk ik, ik was geen topper, had nooit durven dromen dat ik ooit in eerste klasse zou voetballen. Dat ik ooit op het grote Anderlecht de voorzet zou geven voor het beslissende doelpunt… ( lacht). Met KV Mechelen was dat, Piet den Boer scoorde.

“Ik was gewoon een fysiek sterke en verdedigende middenvelder. Polyvalent vooral : ik speelde in de eindronde met Gent nog samen met Koudijzer in de spits. Bovendien kregen mijn studies altijd de voorkeur. Eerst twee kandidatuursjaren Economie in Antwerpen, dan in Gent een licentie Lichamelijke Opvoeding en daar ook mijn licentie Economie afgemaakt. Ik studeerde gemakkelijk, al vergde het toch discipline. De eerste twee weken van het academiejaar waren de moeilijkste, dan moest ik op zoek naar goeie cursussen. De rest was zelfstudie, ’s morgens vooral, ’s namiddags was er veelal training. Naar de les ging ik nauwelijks. En ’s avonds een pintje drinken, het was een fantastische tijd. Ik voèlde mij ook meer student dan topvoetballer, kon door mijn studies gemakkelijker afstand nemen van het voetbal. Een keer op de bank zitten was geen drama voor mij. Het voetbal zorgde in de eerste plaats voor een financiële onafhankelijkheid. Zo kon ik mijn kot en studies zelf betalen.

“Uiteindelijk kwam ik na mijn studies toch weer in het voetbal terecht, bij AA Gent, toch altijd een beetje mijn club gebleven. Ik stapte uit de squashzaak die ik met een paar vrienden had opgestart, was ambitieus, wilde met Gent vanuit tweede klasse meegroeien naar de top in eerste. Maar na een jaar al werd ik het slachtoffer van een bestuurlijke machtsstrijd, tussen JeanVan Milders en Ivan De Witte. Toen ik bij het opmaken van het budget voor het tweede seizoen een tekort vaststelde van 18 miljoen, werd me gezegd : niks van aantrekken. Zo kon ik niet werken. Het kwam tot discussies. Uiteindelijk mocht ik behalve telefoons opnemen en brieven tikken, niks meer doen. Het leidde tot mijn ontslag en een grote ontgoocheling.

“Ik heb een jaar nodig gehad om mij te heroriënteren. Een contractje van een jaar als manager van Racing Heirnis Gent was ideaal.”

“Na dat jaar ben ik uit het voetbal gestapt. Ik vervulde acht jaar een commerciële functie bij een verzekeringsinstelling. Sinds vorig jaar ben ik clubmanager van een fitnesscentrum in Kortrijk. Het werd tijd voor een nieuwe uitdaging, ik begon toch enige zelfstandigheid te missen. De Passage is sport en business. Ik leid een team van dertien medewerkers, een club met 1800 leden. Heel leuk werk, je zit constant tussen mensen die hier komen voor hun plezier. Het is nog steeds een nieuwe markt : fitness staat in België nog nergens, en de conditie van de gemiddelde Belg laat nogal te wensen over.”

“Van het topvoetbal is niet veel meer overgebleven. Ze weten hier nauwelijks dat ik ooit voetballer in eerste klasse was. Ik ben het ook niet blijven volgen, ging nooit meer kijken. Als de zonen ( 14 en 11 jaar, nvdr) thuis Champions League kijken, kijk ik wel mee, maar meer niet. Trouwens, zij zijn meer basketters, net als mijn dochter. Neen, dan volg ik liever het provinciaal voetbal. Ik ben kleine clubjes blijven trainen. Denderhoutem, Meulestede, Zevergem, Kruishoutem en nu mijn tweede jaar Gavere in derde provinciale. Het is puur ontspanning, geestelijk en fysiek. Bij trainingspartijtjes hoop ik dat er eentje te weinig is, dan kan ik meespelen ( lacht). Dat zit er van thuis in. we waren met vier jongens : van zodra ik kon lopen, moést ik meespelen.

“Ik ben altijd sterk geïnteresseerd geweest in alles wat jeugdopleiding betreft. Ik begrijp bijvoorbeeld niet waarom AA Gent mij nooit vroeg om er jeugdtrainer te worden. Ik ben ex-speler en licentiaat LO. Als ik zie hoeveel er geïnvesteerd werd in het jeugdproject van Boskamp, om dat dan na twee jaar weer af te bouwen. Waar zit de langetermijnpolitiek ? Blijkbaar is het niet alleen het probleem van Gent; ook bij Anderlecht en Club Brugge breekt er geen eigen jeugd door.

“Veel voetbalherinneringen blijven er niet over. Veel spelers kunnen nog precies vertellen over die en die wedstrijd. Ik niet. Wellicht een teken dat ik altijd afstand heb kunnen nemen. Een zwart gat is er ook nooit geweest. Ik ben, weliswaar in verschillende stappen, probleemloos in een andere carrière gestapt. Daarom : geen albums, geen shirts… Alleen de foto’s die mijn moeder vroeger bewaarde. Vooral aan die foto van een duel met Cruijff, in een vriendschappelijk duel met Mechelen tegen Ajax, ben ik gehecht. Je kan niet zien of hij mij voorbij gaat, of omgekeerd. Het voordeel van een foto, hé ( lacht).”

door Frank Buyse

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content