Bij KRC Genk wil Tom De Mul, het bankzitten beu, in de eerste plaats weer elke week lekker voetballen en acties maken.

Het haardvuur knettert in de lounge van het Genkse hotel waar Tom De Mul en zijn Nederlandse vriendin Corine tijdelijk wonen. Het vorige interview met dit blad gaf Tom De Mul een dik jaar geleden in hemdsmouwen op het terras van zijn huis in een dorpje nabij Sevilla. Toen hoopte hij nog op een basisplaats bij FC Sevilla, maar een maand geleden koos hij voor een uitleenbeurt aan Genk.

Zijn kennismaking met de Belgische voetbalvelden – op de Europese wedstrijd met Sevilla op Sclessin na – kwam bij De Mul aan als een schok. Een grasmat als die van AA Gent meende hij zich niet te herinneren in zijn nog jonge voetballoopbaan. “Dat was wel even schrikken. De laatste grasmat die ik met Sevilla zag, was die van Deportivo La Coruña, de laatste keer dat ik op het veld stond, was thuis tegen Barcelona. In Spanje liggen alle velden er onberispelijk bij, ook door het klimaat. In Nederland had je bijvoorbeeld op NEC of NAC eens een mindere grasmat, maar dat viel absoluut niet te vergelijken met Gent. Al voor de opwarming lag ze er slecht bij, na de opwarming was het al een ramp. Gelukkig is de grasmat op Genk wél goed.”

Een paar maanden geleden schrok De Mul toen hij in Se-villa de telefoon opnam. “Genktrainer Ronny Van Geneugden belde me zelf, om te zeggen dat hij me graag bij Genk wou. Ze zochten een speler voor de rechterflank. Ik was een beetje verrast, heb dat laten bezinken.” Nu zit hij toch bij Genk: “Een echte profclub, die naar boven kijkt, ambitieus is en een positief imago heeft.”

Je naam werd ook bij Standard genoemd, maar al gauw sprak je zelf je voorkeur uit voor Genk. Waarom Genk wel en Standard niet?

Tom De Mul: “Omdat ik Standard een goed ingespeeld team vond, waar het voor mij moeilijker zou zijn om me ertussen te wringen. Als je definitief tekent, is dat misschien anders, maar als je voor zes maanden tekent, kijk je gewoon waar de meeste speelkansen liggen. Daarom ben ik naar hier gekomen. Bij Genk zag ik voor mezelf op dit moment meer mogelijkheden.”

Je mocht met Sevilla op Standard invallen. Wat vond je van de Belgische kampioen?

“Zij maakten het ons lastig. Wij lieten daar als team een zwakke indruk. Als wij een topdag hebben, winnen we daar, maar die hadden we niet. Waarschijnlijk hebben veel spelers Standard onderschat en gedacht: ‘We winnen daar wel even.’ Maar Standard was heel gretig, feller in de duels, ze hebben echt hun zinnen op de Europabeker gezet. Ze hebben ook spelers met kwaliteiten, de sfeer op Sclessin was fantastisch. Heel mooi om dat een keer mee te maken.”

Waren er voor jou andere opties in Spanje?

“Na de Olympische Spelen kon ik naar Málaga en Valladolid. Er was ook interesse uit Duitsland, maar daar ging ik niet op in, omdat ik me absoluut wilde bewijzen in de Primera División. Ik koos dan toch om nog eens voluit te gaan bij Sevilla. Had ik toen zelf naar Málaga of Valladolid gewild, was dat wel doorgegaan. Maar na de Spelen voelde ik me zo goed dat ik dacht dat het dit keer wel zou lukken. Maar ik kreeg geen kans. De trainer, Manuel Jiménez, liet Jesus Navas altijd spelen. Navas is een fantastische speler, maar als je niet op gelijke voet begint, kun je de concurrentie niet aangaan. Ook al speelde hij de eerste helft slecht, hij bleef staan. Dan maakte hij tien minuten voor tijd een fantastische actie en was alles weer goed.”

Wat had je, achteraf bekeken, anders kunnen doen?

“Mijn start bij Sevilla was niet zo goed. Ik had last met de warmte, had een kleine blessure. Met een betere start had het anders kunnen lopen. Misschien had ik ook wat brutaler moeten zijn, maar de grote fout was dat ik ben blijven spelen met die voetblessure. De taal speelde ook een rol. Jammer, want Navas was toen niet op het niveau dat hij later haalde. Door mijn aanpassingsproblemen kon hij rustig groeien. Op een bepaald moment is hij zo goed gaan spelen dat er geen reden meer was om hem eruit te halen.”

Wat heb je uit die moeilijke tijd over jezelf geleerd?

“Dat goed beginnen bij een nieuwe club heel belangrijk is. Eenmaal je bij een topclub op het tweede plan belandt, kom je er bijna niet meer bovenop. De concurrentie is zo groot, andere spelers vullen jouw positie zo goed in dat je jezelf nog amper op het voorplan kan dringen. Uit die situatie ben ik in anderhalf jaar niet meer geraakt. Op training merkte ik dat ik het niveau aankon. Er was dit seizoen ook een periode dat ik heel goed inviel. Had ik meer kansen gekregen, was ik nog kunnen groeien en had ik een goeie voetballer voor Sevilla kunnen worden.”

Bij Ajax heb je veel uitstekende voetballers, bij Sevilla heb je alleen maar uitstekende voetballers, zei je vorig jaar.

“Dat klopt. Sevilla staat niet zomaar derde in de Primera División.”

Ben je een betere voetballer geworden in Spanje?

“Een completere voetballer. Vroeger moest ik het vooral hebben van mijn acties, maar in sommige wedstrijden lukt dat niet, komt er geen ruimte, krijg je geen kansen. Dan moet je anders gaan spelen, ook naar binnen snijden en niet enkel langs de zijlijn iets proberen. Dat heb ik wel geleerd.”

Een paar weken geleden merkte Urbain Haesaert nog op dat een speler op jouw leeftijd alleen beter wordt als hij wekelijks speelt. Heeft hij een punt?

“Nou, het eerste jaar ben ik in Sevilla wel beter geworden op training. Maar dan moet je de stap maken naar spelen, wil je nog vooruitgaan. Die kans kreeg ik niet, toen kon ik me niet verder ontwikkelen. Het laatste halfjaar heb ik op bepaalde momenten wel gedacht: ik ben hier mijn tijd aan het verprutsen.”

De Spelen

Heb je achteraf bekeken de verkeerde keuze gemaakt met Sevilla?

“Ik had er mits een betere start verder kunnen raken, maar misschien had ik toch iets langer bij Ajax moeten blijven. Ik was daar nog niet té goed voor het topniveau in Nederland. Ik was nog geen Wesley Sneijder, die er zo boven uitstak dat hij wel naar een hoger niveau moest. Sevilla bood zich aan als een mooie kans, maar misschien was één of twee jaar langer bij Ajax beter voor me geweest.”

Is een terugkeer naar Ajax ooit een optie geweest?

“Daar is even sprake van geweest, maar toen zouden ze voor Elija van Twente gaan. Achteraf is dat niet doorgegaan, maar voor mij was Ajax toen wel een mooie optie geweest. Misschien had ik het wel gedaan. Van Marco van Basten had ik nog veel kunnen opsteken. Nadien kwam NEC uit Nijmegen nog op de proppen, maar toen was ook Genk daar al. Genk sprak me meer aan dan NEC.”

Liet Sevilla je makkelijk gaan?

“Ik had al eens een paar keer aangegeven dat ik weinig speelde. Dat konden ze niet ontkennen. Maar vervolgens maakte ik een hele goeie voorbereiding door met Sevilla, kort voor de Spelen én speelde ik in China een goed toernooi à Toch zat ik de eerste vijf wedstrijden na mijn terugkeer niet eens bij de selectie. Toen ben ik gaan nadenken.”

Stel dat je niet naar de Spelen gaat: had het er dan anders uitgezien bij Sevilla?

“De Spelen laat je niet liggen. Dat ik daar wilde zijn, heb ik me nog geen minuut beklaagd. Ik vond het een hele ervaring, naast het veld, maar ook prachtige wedstrijden op het veld.”

In België vindt men dat men wat te veel waarde hecht aan het voetbal op de Spelen. Een jeugdtoernooi dat helemaal niets voorstelt.

“Daar bleek toch maar mooi dat België veel goeie jonge spelers heeft en een mooie toekomst als nationaal team. Er zat veel kwaliteit in de ploeg, maar iedereen had ook wat voor mekaar over. Als Marouane Fellaini en Vincent Kompany niet terug moeten en Thomas Vermaelen was niet geschorst voor de halve finale, dan spelen we in Peking de finale.”

Is De Sart een goeie coach?

“Ik heb een heel goeie band met hem. Het is een rustige man, die zijn spelers veel vertrouwen geeft.”

Die het pikt als spelers zich niet willen opwarmen of invallen.

“Het is niet zo dat hij alles pikt, hij zegt daar heus iets van, maar op een rustige manier. Hij vindt dat iedereen zijn verantwoordelijkheid moet nemen, maar weet wel hoe hij spelers moet motiveren. Hij kan ook zeggen wat niet goed is, hoe het beter moet. Kan af en toe ook streng zijn. Dat heb ik soms ook nodig.”

Wanneer moet een trainer streng zijn met jou?

“Af en toe gebeurt het dat ik wat te makkelijk word. Dan is het nodig dat trainers me wijzen op mijn fouten.”

Gebeurde dat in Spanje ook?

“Ook wel, maar bij ons was Jiménez vooral bezig met de spelers die elke week speelden. Als iedereen fit was, had onze trainer echt wel een basisteam. Dan kon je zo vooraf zeggen wie zou spelen. Of je dan op training een scherpe indruk gaf, maakte echt niet zo veel uit. Bij Ajax had ik bij Ten Cate wel meer het gevoel dat iedereen in het team kon komen, als je maar scherp genoeg trainde. Dat vind ik als speler wel belangrijk: dat je voelt dat, als je je best doet, je erbij kan geraken. Dat gevoel had ik bij Sevilla niet.”

Kon je daar met Jiménez over praten, of zorgde de taal voor een barrière?

“Op het einde sprak ik wel voldoende Spaans, maar die jonge Spaanse jongens hadden wel een beter en makkelijker contact met hem. Hij is ook trainer bij de jeugd van Sevilla geweest, hij kende ze allemaal. Ik miste een stap om beter te kunnen worden. Ik kon me er niet meer verder ontwikkelen.”

Wat heb je geleerd naast het veld?

“Ik ben een stuk volwassener geworden. Alles regelen in het Spaans is niet makkelijk. Mensen zijn er niet zo hulpvaardig als je de taal niet spreekt. De meesten kennen geen Engels. Ze komen ook niet altijd hun afspraken na. Dat vond ik best moeilijk. Dan word je kwaad, maar als je kwaad bent, is het niet makkelijk om snel te reageren en meteen de juiste woorden te vinden. Op den duur pakte ik het anders aan. Als ik op training echt boos was, begon ik te schelden in het Nederlands. Dan merkten ze ten minste dat ik écht kwaad was.”

Welke voetbalmomenten onthoud je van Sevilla?

“Mijn doelpunt tegen Getafe, de avond nadat ze bij ons thuis hadden ingebroken. Dat was zo’n ontlading. Een uur spelen tegen Barcelona was ook een ervaring. In Spanje wordt echt het mooiste en beste voetbal gespeeld. Het Engelse voetbal staat ook op een hoog niveau, maar daar moet je vooral sterk zijn.”

Welke voetballer maakte er de meeste indruk op je?

“Het is een clichéantwoord, maar toch: Lionel Messi. En Daniel Alves die bij ons speelde: fantastische speler. Ook Gonzalo Higuaín van Real, en Arjen Robben.”

Teleurgesteld

Wat doe je na dit seizoen? Terug naar Sevilla of niet?

“Afwachten. Hier mijn best doen, dan zien we nog.”

Als je niet teruggaat, voel je je dan mislukt?

“Niet mislukt, wel teleurgesteld omdat ik niet heb kunnen laten zien wat ik kan. Dat lag voor een deel aan mezelf, voor een deel ook niet.”

Wat ga je naast het voetbal van Se-villa missen?

“Het klimaat en de gezelligheid ’s avonds op straat. Iedereen komt er ’s avonds buiten. Het wordt ook een stuk moeilijker om over mensen te praten zonder dat ze je verstaan (grijnst). Ginder was dat makkelijk, ze verstonden toch geen Nederlands.”

Wat wil je hier vooral tonen?

“De trainer verwacht dat ik acties maak op de rechterflank. Het belangrijkste is toch zes maanden weer aan spelen toe komen en ritme opbouwen. Gewoon weer elke week lekker voetballen, dat is het belangrijkste. Dat lijkt heel normaal voor een profvoetballer, maar je gaat dat toch snel missen als je die kans niet krijgt.”

Op training waren sommige spelers al onder de indruk van wat je allemaal met een bal kunt.

“Ik heb nog wat tijd nodig om mijn beste niveau te halen, heb ik gemerkt. Met extra wedstrijdritme en vertrouwen hoop ik weer het niveau van op de Spelen te halen, misschien nog beter te doen.”

Het is wel een ander niveau dan Se-villa?

“Natuurlijk ligt het niveau lager dan in Sevilla, maar ik zag al spelers met kwaliteiten. Ik ken er ook een paar. Met Tom Soetaers voetbalde ik nog bij Ajax, met Jelle Vossen bij de Beloften, met Stein Huysegems bij de nationale ploeg.”

De eerste wedstrijd die je bijwoonde, was bij je ex-club Germinal Beerschot. Wat viel je daar op?

“Dat Genk slecht speelde en dat Germinal Beerschot best goed voetbalde.”

Welke speler maakte daar indruk op jou?

“Daniel Cruz. Fantastische voetballer.”

Je zal in België minder vaak op afzondering gaan en minder lang reizen.

“Bij Sevilla gingen we altijd op afzondering. Als je uit speelde, vertrok je de dag voordien en keerde je de dag na de wedstrijd terug. Op twee na alle verplaatsingen maakten we met het vliegtuig. Tegen Betis gingen we met de bus, net als naar Huelva. Dat was anderhalf uur rijden. Al wat minder dan twee uur rijden was, stelde ginder niets voor.” S

door geert foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content