Middenvelder Koen Persoons van KV Mechelen hield een beklijvend dagboek bij in de aanloop naar de bekerfinale tegen RC Genk.

Maandag 18 mei: geen lolly

10.30 uur: Training. Sinds de match van vrijdag, tegen Lokeren, ondervind ik wat last van stramheid. Ik doe niet mee met de groep en loop drie keer tien minuutjes los. We trainen deze week in het stadion, doen we anders nooit. Vier journalisten langs de lijn. Je voelt dat de komende match geen gewone is.

14 uur: Ik herbekijk thuis de wedstrijd tegen Lokeren. Soms dom balverlies. In één fase passt een verdediger naar mij, wil ik kaatsen en stamp ik de bal domweg buiten. Ik dacht dat iemand druk zette in mijn rug, maar daar was geen speler. In zo’n situatie moet ik altijd weten wat achter mij gebeurt, door vlug eens rond te kijken of door te voelen met mijn arm. Misschien moet ik zaterdag ook proberen om nog iets meer passes in de diepte te geven. Soms moet de bal vooruit, ook al mijd ik liefst risico’s.

17 uur: Ik ga naar het ziekenhuis, bij Ruben, mijn zes jaar jongere broer die een paar weken geleden een auto-ongeval had en sindsdien in coma ligt.

De vorige dagen reageerde hij op prikkels, nu slaapt hij. Toch vertel ik hem over de goal die ik vrijdag maakte. Een voor hem. Een schot van buiten de grote rechthoek. Ik stak er alles in wat ik in me had. En die seconden erna … Ik zeeg neer. Ruben verscheen voor mijn ogen. Björn ( Vleminckx, nvdr) had nog voor de match gezegd: “Maak jij er vandaag een voor je broer. En als ik scoor, draag ik mijn goal ook aan hem op.” Die woorden flitsten door mijn hoofd. Al mijn ploegmaats kwamen op mij liggen en dachten aan Ruben. Onderaan dat hoopje stemde me dat in zekere zin gelukkig. Na de match een sms van Rossini: “Je bent sterk in je hoofd. Dat je dat kunt, met deze situatie omgaan.”

Ik kon vandaag niet echt contact maken met Ruben. Erg vind ik dat niet, omdat we de laatste tijd al zo veel vooruitgang boekten. Eergisteren zagen we dat zijn mond kurkdroog was en haalden we een lolly voor hem, zodat hij weer eens een zoete smaak kon proeven. Het mocht van de dokters, die zeggen dat we moeten doen wat wij denken dat goed is. “Als je hem wilt, steek dan je linkerarm omhoog”, zei ik. Hij hief die op. “Doe je mond open.” Ook dat deed hij. Het smaakte hem. Ik moest de lolly goed vasthouden, anders zou hij hem ingeslikt hebben.

Wanneer Ruben wakker wordt, weten we niet. Ik denk dat hij wacht tot zaterdag, om dan de match te zien op tv. Dat zou fantastisch zijn. Goh, ik mag het misschien zo niet stellen, maar het zou even goed zijn als die beker winnen.

Dinsdag 19 mei: gebroken vinger?

15 uur: Doorsneetraining. Ik kan meedoen met de groep, mijn lichaam is klaar. Enkele jongens willen de trainer tonen dat ze een basisstek waard zijn, zie ik.

We sluiten af met wedstrijdjes. De trainer brult iets over balaannames, over de manier van wegdraaien. Doet hij tijdens het seizoen ook, daar krijgen we geen stress meer van.

Plots paniek. Een bal vliegt pal op de linkermiddelvinger van Kristof Imschoot. Normaal vouw je die naar binnen, bij hem staat die helemaal naar de andere kant. Ziet er vies uit. Kristof knokt voor zijn plaats links op het middenveld. Het zou stom zijn als hij er door een gebroken vinger niet bij zou zijn. Dat zou ik erg vinden, hij is mijn carpoolmakker. We zitten elke dag twee uur samen in de auto. Dan leer je elkaar kennen.

Gelukkig staat hij even later weer tussen ons. De physical trainer kon zijn vinger rechttrekken.

Woensdag 20 mei: een finale om te oefenen

17 uur: Melanie en ik gaan bij Ruben. Tot nog toe lag die enkel te staren, blik op oneindig. Nu merk ik dat hij echt kijkt. “Als je me ziet, steek dan je arm omhoog.” Doet hij. Telkens iemand binnenkomt, richt hij zijn blik naar de deur. Weer een stapje vooruit.

De kinesist komt bij hem om oefeningen te doen. Met zijn hand zijn schouder raken bijvoorbeeld. Hij voert alles uit. Goed, want toen ik hoorde dat hij sinds gisteren antibiotica krijgt omdat hij weer koorts en een longontsteking had, dacht ik dat we opnieuw achteruitgingen.

Eigenlijk mogen we maar per twee bij hem. Hij kan zich niet focussen als er veel volk is. Nu zijn mijn zus, mijn andere broer, zijn vriendin en mijn ouders er. We babbelen meer met elkaar dan met Ruben. Maar dit voelt voor ons ook eens goed aan. Je merkt dat je niet de enige bent die aan hem denkt.

19.30 uur:Net voor ik vertrek bij Ruben zet ik de tv in zijn kamer aan, zodat hij straks naar de finale van de UEFA Cup kan kijken. Oefenen voor zaterdag. Als hij mij opmerkt, kan hij mogelijk ook de beelden op dat scherm volgen. Ik weet sinds vandaag dat Rubens vriendin en een vriend bij hem zullen zijn tijdens de finale, dat de tv in zijn kamer zal aanstaan.

Omdat hij ons kon zien vandaag, trek ik voor het eerst de deur van zijn kamer dicht met een vrij goed gevoel. Hij wordt weer wat van deze wereld.

Donderdag 21 mei: blufpoker?

10 .30 uur: Training. Bij de oefenwedstrijdjes zet de trainer de ene keer Dunkovic links op het middenveld, Gorius op positie tien en Vleminckx alleen voorin. De andere keer speelt hij zonder nummer tien, schuift hij Gorius naar links en posteert hij Rossini naast Vleminckx.

Achteraf neemt de coach me apart om te vragen waarbij ik me het best voel. Ik geef aan dat ik het liefst een zuivere nummer tien heb, zoals gewoonlijk. Vrancken en ik zijn gewend om de bal in te leveren bij de jongen die daar speelt. Die kan dan Vleminckx, Rossini of Mununga zoeken. Anders moeten wíj die openingen creëren. Dan zou ik veel meer risicovolle passes moeten geven, wat meer balverlies met zich meebrengt. Dat wil ik niet in mijn spel. Mununga vroeg daarnet ook om de bal te geven telkens hij in de diepte spurt. “Als bij elke vier passes één goede zit, kan ik voorzetten en scoren we.” Akkoord, maar wat als die drie slechte passes mijn eerste drie van de match zijn? Met een trainer die dan brult langs de lijn. Die weet ook wel dat balverlies erbij hoort als je zonder nummer tien speelt, maar vindt dat geen reden om zijn stijl van coachen te veranderen. Dat geroep en getier knaagt op zo’n moment aan je zelfvertrouwen, iets wat je beter vermijdt in die finale.

Als ik aangeef dat ik liefst met een nummer tien speel, zijn dat woorden in het nadeel van Rossini. Maar zet je die op de bank, dan neem je wel een belangrijke passoptie weg. Speelt Pino wel, dan kun je de bal altijd naar hem sturen als je geen afspeelmogelijkheid vindt. Hij kan die bijhouden en de rest laten aansluiten. Rossini kan ook een hele match al zijn duels verliezen, maar plots scoren en zo de wedstrijd openbreken.

Genk heeft op de flanken serieuze aanvallende kwaliteiten. Normaal spelen ze in een 4-3-3 met echte buitenspelers die acties maken. Daardoor zullen onze backs gevangen zitten. Hun backs komen ook over de middenlijn. Maar de trainer zegt me: “Ik wil dat we zelf iets creëren. Zet ik Gorius op links, dan zal Cornelis ( rechtsback bij Genk, nvdr) niet heel zijn flank laten openliggen. Zo rem ik die af.” Goede ingesteldheid. Waarom niet? Wij mogen alles en moeten niks. Als je je instelt op hun backs, een blok neerzet en vervolgens een goal slikt, moet je toch alles omgooien.

Het zou gewaagd zijn om met Gorius een speler op links te zetten die voor negentig procent aanvallend denkt. Blufpoker. Maar ik zou het durven.

12 uur: Ik rijd met Imschoot naar huis. Pas dan sta ik erbij stil: de trainer lijkt hem niet in overweging te nemen voor de positie op links. Kristof is kwaad. Hij vraagt me wat ik zou doen in zijn plaats, of ik bij de trainer zou gaan. Ik weet het niet, zat nog nooit in die positie. “Ik kan er niet mee leven”, zegt hij. Hij stapt uit. Ik: “Goedemiddag.” Hij: “Pffff.”

17 uur: Er is veertien man bij Ruben. Iedereen is opgelucht dat hij vooruitgang boekt en wil het eens met eigen ogen zien. Zijn blik is nog helderder dan gisteren. De dokter zegt dat hij zo rap mogelijk naar een revalidatiecentrum moet, omdat hij zich verveelt in dat bed. Hij ligt te draaien en te keren. Toch is hij nog niet wakker. Ruben spreekt nog altijd niet en veel bewegingen maakt hij onbewust. Het beeld dat de meesten over comapatiënten hebben, is: mensen die stilliggen, met hun ogen toe. Dat is de eerste fase die we meemaakten.

Als je Ruben iets zegt, weet je niet hoe lang hij het onthoudt. Ik vertelde hem al meer dan twintig keer waarom hij daar ligt en hoe hij er terechtkwam. Aan de draadjes van zijn maagsonde trekt hij soms, omdat ze hem storen. Ik fluister hem toe dat hij zich niet moet opjagen, dat al wat hij voelt normaal is. Dan kalmeert hij even. Vijf minuten later wriemelt hij weer. Maar hij niet mag panikeren. Anderzijds wordt hij zo misschien wel wakker …

Het komt goed. Ik heb een positief gevoel. Mocht het nog zijn zoals vorige week, dan zou het moeilijk geweest zijn om mijn hoofd echt leeg te maken voor de finale. Je bent profvoetballer en het is je beroep, maar je bent ook een mens en het is je broer.

Nu kan ik gerust zijn. Ik denk niet meer om de twee seconden dat de gsm in mijn zak trilt. Ik zit niet meer naar het lege schermpje ervan te staren. Vandaag vergat ik het zelfs tijdens de training.

Vrijdag 22 mei: Bengaals vuur op training

14 .30 uur: Videoanalyse op de club. De trainer toont een deel van onze thuismatch tegen Genk. Die wonnen we met 2-1 en pakten we op het organisatorische vlak prima aan.

Eén aspect uit het Genkse spel was ik even uit het oog verloren. Als João Carlos de bal afpakt, infiltreert die vaak langs de centrale as, via een een-twee. Zo scoorde hij hier. Op zo’n moment mogen we dus niet naar de bal blijven kijken.

Eén verrassing in onze opstelling: Imschoot speelt toch. Hij staat links op het middenveld, Gorius op positie tien, Mununga rechts en Vleminckx voorin. Je moet wat kunnen bluffen, maar als hun back de hele tijd meekomt, kan het rap gedaan zijn. Met Imschoot heb je er iemand die aanvallend én verdedigend denkt. De juiste schakel volgens mij. “Ik had deze opstelling verwacht”, zegt Vleminckx me. “De trainer wou Kristof gewoon prikkelen.” Deed hij nog al, een jongen twee dagen vooraf laten denken dat hij niet in de ploeg staat en tijdens de training op zijn kap zitten. Niet altijd een even mooie manier om een speler scherp te krijgen, maar het lukt telkens weer.

15 . 15 uur: Een heel rustige training, zoals de vorige drie. Voor mij had het een week als een andere mogen zijn, omdat ik voorlopig geen last heb van stress. Maar ik denk dat de trainer niet nog meer druk wil creëren en ervan uitgaat dat de zenuwen sowieso al gespannen staan. Of het de juiste aanpak is, zal morgen blijken.

16 uur: De coach bedankt ons voor het seizoen. Hij hoopt nog vaak met zo ’n groep te kunnen werken, zegt hij. “En het resultaat van morgen verandert niks aan wat jullie presteerden.”

De honderd fans die de training luidruchtig volgden, steken Bengaals vuur aan. Er is een spandoek: ‘Bedankt, helden.’

16 .30 uur: De terugrit met Imschoot is onze laatste samen. Onze beste ooit.

Zaterdag 23 mei : naar de kloten

12 uur: We rijden met de spelersbus naar een hotel in Meise, eten er een broodmaaltijd en rusten.

16 .30 uur: Pasta. Je voelt dat er iets speciaals in de lucht hangt. Ploegmaats krijgen telefoontjes van vrienden die in het Malinwadorp zijn, aan het Atomium. Je hoort dat het er fantastisch is, dat er superveel volk loopt. Het kriebelt.

18. 30 uur: Als we bij het stadion aankomen, steken ook bij mij zenuwen de kop op. Gelukkig kunnen we 25 minuten opwarmen. Ik speel ze van mijn lijf.

20 .45 uur: De wedstrijd begint. We worden niet echt uit verband gespeeld.

21.10 uur: Rood voor Mellemans. Als je zo naar een match uitkijkt en die is al na 25 minuten naar de kloten … Je mag álles op papier zetten, élk organisatorisch detail uittekenen … als je zo snel met een man minder voort moet, is het gedaan.

Ik neem Mellemans zijn plaats over. Jonas Ivens helpt me goed, maar ik kom op geen enkel moment meer in mijn spel. Doorbijten tot de rust, dan zal de trainer iets proberen.

21 . 25 uur: Genk scoort, enkele minuten voor de pauze. Die goal geeft me niet één klop, maar drie of vier. Ik probeer in die fase uit te stappen, met het oog op Barda. Ben ik een echte centrale verdediger, dan blijf ik misschien staan en kan ik die bal mogelijk nog onderscheppen.

22 uur: Genk scoort weer. Game over. Zij kunnen de bal poepsimpel rondspelen en ik kom overal een stapje te laat. Langzaam bijt de ontgoocheling aan mijn spieren. Tien minuten voor het einde krijg ik krampen in beide kuiten. Het is voorbij, weet ik.

22 . 30 uur: Eindsignaal. De tranen springen in mijn ogen. Ik denk aan de woorden van mijn vader, die beweert dat je nooit voor twee dingen tegelijk verdriet kunt hebben. Als in je familie iets dramatisch gebeurt en even later overkomt je nog iets vreselijks, kun je maar één verdriet hebben, zegt hij altijd. Ik moet hem nu tegenspreken. Wat ik voel, is niet alleen de grootste ontgoocheling die ik ooit meemaakte, maar ook een diep, oprecht, menselijk verdriet.

En dan die supporters zien, het ergste van allemaal. Die blijven zingen, zijn immens blij om wat ze meemaakten … Ik had hen zo graag die beker gegeven.

In de kleedkamer worden enkele plateaus met bier binnengebracht, om de eerste teleurstelling door te spoelen. Björn probeert de kar te trekken, hoe diep hij ook zit. Hij begint te zingen onder de douche, om iedereen erdoor te trekken. Wonder boven wonder lukt dat vrij goed, maar ik krijg mezelf niet zover om mee te zingen.

Op de bus vraagt de trainer aan de chauffeur om direct muziek te draaien, zodat we geen tijd krijgen om na te denken. Alle supportersbussen staan in de file, wij rijden ze voorbij met een escorte. Door de raampjes zien we de ontgoocheling van de fans. Anders staan ze altijd in het middengangetje te zingen. Nu moeten wij hen aanporren om recht te staan.

Zondag 24 mei: stel je voor dat …

1 uur: In Mechelen worden we gehuldigd in het stadhuis. Op elke vierkante centimeter van de Grote Markt staat iemand. We komen op dat terras, ik staar een kwartier lang. Die Malinwafans zijn zot, echt waar. Magnifiek. Het maakt veel goed. En wat gaat er door je heen als je daar staat? Die ene gedachte: stel je voor dat we die beker bij hadden …

We trekken met tien man naar de Carré. Drinken tot je het vergeten bent.

6 uur : Naar bed.

14 uur: Wakker. Nog altijd zwaar ontgoocheld. Het is te vroeg om het echt te beseffen, maar we werden wel tweede. Met onze ploeg en onze middelen. Het was fantastisch, ik hoop dat dat bij elke speler de komende dagen doordringt. We mogen verdomme niet vergeten wat wij gedaan hebben. Onze club heeft een grote naam, maar wij zijn nog altijd kleine jongens die aan het groeien zijn. Dit zal ons helpen. Met de beker zouden we een sprong gemaakt hebben, maar dit was ook al een stap vooruit. Hiervan word je sterk.

Over een paar uurtjes ga ik bij Ruben. Hij heeft gisteren de match gevolgd in een KV-truitje van mij. Ik ween als ik aan hem denk, ga hem eens goed vastpakken. Elke dag zal ik nu bij hem zijn. Bezoekuren, die zijn er voor de anderen. De komende weken is hij mijn nummer één. Ik voel het nu al: als ik hem straks zie, zal ik mijn emoties niet onder controle kunnen houden. Maar dat geeft niet. Nu mag het gewoon. S

opgetekend door kristof de ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content