‘DE MENING VAN EEN SPELER HEEFT WEINIG BELANG’

© BELGAIMAGE - JASPER JACOBS

De ogen van Colin Coosemans fonkelen. Eindelijk speelt hij wedstrijden voor KV Mechelen. Vlak voor de match tegen ‘zijn’ Club Brugge blikt de Gentse goalie terug op 22 maanden zonder competitiematch. ‘Als speler moet je doen wat je opgedragen wordt.’

Colin Coosemans smaalt. ‘Hard work pays off, zeggen ze. Maar in mijn geval nam het zijn tijd.’ Bijna twee jaar keepte hij geen enkele competitiematch op het hoogste niveau. Pas nu zijn concurrent Anthony Moris geblesseerd is, schiet er weer wat vuur in de carrière van Coosemans.

DEGELIJK IS GOED GENOEG

Eind vorige maand maakte je eindelijk je competitiedebuut voor KV Mechelen, tegen KAA Gent. Hoeveel deugd deed dat?

COLIN COOSEMANS: ‘Heel veel. Het was speciaal. Gent is en blijft mijn thuisstad. Ik ben er geboren en woon er nog altijd. Mijn competitiedebuut voor Club Brugge maakte ik ook tegen Gent. De volgende match waarin Adrie Koster mij opstelde, was er weer een tegen Gent. En hier kwam die club dus nog eens op een cruciaal punt terug in mijn verhaal. Dan denk ik weleens: misschien is er toch iets groters.’

Als je zo lang op de bank gezeten hebt, dreigt dan het gevaar dat je je in zo’n match te fel wilt tonen?

COOSEMANS: ‘Vroeger zou dat zeker meegespeeld hebben, maar de tijd leerde me dat degelijk goed genoeg is. Het was belangrijk om weer te kunnen starten met de basis.’

Hoezeer verschilt de Colin van vandaag met de Colin die debuteerde bij Club?

COOSEMANS: ‘Toen was ik nog een jongen, nu mag ik me stilaan een atleet noemen. In 2010 was ik ook nog een halve puber, intussen ben ik een getrouwde man. Het speelse zit er wel nog altijd in, maar ik probeer gekdoenerij nu enkel naar boven te laten komen op momenten dat het kan.’

Hoezeer geraakte je speelse ik onderdrukt door je tegenslagen van de voorbije jaren?

COOSEMANS: ‘Ik moest een periode heel hard knokken. Toen was het zeker niet allemaal rozengeur en maneschijn. Ik leerde mezelf beter kennen. Vroeger beschouwde ik het normaal om elke week te spelen. Intussen besef ik dat ik voor elke wedstrijd dankbaar moet zijn. Dat ik kon terugvechten wist ik al, dat had ik al eens eerder moeten doen.’

EEN UITLEENBEURT

Inderdaad, nadat je bij Club Brugge niet meer aan spelen toekwam. Eind 2014 belandde je ook bij Waasland- Beveren op de bank omdat je enkele maanden later die club zou verlaten.

COOSEMANS: ‘Dat zie je wel vaker bij iemand die zijn contract niet verlengt. Ik had rekening gehouden met dat scenario en kon het wel plaatsen. Ergens is het ook te begrijpen: de club moest aan iets nieuws beginnen te bouwen.’

Je kwam vervolgens naar Mechelen in de overtuiging dat je hier eerste doelman zou worden, vóór Moris. Maar toen die zich ernstig blesseerde, haalde KV plots nog Jean-François Gillet, een concurrent van een heel ander kaliber.

COOSEMANS: (stilte) ‘Ik verwachtte toen dat we nog wel een oplossing konden vinden. Een uitleenbeurt was misschien wel aan de orde geweest. Dan kon de club aan de slag met Jean, kon ik verder met mijn carrière en hoefde het nog niet direct een breuk te betekenen. Maar in de voetbalwereld gebeurt niet alles zoals je het wenst.’

KV haalde dus Gillet terwijl de club met jou al een volwaardige doelman in huis had. Toenmalig sportief directeur Olivier Renard zei: als je de derde doelman van de Rode Duivels kunt hebben voor een prikje, ben je gek als je die niet neemt.

COOSEMANS: ‘Ik zit niet op de stoel waar je die beslissingen moet nemen, dus doet het er niet veel toe wat ik daarover denk. Mijn mening heeft in het algemeen weinig belang. Als speler moet je doen wat je opgedragen wordt.’

Ben je wat verbitterd, Colin?

COOSEMANS: ‘Helemaal niet. Zie ik er verbitterd uit?’

In wat je net zei, leek een bittere ondertoon te zitten. Maar je uitstraling tijdens dit gesprek is net positief. Je ziet er gelukkig uit.

COOSEMANS: ‘Dat ben ik ook. Ik voel me goed in de spelersgroep en ben blij dat ik weer mijn steentje kan bijdragen aan de resultaten van het team.’

LANGETERMIJNDOEL

Begin dit jaar, toen jij hier derde doelman was geworden na Gillet en Moris, insinueerde je in een krant dat je hier het slachtoffer was van vriendjespolitiek. Je verwees naar de amicale band tussen Renard en Gillet en het carpoolen van keeperstrainer Philippe Vande Walle en Moris.

COOSEMANS: ‘Dat interview was geen ingestudeerd nummertje om een vertrek te forceren of om iemand in diskrediet te brengen. Ik liet gewoon even mijn emoties spreken. Als je mijn persoonlijkheid uittekent, zal emotie wel een hoeksteen zijn. Dat heeft soms nadelen en soms voordelen. Ik besef nu dat ik in de fout ging met dat interview, omdat ik ook dingen zei over ploegmaats. Dat had ik niet moeten doen.’

De club stuurde je achteraf naar de B-kern. Hoe ging het daar?

COOSEMANS: ‘Ik miste geen enkele training en deed extra oefeningen met de keeperstrainer van de beloften. Dagelijks ging ik ook langs bij David Bombeke en Leen Van Damme (twee kinesitherapeuten, nvdr). Ik ging ook fietsen met mijn oom. En ik nam extra trainingen bij mijn eigen keeperstrainer.’

Wie is dat?

COOSEMANS: ‘Iemand die ook de nodige ervaring heeft.’

Wat brengt hij jou bij?

COOSEMANS: ‘Ik viel van een intensiteit van acht proftrainingen per week terug op drie trainingen met de beloften. Ik probeerde er alles aan te doen om klaar te zijn voor het moment dat ik ergens opnieuw een kans zou krijgen.’

Werd je weleens triest als je in de B-kern je situatie overschouwde?

COOSEMANS: ‘Natuurlijk had ik dagen waarop ik minder zin had om te trainen. Maar je kunt in zo’n periode ook eens denken aan wat andere mensen meemaken. Sommigen hebben geen huis of geen eten. Dat had ik allemaal nog wel. Dat besef hielp me om positief en sereen te blijven. En ik had familie rondom mij. Als ik elke dag was opgestaan met het idee dat ik weer geen succesbeleving zou hebben, was ik er misschien aan kapotgegaan. Dus bekeek ik het soms wat nuchterder, met een langetermijndoel voor ogen. Elke dag die passeerde, was ik dichter bij mijn doel.’

LEVEN EN LATEN LEVEN

Had jij in die maanden bij de B-kern contact met spelers uit de A-kern?

COOSEMANS: ‘Verscheidene jongens bleven contact houden. Die steun was aangenaam.’

Na het vertrek van Gillet en Vande Walle mocht jij afgelopen tussenseizoen uiteindelijk weer aansluiten bij de A-kern. Hoe stapte jij terug de kleedkamer binnen? Schuchter?

COOSEMANS: (denkt na) ‘Neen. Het is logisch dat je op zo’n moment niet meteen het voortouw neemt, maar ik voelde algauw een positieve sfeer ten opzichte van mij. Er leek weinig veranderd. Aan Anthony bood ik mijn excuses aan. Hij aanvaardde die. We hebben nu een band zoals die hoort te zijn tussen collega’s.’

Begin dit seizoen bleek je alweer niet de eerste doelman te worden: Moris kreeg de voorkeur.

COOSEMANS: ‘Ik wist dat het niet gemakkelijk zou zijn om rechtstreeks vanuit de B-kern weer onder de lat te gaan staan.’

Had je het gevoel dat die hele voorgeschiedenis nog meespeelde?

COOSEMANS: ‘Neen, maar wel de tijd waarin ik met het tweede elftal trainde, waar het niveau toch lager ligt.’

Je zag het dus aankomen?

COOSEMANS: ‘Sommige vragen moet je jezelf niet stellen. Je raakt ontgoocheld als je dat wel doet. Dat is ook naast het veld zo. Als je jezelf de hele tijd loopt af te vragen of je wel gelukkig bent, of je wel verstandig genoeg bent en of je wel mooi genoeg bent, dan komt er toch eens een vakje dat je niet kunt aanvinken. Soms gaat het erom de dingen gewoon te beleven. Leven en laten leven.’

Je zei daarnet dat je al wist dat je kon terugvechten, maar de voorbije jaren moest je drie, vier keer terugvechten. Hoe vaak kan een mens terugvechten?

COOSEMANS: ‘Zo vaak hij dat zelf wil. Ik wou het nu echt heel graag.’

Wat precies wou je graag: je weer tonen, opnieuw aandacht krijgen van het publiek of je weer een eersteklassedoelman voelen?

COOSEMANS: (denkt na) ‘Dat is iets persoonlijks. Ik vond de nodige motivatie in mezelf en die was vurig.’

GEEN SLAAF VAN BIJGELOOF

Heb je nu kostbare tijd verloren, vind je?

COOSEMANS: ‘Cedric Mingiedi brak vorig jaar zijn scheenbeen en kuit. Die jongen raakte tien maanden van zijn carrière kwijt door een onbenulligheid. Er zijn mensen die zich blesseren en er zijn er die door andere factoren een tijd niet aan spelen toekomen. Zo loopt een carrière nu eenmaal. Mocht alles bij iedereen perfect gaan, dan zouden er geen spelers meer zijn voor KV Mechelen of voor onze eerste klasse. Ik heb vrede met mijn situatie. Maar ik ben nog steeds ambitieus.’

Wat wil je nog? Op een dag terugkeren naar Club?

COOSEMANS: ‘Voor mij is de deur zeker niet dicht. Ik was er twaalf jaar, dat is de helft van mijn leven.’

Hoe leef je toe naar de match van vrijdag, in Brugge, tegen Club?

COOSEMANS: ‘Het is altijd wat thuiskomen. Ik ken er elk jaar minder mensen, maar met degenen die er nog zijn, heb ik een heel goede band.’

Hoe beleefde jij vorig jaar de titel van Club?

COOSEMANS: ‘Ik was met vrienden in Nederland. We zijn de grens terug overgestoken om de titelmatch ergens te gaan bekijken. Het doet me nog wel wat als het goed of slecht gaat met Club, dus was ik vanzelfsprekend blij. Ik stuurde een paar berichtjes, naar Laurens De Bock en Hans Vanaken, met wie ik nog bij de nationale ploeg speelde. Ik wist welke druk er heerste om na al die tijd eens kampioen te worden, ik kon erover meespreken.’

Koester je naast een terugkeer naar Club nog dromen?

COOSEMANS: ‘Mijn vrouw is half Italiaanse. Ik zei ooit eens tegen haar oma dat ik Chiara op een dag ga thuisbrengen. Het is een droom om ooit eens naar het buitenland te trekken – is het niet voor het voetbal, dan voor de ervaring. Mocht het op dat moment Italië worden, dan zou ik twee vliegen in één klap slaan.’

Je studeerde ook vertaler-tolk Frans-Italiaans. Wat trekt je zo aan in Italië?

COOSEMANS: ‘Italianen zijn heel chaotisch en toch relaxed. In België is het leven beter qua jobs, huizen en sociale zekerheid en toch kom je hier vaker depressies tegen dan in Italië. Ginder zie ik mensen drie jobs aannemen om rond te komen en toch zijn ze op hun kleine appartement heel gelukkig.’

Herken je iets van jezelf in die Italianen?

COOSEMANS: ‘Ja. Op jongere leeftijd had ik veel structuur nodig, om te studeren en tijdens trainingen. Dat is fel verminderd. Ik zie het als een voordeel om te kunnen functioneren buiten een heel gestructureerde wereld. Toen ik in de jeugd voetbalde, was ik ook wel wat bijgelovig. Om goed te spelen moest alles lopen zoals ik het dacht. Daar heb ik geen last meer van. Soms doe ik nu zelfs iets tégen bijgeloof in. Als ik elke keer via dezelfde weg naar de training rijd, neem ik soms bewust eens een andere weg om geen slaaf te worden van bijgeloof.’

DOOR KRISTOF DE RYCK – FOTO’S BELGAIMAGE – JASPER JACOBS

‘Mocht alles bij iedereen perfect gaan, dan zouden er geen spelers meer zijn voor KV Mechelen.’ – COLIN COOSEMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content