België baadt in weelde. Behalve op de backposities. De flankverdedigers van de Rode Duivels zijn centrale verdedigers. Hoe komt dat? Een rondvraag bij drie deskundigen.

1. Is er een probleem van flankverdedigers?

Bob Browaeys(sporttechnisch coördinator VFV & jeugdbondscoach): “Ja. Dat kun je doortrekken naar de meeste nationale jeugdploegen.”

Henk Mariman(voetbalconsultant): “Ja. Het is een vaak terugkerend probleem. Al moet ik wel zeggen dat ik destijds bij Germinal Beerschot onder meer met Thomas Vermaelen werkte en dat hij toen een uitstekende linksback was. Het heeft ook te maken met de visie van de coach, met het type dat hij wil en de keuzes die hij maakt.”

Hein Vanhaezebrouck(coach & analist): “Ja. In de selectie van de Rode Duivels is er zelfs geen enkele speler die bij zijn club titularis is als rechtsachter. Toby Alderweireld speelt momenteel zelfs helemaal niet bij Atlético Madrid, ook niet als centrale verdediger. Laurent Ciman staat bij Standard centraal. Guillaume Gillet kon als back nog niet overtuigen op topniveau. Thomas Meunier begint bij Club Brugge pas als rechtsachter te spelen en moet op defensief vlak natuurlijk nog leren – nadeel is dat Club dit seizoen geen Europees voetbal speelt. Anthony Vanden Borre is de voorbije weken weer opgedoken, maar het wordt vooral afwachten hoe hij de komende maanden evolueert. Op links zijn er minder problemen. Daar zijn er toch wat doublures voor Jan Vertonghen: Sébastien Pocognoli is op de linksachter basisspeler bij Hannover, Jelle Van Damme is een valabele linksback en ook Nicolas Lombaerts kan er spelen, al is hij er niet voor opgeleid en staat hij bij Zenit Sint-Petersburg altijd centraal achterin.”

2. Waarom is er een probleem van flankverdedigers?

Vanhaezebrouck: “Dat is iets dat mis gegroeid is vanuit de jeugd. Bij de opbouw van de jeugdelftallen wordt er in de eerste plaats gekeken naar de invulling van de centrale as en naar die van buitenspelers met een actie. Op de backs belandt dan vaak een beetje de restafval: spelers die op een andere positie niet goed genoeg zijn. Uitgezonderd misschien op de linksback. Linkervoetjes worden niet snel centraal gezet. Als er maar één is in de groep, wordt die vaak als linksback gebruikt.

“Wat misschien ook speelt: offensieve backs, dat zie je bij de kleintjes niet zo veel. De afstand is voor hen nog te groot om vaak op en neer te gaan. Dus vanuit de vorming is dat ook al niet simpel. Maar dat er op de rechtsback momenteel zo weinig mogelijkheden zijn, is misschien ook een beetje toeval. In het verleden zijn er in elk geval wel Belgische spelers geweest die op die positie zijn doorgegroeid in het buitenland: Erik Gerets, Georges Grün, Betrand Crasson, Eric Deflandre… Het hangt er natuurlijk ook van af bij welke trainer je terechtkomt. Als dat iemand is van wie je niet over de middenlijn mag komen, dan kun je je moeilijk in offensieve zin ontwikkelen. Bij José Mourinho moet een back eigenlijk niet kunnen voetballen. Terwijl een back bij Barcelona een man voorbij moet kunnen. Bij ons in Kortrijk staan de backs vooral op het middenveld. Het zijn meer vleugelspelers dan vleugelverdedigers. Het is weliswaar niet simpel en het vereist ook wel wat fysieke présence, maar bij ons kun je op die positie fantastische dingen doen.”

Browaeys: “Een van de redenen kan zijn dat in de jeugd de meest talentvolle spelers bij hun club op de voor het resultaat belangrijkste plaats gezet worden, zijnde op de 10 of de 11 of zo… (zie veldje met nummers) Omdat die jeugdtrainers willen winnen. Maar als daar iemand tussen zit met het profiel van een 2 of een 5, dan is het voor zijn vorming jammer dat hij gedurende heel zijn opleiding op de 10 speelt. Want dan zal op achttien of negentien jaar blijken dat hij op die plaats niet over de noodzakelijke kwaliteiten beschikt om het daar op het hoogste niveau waar te maken.

“Ik denk ook dat er een verandering aan het gebeuren is rond het profiel van de flankverdediger. In het moderne voetbal komen flankspelers veel hoger te staan dan vroeger. Ze worden bijna niet meer betrokken in de eerste fase van de opbouw van achteruit. Die gebeurt nu vaak door de twee centrale verdedigers, die opengaan, en de verdedigende middenvelder, die zich laat zakken. De 2 en de 5 staan dan al ter hoogte van de middenlijn opgesteld, eventueel ook klaar om in de ruimte te duiken die een insnijdende 7 of 11 voor hen vrijmaakt, afhankelijk van de manier waarop de trainer over de flank diepgang wil creëren. De oplossing kan dan zijn daar een links- of een rechtsbuiten te plaatsen. Dan krijg je backs met meer offensieve mogelijkheden, maar die dan verdedigend soms tekortkomen. Als ze wat snelheid hebben en ze pikken het positioneel goed op, kunnen ze op de back terechtkomen en dan is de vraag of ze in het verleden voldoende verdedigende kwaliteiten hebben kunnen ontwikkelen. Kies je voor centrale verdedigers op de 2 en de 5, zoals in onze nationale A-ploeg, dan kies je meestal voor een speler die verdedigend sterk is, kopbalsterk is, in de tweede zone komt op een diagonale center én die vanuit die positie een goeie pass kan geven. Maar dat is niet het profiel van een Philipp Lahm, die buitenom gaat, of van een Jordi Alba, die vroeger op de 11 stond. Dan zie je dat er zich op die posities twee profielen aan het ontwikkelen zijn.”

Mariman: “Het probleem ontstaat vanuit de jeugd. Een van de belangrijkste oorzaken is de manier waarop een jeugdcoach zijn team neerzet: vanuit het centrum en de aanvallende spelers. Is er geen klare rechtsback, dan wordt daar iemand geplaatst die misschien minder die specialisatie bezit. En een back die er bovenuit steekt, wordt te gemakkelijk naar het middenveld geschoven om de stabiliteit van het elftal te verbeteren in plaats van hem door te ontwikkelen binnen zijn kernkwaliteit als back. Het is een beetje de minst populaire plek: aan de buitenkant, verdedigend.

“Er wordt ook te weinig diepte gegeven aan de positionele invulling van alle posities, zeker ook aan die van de back. Mensen zeggen weleens: een rechtsback moet je toch makkelijk kunnen maken. Maar dat is evengoed een specialisatie. Die positie vraagt heel specifieke taken, functies en kwaliteiten, dus dat doe je niet zomaar in één-twee-drie. Want enerzijds moet je kunnen verdedigen, dat zijn de basistaken. Maar daarnaast moet je ook opbouwend uit de voeten kunnen en indien mogelijk achterom kunnen komen en een goeie voorzet kunnen geven. Het vraagt de combinatie van twee uitersten. Het is dus zeker een moeilijke positie. Maar we gaan er te weinig individueel mee aan de slag om er een vakman van te maken. Een expert.

“Op twaalf, dertien jaar krijg je zicht op de basispositie van iemand. Dan zit je wel nog met de puberteit. De groei en de veranderingsprocessen die daarmee gepaard gaan, kunnen nog invloed hebben op de snelheid en de wendbaarheid. Maar zeker na de groeispurt moet je iemand qua principes en vaardigheden echt verder gaan specialiseren. In de trend van veel wisselen van posities geloof ik niet. Dat is tijdverlies. Beter is dieper in te gaan op één positie, dat is zo al moeilijk genoeg. Het probleem in de jeugdopleiding is dat er vaak geen lijn in de posities zit. Elk jaar gaan jeugdspelers naar een andere coach over en het gebeurt dikwijls dat die daar dan een andere invulling aan geeft. Terwijl je dat moet vastleggen en coördineren. Het gaat om talentontwikkeling: sterke punten verbeteren, aan de zwakke schaven, maar de speler op zijn positie houden en specialiseren.”

3. Hoe moet het probleem van flankverdedigers opgelost worden?

Vanhaezebrouck: “Ik vind dat er in de jeugd vroeger keuzes gemaakt moeten worden. Zoals keepers al op jonge leeftijd uitgemeten worden om te zien of ze voldoende groot zullen worden, zo zou dat met alle spelers moeten gebeuren en zeker met centrale verdedigers. Iemand die maar 1m80 zal worden, heeft geen toekomst als centrale verdediger, want de centrale verdedigers van de toekomst zullen mannen van 1m86 à 1m90 en meer zijn. Van een centrale verdediger van wie bij de jeugd uit tests blijkt dat hij maar 1m80 à 1m82 zal worden, kun je beter meteen een back maken. Ook al is hij op dat moment misschien de grootste en de sterkste van zijn ploeg, en ook al zal het resultaat van de ploeg er misschien onder lijden. Op die manier heb je op de back iemand met defensieve kwaliteiten én iemand van wie je weet dat hij 1m80 à 1m82 zal worden. Voor een back is dat een mooie grootte én een wapen bij hoge centers in de tweede zone. Dan kun je die op jonge leeftijd al leren op het gepaste moment in te schuiven en offensief te spelen. Zo ben je al vroeg bezig met het vormen van backs.

“Je moet bij de jeugd eerst zorgen dat je kwaliteit hebt, dat het pakketje basiseigenschappen aanwezig is: goesting, de juiste ingesteldheid, graag werken. Verdedigen kun je leren. Een back heeft uithoudingsvermogen nodig, maar bij iemand met een normale motor kun je dat trainen. Op snelheid valt minder te trainen. Voor een back is dat noodzakelijk, want defensief kom je veel één tegen één tegen dribbelsterke snelle en vinnige jongens. Een back die niet snel is, komt sowieso in de miserie. Daar ga je geen goeie back van maken. Offensief moet hij veel bijschuiven en om er te komen veel afstanden van dertig meter afleggen op volle snelheid. De rest is over een periode van jaren te trainen. Een goeie center trappen is een kwestie van herhalen, altijd maar herhalen, met de juiste tips uiteraard: hoe je steunvoet te zetten, hoe je lichaam te houden, waar precies de bal te raken? Mijn principe is dus: maak op jonge leeftijd van een 3 en een 4 een 2 en een 5 en leer hen offensief te spelen. Nu wordt er vaak op latere leeftijd een 7 of een 11 achteruitgetrokken – meestal uit nood, bij gebrek aan een goeie back – maar dan stelt zich niet zelden het probleem dat die defensief niet sterk genoeg zijn.

“Als je mij vraagt wat nu een mogelijk alternatief is voor de nationale ploeg op de rechtsback, dan denk ik in dit noodgeval: kunnen we uit die sterke selectie Rode Duivels niet iemand omvormen tot rechtsback? Nacer Chadli bijvoorbeeld. Ten eerste: hij is groot en sterk, hij staat stevig op zijn benen, kan op en neer gaan en is voldoende gedisciplineerd om taakgericht te kunnen voetballen. Ten tweede: op zijn positie is er enorm veel concurrentie, met nu ook nog Zakaria Bakkali, Yannick Ferreira-Carrasco en misschien ook nog Adnan Januzaj. Ik vind het alleszins de moeite waard om daar eens over na te denken.”

Browaeys: “Wij organiseren een opleiding voor talentscouts en daarin wordt voor iedere positie het profiel beschreven met zijn drie essentiële kwaliteiten. Voor een back is dat: defensief sterk één tegen één over de grond, infiltratievermogen en een goeie voorzet. Wij zoeken voor de nationale jeugdploegen naar specifieke profielen. Winnen is voor ons niet het belangrijkste. Wij willen talent selecteren en ontwikkelen in functie van een carrière als profvoetballer en de doorstroming naar de nationale A-ploeg. Het gebeurt dat spelers bij ons niet op dezelfde plaats spelen als bij hun club. Bij de U16 bijvoorbeeld, de nationale jeugdcategorie die ik coach, staat op de 5 Christophe Janssens of Daan Matterne. Dat zijn twee jongens die bij respectievelijk Mons en Leuven op de 6 staan. Op de 2 staat Dries Caignau of Siebe Horemans van Gent, waar de eerste vroeger op de 7 speelde en de tweede nu op de 3 speelt. Dat doen we omdat we denken dat daar voor hen de grootste toekomst ligt. Ik spreek daar uiteraard met hen over en zij geloven ook wel zelf dat het misschien hun toekomstige positie wordt. Pocognoli bijvoorbeeld was tot bij de U15 een 11. Bij de U16 zette ik hem op de 5 en dat is nu nog altijd zijn plaats.”

Mariman: “Ik vind dat we veel meer met de voetbalinhoud bezig moeten zijn. Het ideale profiel per positie, om daar van iemand een topper te kunnen maken, is niet genoeg uitgewerkt. Wat er moet gebeuren, is met de sterke punten en de werkpunten van iemand aan de slag gaan in functie van dat ideale profiel. Dat is doorontwikkelen. Maar dat gebeurt onvoldoende.

“Ik denk dat we te weinig positiegericht werken, positiegericht in functie van de tegenstander. Daarmee bedoel ik niet ‘aanpassen aan de tegenstander’, maar wel: meer aandacht besteden aan het feit dat de keuzes die je moet maken gecreëerd worden door de tegenstander. Veel spelers die ik naar het eerste elftal zag gaan, zag ik in eerste instantie afgaan door het maken van foute keuzes. Wegens het niet herkennen van situaties, dus het niet kunnen lezen van het spel. Want de keuzes die je maakt, maak je op basis van wat je ziet en daaraan passen je vaardigheden zich aan. Daar zijn we onvoldoende mee bezig en dat is het grootste gemis. Er worden allerlei dingen getraind die we niet moeten trainen. Een coach is hier meer bezig met de organisatie van een training dan met de voetbalinhoud. Er is in België nood aan een nieuwe ontwikkeling om spelers binnen een positie beter te kunnen ontwikkelen.” ?

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“In de jeugd worden de meest talentvolle spelers vaak op de 10 of de 11 of zo gezet.” Bob Browaeys

“In veel wisselen van posities geloof ik niet. Dat is tijdverlies. Beter is dieper in te gaan op één positie.” Henk Mariman

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content