Met een bekerkwalificatie en een zege tegen RC Genk blikt Patrick Asselman tevreden terug op zijn korte interim als hoofdtrainer van Dender. ‘Twijfel was hier gelatenheid geworden.’ Het smaakt wel naar meer. ‘Ik heb ambitie als hoofdtrainer. ‘

Met Standard treffen de trainers van Dender komend weekend een team waar ze zelf aan de slag waren. Johan Boskamp was er vorig seizoen trainer, maar met weinig succes. Assistent Patrick Asselman voetbalde van 1990 tot 1994 voor de Rouches en hielp hen aan bekerwinst in 1993. Dat is nog steeds de laatste trofee die in de kast van deze topclub belandde. Heerlijke tijden waren dat, herinnert de nu 39-jarige aanvaller zich. “Als we nu met die ploeg zouden voetballen, worden we los kampioen. Helaas botsten we toen op een nog sterker Anderlecht, dat van onze vriend daar (wijst naar Boskamp). Nilis, Degryse, Oliveira, Albert … De beker was een mooie troostprijs.”

Beleefde je op Sclessin het hoogtepunt van je carrière?

Patrick Asselman: “Ja, al had ik later bij Maritimo in Portugal ook een goeie periode. Ook het leven in Luik was leuk, soms zelfs iets te. We hadden toen een heel jonge getalenteerde groep. Cruz, Goossens, Leonard, Genaux, Bettagno, ik … Het hing allemaal goed aan mekaar. Het seizoen erna ontstond er wat wrevel, vooral jaloezie. De Walen vonden dat de aandacht iets te veel naar de Nederlanders en de Vlamingen ging.”

Stond Arie Haan destijds ook niet te close bij jullie?

“Ze hebben hem dat verweten, maar ik weet uit welke hoek die kritiek kwam. Wilmots, Bodart, die hoek. Daarop zijn verhalen gezocht, Vos moest plots weg, Frans begon zijn motivatie te verliezen, er vertrokken nog wat mensen en de klad kwam erin. Haan vroeg, net zoals hij in Anderlecht had gedaan, om Careca, een Braziliaanse topspits. Die kreeg hij niet en naar mijn gevoel heeft Standard daar een enorme kans laten liggen. Ook al was het voor mijn positie, ik begreep zijn vraag. Misschien kreeg hij Careca niet om Goossens te beschermen. Maar zijn visie klopte. Zet in die ploeg een topspits en we waren misschien voor jaren vertrokken, wie weet zelfs in Europa.”

Vandereycken werd gek

Als topspits vond je jezelf iets te kort komen.

“Ik was niet explosief en niet kopbalsterk genoeg. Wel als middenvelder, maar niet als spits. Ik kwam als 19-jarige bij RC Mechelen in de ploeg als aanvallende middenvelder en Standard haalde me ook als opvolger voor Guy Vandersmissen. Maar die bleef nog een jaar langer en Kessler zette mij in de spits. Haan bleef dat later ook doen. Ik was niet echt de diepe spits, maar ik kon wel een bal bijhouden en als ik dan afhaakte, kon Wilmots, Vos of Bettagno in de ruimte duiken. Later heb ik in Portugal drie jaar als nummer tien gespeeld. Daar heb je die explosiviteit niet nodig.”

Je carrière kreeg een serieuze knauw door een zwaar motorongeval.

“Niet zo ver hier vandaan, vlakbij het stadion van Denderleeuw. Ik reed achter een auto en die sorteerde voor naar links, maar sloeg plots rechtsaf omdat hij zijn broer bij een café zag staan. Ik ben tegen de auto geknald. Mijn geluk was dat ik nog leefde en dat een vitale zenuw niet geraakt was, de pech dat al de rest kapot was. Twee operaties en zeven maanden revalidatie. Nadien in Portugal voetbalde ik nog goed, maar toen ik daar nog een keer de kruisbanden scheurde, was dat de definitieve krak. De zesde of zevende operatie was er te veel aan.”

Wat bezielt een topvoetballer om met de motor te rijden?

“Stom hé. Als je jong bent, denk je niet na. Ik reed niet zo veel, alleen bij heel goed weer. Ik herinner me dat Vandereycken bijna zot werd toen hij me op die motor zag. Haan vond dat weer tof, hij kwam er soms achteraan bij zitten. Achteraf gezien had Vandereycken wel gelijk. Ik had net bij Guimaraes getekend, twee dagen erna zou ik vertrekken. Die transfer werd toen direct afgeblazen.”

Dieptepunt is bereikt

Vergelijk het Standard van toen eens met dat van nu.

“Ze zeggen nu: Standard speelt het beste voetbal van België … Met alle respect, het voetbal dat wij toen brachten, was toch nog heel anders, met combinatievoetbal over de grond. Het Standard van nu is vooral gebaseerd op kracht, snelheid en gestalte. Het is letterlijk een berenploeg. Standard heeft altijd naar fysiek voetbal geneigd, ik denk dat Haan de enige trainer was die dat probeerde te wijzigen. Na een tijd lukte dat. In één seizoen bleven we 27 wedstrijden lang ongeslagen. En nog geen kampioen. Doe dat nu en je viert al in februari.”

Waarom kunnen topploegen nu zo moeilijk afstand nemen van de rest?

“Vroeger kon de top de rest versmachten. Ze speelden tegen zo’n hoog ritme en zetten druk en verrassing, dat ze al in het eerste kwartier het verschil maakten. Dat zie je nu nog amper. Daardoor blijft de match spannend en een kans krijg je toch. Alles heeft met kwaliteit te maken. Van Rooij, Nilis, Degryse, Oliveira, die zouden nu niet meer op die leeftijd in België spelen.”

Je merkt het ook aan het lijstje van de topschutters: dat is weinig indrukwekkend dit jaar.

“Ik heb het aangehaald in de bespreking tegen RC Genk. Die hadden, voor ze naar hier kwamen, slechts zestien keer gescoord. Vijf goals van Barda en de rest twee. Daar zit niemand tussen waar je bang van moet zijn. Daarnaast moet je ook zeggen dat alle ploegen nu fysiek in orde zijn. Ook de kleintjes.”

Frederik Vanderbiest zei vorig seizoen: vroeger kon ik het niveau van eerste niet aan, nu wel.

“Ik ken hem al van zijn 18de, 19de. Hij had altijd in eerste nationale moeten spelen, daar ligt het iets meer bij hem dan bij de anderen. Maar dat het niveau gezakt is, klopt. Ik vind het wel positief dat het lang geleden is dat België nog zoveel jeugdig talent had. Dat komt door de betere jeugdopleidingen. Het dieptepunt is bereikt. Als je nu de nationale ploeg ziet … Het is toch lang geleden dat er zo veel jong talent rondliep. Het kan toch niet anders dat we meedoen als die mannen over vier, vijf jaar tot volle rijpheid zijn gekomen. Ik vind het ook goed dat jongens als Defour en Fellaini hier maturiteit opdoen. Ze kunnen op 22, 23 nog naar het buitenland.”

En wat als ze vinden dat ze hier niks meer kunnen leren, zoals Pocognoli meende?

“Ik vind dat sterke uitspraken. Pas als je op het veld elke week met kop en schouders boven de rest uit steekt, mag je zeggen dat je niks meer te leren hebt. Trainen onder Hugo Broos, iemand met zo’n staat van verdienste, en dan op je 19de zeggen dat je niks meer van zo’n man kan leren …”

Pa durfde niet

Veel voetballers maken de droom van hun vader waar als ze in de eerste klasse voetballen. Was dat bij jouw vader, die Denderleeuw 15 jaar trainde en hen van tweede provinciale naar de tweede klasse tilde, ook het geval?

“Neen. Als voetballer was hij meer met mij bezig, maar nu als trainer … Hij was er tegen Genk en ik moet wel zeggen: na de wedstrijd was het de eerste keer dat hij haast ging zeggen dat hij fier op me was. Hij geniet er wel van.”

Ooit dacht Westerlo aan hem, tot de keuze op Jan Ceulemans viel.

“Hij is gaan praten maar heeft niet gedurfd. Hij belde me en ik zei: ga ervoor. Hij zat toen nog op school en kon er loopbaanonderbreking nemen. Maar iets heeft hem tegengehouden. Veel beloftes, hij was hier al lang, en goed … Nu heeft hij er wel spijt van.”

Nooit gedacht om na het ontslag van Jean-Pierre Vande Velde de combinatie vader-zoon voor te stellen?

“Neen, dat lag te gevoelig. Zelfs mijn terugkeer vorig seizoen lag gevoelig bij bestuursleden, supporters … Mijn pa is hier niet in de beste verstandhouding vertrokken. Vijftien jaar dezelfde man voor de supporters, het bestuur … Je zegt na een tijd ook altijd hetzelfde.”

Waarom lag jouw terugkeer gevoelig?

“Na mijn motorongeval ben ik hier weer beginnen te voetballen. Eerst in derde en na de promotie via de eindronde vier maanden in tweede. Toen ben ik naar Portugal vertrokken, op een moment dat we eerste stonden. Sommigen hebben me dat kwalijk genomen. Laat het ons zo zeggen: de naam is nu in ere hersteld.”

Voelen jullie het zo aan?

“Toch wel, ja. Mijn pa heeft hier lang gewerkt en als je dan nadien komt kijken en je krijgt met moeite een kaartje … Je zou hem en Jean-Pierre bij wijze van spreken elk jaar een abonnement moeten geven en eretrainer maken. Zij hebben de geschiedenis van deze club bepaald.”

Je pa werd ook op training gesignaleerd.

“Zeker de eerste week, toen ik overnam. Heb ik gevraagd. Het zou stom zijn om niet van zijn kennis en ervaring gebruik te maken. Ik dacht dat ik wist wat het probleem was en daarop heb ik gewerkt. Druk zetten, vooruit verdedigen, hoger een bal recuperen … Er was wel wat druk en daarom heb ik eerst mijn visie uitgelegd en dan gevraagd wat hij ervan vond. En dan moet je wat geluk hebben dat je tegen Westerlo drie keer scoort en tegen Genk ook uit ballen die je hoger recupereert. En dat Dufoor met zijn invalbeurt het verschil maakt, zoals jij hebt gedacht en de speler uitgelegd, want de hele week dacht die jongen dat hij zou beginnen.”

Word een mens niet kwaad op een talent als Dufoor, dat alles vergooit?

“Hij zou kwaad op zichzelf moeten zijn. Vijf, zes weken geleden heb ik me heel boos op hem gemaakt. Met Sylla ben ik na een wedstrijd ook in de clinch gegaan. Omdat ik vond dat ze iets te gemakzuchtig waren. Idem met Iribarren. Die speelde vijf, zes jaar in Argentinië in de eerste klasse, dan moet je kwaliteiten hebben. Maar hij mist ritme en vertrouwen, die zat heel diep. Duizenden kilometers van huis, alleen, zonder spelen, zonder op de bank te zitten zelfs, zonder de taal te spreken …”

Even happen

Na de bekerwinst stelde je: ik heb benadrukt dat ze wél kwaliteiten hebben. Ging iedereen aan het twijfelen?

“Dat gevoel had ik toch. En die twijfel werd zelfs gelatenheid, ze begonnen aan de wedstrijd met in het achterhoofd: hoe gaan wij hier kunnen winnen? Daarom heb ik hen gezegd: jullie zijn eersteklassers. Als je 1 op 21 haalt en 6 op 39 is dat niet evident om te zeggen. Daarom heb ik de keeperstrainer gevraagd een montage te maken van vijf minuutjes beelden. Alle goeie momenten van het seizoen samen, met wat opzwepende muziek op de achtergrond. Het belang van de zege tegen Genk is dat iedereen er nu weer in gelooft. Het niveau dat ze daar na de rust haalden, was voor mij zelfs onverhoopt.”

Was de sfeer vlak voor de trainerswissel nog goed?

“Te goed. Niet qua kameraadschap, maar er werd altijd gelachen. Ik heb gezegd dat ze voor mijn part op training mochten vechten. Laatste staan, dat is overleven. Wij pakten amper kaarten, dan klopt er iets niet.”

Moet er kwaliteit bij?

“Ja, maar ik ben het er niet mee eens dat er nu geen kwaliteit is of dat er vijf, zes nieuwe spelers moeten komen.”

Vorig seizoen waarschuwde je nog voor de bekerwedstrijd tegen Anderlecht dat het niveauverschil tussen eerste en tweede groot was.

“Dat blijf ik vinden. Wij moeten nu iedere wedstrijd top zijn om een resultaat te halen, alle veertien. Je moet ook een keer een match kunnen winnen aan 70 procent. Daarvoor missen we spelers die met een flits iets doen kantelen of een bal in de ploeg houden, om de ploeg mee te trekken. Sint-Truiden, Brussels of Mechelen zeggen dat ook, dat is het verschil tussen onderin voetballen en ergens in de middenmoot. Coelho mag niet in vorm zijn, maar hij kan met een vrije trap voor winst zorgen. De ploegen tussen vijf en elf hebben zo iemand.”

Heeft de ploeg zich daarop verkeken?

“Ik niet. Zet onze ploeg uit tweede volledig in eerste en ze brengen dat voetbal ook niet meer. Omgekeerd, zet deze ploeg in tweede en we steken er opnieuw bovenuit. De club miste ervaring en connecties. Hier liepen vorige zomer testers van bedenkelijk niveau. Boskamp kent spelers waar je anders niet op moet hopen, je zal nu heel andere managers over de vloer krijgen. Mochten we in eerste blijven, dan zal de club een serieuze sprong voorwaarts zetten. Niet vergeten: je moest én een nieuw stadion zetten, én verlichting, drie miljoen euro investeren in je stadion kortom, én een budget vrijmaken om in spelers te investeren. Het was happen, maar we hebben weer hoop.” S

door peter t’kint – foto: michel gouverneur

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content