Morgen nemen met Anderlecht en Ajax twee van zijn ex-clubs het in de Europa League tegen elkaar op, gisteren speelde zijn AZ in de Champions League tegen Standard. VM praatte met John Bosman over topvoetbal vroeger en nu.

Net op de grens tussen Amstelveen en Amsterdam ligt, aan de Amsterdamse Weg, het 129 jaar oude Café 1890. Het is een hippe plek en een populaire bestemming voor bekende Nederlanders, zegt John Bosman. In zijn Belgische jaren liet hij zich nog Johnny noemen, “maar ik ben intussen oud genoeg om John genoemd te worden.” Bosman is geboren in Amstelveen en woont er sinds tien jaar weer. “Toen ik Twente ruilde voor AZ, vond ik het tijd om weer thuis te komen, te midden van mijn vrienden en familie.” Hij staat op de lijst van bekende Amstelveners, maar wanneer de ober vraagt voor wie heel die fotosessie georganiseerd wordt, doet de naam van Bosman bij hem geen belletje rinkelen. Roem vervliegt sneller dan men denkt.

Zelf zit hij daar niet mee. Zijn gloriejaren liggen intussen ook al een eind achter hem. Hij situeert ze tussen 1992 en 1994. 1994 is ook het jaar waarin Café 1890 uitgeroepen werd tot Café van het Jaar in Nederland, maar dat heeft Bosman niet live meegemaakt, hij zat toen in Brussel.

Vandaag telt Amstelveen 80.000 inwoners en is het een slaapstad voor wie in Amsterdam of op Schiphol werkt. De vliegtuigen vliegen er zo laag dat je de cockpit kunt zien. Zat daar niemand aan het raampje te zwaaien?

Vanuit Amstelveen staat Bosman in een dik halfuur in Alkmaar, waar hij ook zijn spelersloopbaan beëindigde. In zijn laatste moeilijke seizoen, toen zijn zoontje bij een verkeersongeval omkwam, kreeg hij er veel steun en daarna een nieuwe functie: eerst was hij spitsentrainer van de jonge aanvallers, tegenwoordig maakt hij deel uit van het zeskoppige scoutingteam. De Europese tegenstander van AZ gisteren, Standard, zag hij dit seizoen nog niet. Met wedstrijdscouting houdt iemand anders, Tonny Bruins Slot, zich bezig. Bosman bekijkt jong talent, spelers die in aanmerking kunnen komen voor het eerste elftal van AZ. Dat begint vanaf de min zeventien, tot ouder. In die functie reist hij veel. Naar jeugdinterlands, naar Scandinavië of België. “Een paar ploegen in België zijn nog op niveau: Anderlecht, Standard, maar er zijn ook matige ploegen bij, Westerlo bijvoorbeeld. Wat me in België opvalt, is dat er veel buitenlanders lopen, vooral Afrikanen, terwijl er toch veel goeie jonge Belgen zijn. Die gaan dan naar Nederland voetballen.”

Je hebt lang in België gevoetbald. Vind je het niveau veranderd?

“De verschillen die er toen waren – dat het in België meer om fysiek en kracht ging en in Nederland om techniek – zijn er nog. Anderlecht vond ik eind vorig seizoen op Westerlo als team sterk spelen, dat was een goed uitgebalanceerd geheel. Club zag ik tegen Lech Poznan slordig, rommelig voetballen. Standard vond ik vorig jaar wel goed in elkaar steken: achterin stevig, met Onyewu die me wel beviel, centraal aardige voetballers als Defour en Witsel, en voorin een goeie spits. Mbokani is altijd aanspeelbaar, voetbalt mee en kan een goal maken. Dat soort spitsen zoekt elke topclub. De Sutter heb ik vorig jaar ook vaak gezien, bij Cercle dan. Dat vind ik ook een complete spits: aanspeelbaar, kopbalsterk, meevoetballend, redelijk snel, scorend vermogen. Hij stond bij ons op de lijst, maar hij koos voor Anderlecht. Ik stelde onlangs verrast vast dat hij nu op de bank zit. Wie zich wel goed ontwikkelt bij Anderlecht vind ik die Suárez. Hij heeft een beetje de bewegingen van de Suárez van Ajax, maar die staat al veel verder in zijn ontwikkeling. Voor Ajax is deze Suárez onmisbaar. Dat is een speler die op Champions Leagueniveau speelt, iemand van uitzonderlijke klasse. Die houden ze niet lang meer: als hij niet tijdens de winterstop vertrekt, dan zeker aan het eind van het seizoen.”

Hoe schat je dit Ajax in?

“Ze geven achterin wat minder weg dan voorheen. Vorig jaar zaten ze voorin goed, maar achterin stonden ze te klooien, gaven ze te veel goals weg. Nu staat er een goeie verdediging, met Vertonghen en Alderweireld. Met een goeie verdediging begint het altijd. Voorin mag Suárez acties maken, gewoon rommelen. Martin Jol kiest voor een duidelijke aanpak. Voor mij is Ajax, samen met PSV, waar de rust is teruggekeerd, dé titelkandidaat, meer dan AZ. De combinatie competitie en Champions League gaat ons punten kosten.”

Hoe verklaar je dat?

“Verdedigend missen wij toch iets, we zijn meer een aanvallend team. Tegen Olympiakos werd Pocognoli écht getest op zijn kwaliteiten als verdediger. Dat gebeurt in Nederland zelden. Tegen de Grieken heeft hij echt afgezien.”

Wat vind jij van Dembélé?

“Dat de Europese topclubs zitten te slapen. Ik had echt gedacht dat hij afgelopen zomer weg zou zijn. Tegen Olympiakos was hij ook sterk, niet van de bal te zetten. Daar zag je echt dat hij Champions Leagueniveau heeft. Als hij nog gaat scoren, wordt hij een heel goeie. Hij kan ook scoren, dat heeft hij al bewezen. Nu speelt hij meer aan de rechterkant. Zijn beste plaats is vrij voorin, als hij dichter bij de goal mag komen. In de zestien meter moet hij zijn acties maken.”

Bij Standard heb je wel eens de indruk dat de spelers zich nog moeilijk kunnen opladen voor de Belgische competitie. Is dat ook bij AZ het geval?

“Onbewust voel je dat bij ons ook. Al die spelers, op één na, zijn gebleven voor de Champions League. Die denken: laat ons eens onszelf bewijzen in Europa.”

Niet eens een buskaart

Anderlecht zegt dat de Champions League te hoog gegrepen is. De Europa League is ons niveau, klinkt het. Denkt men dat in Nederland ook wat Ajax betreft?

“Op dit moment wel. De laatste jaren hebben ze het Europees niet goed gedaan. Ajax was heel wisselvallig, was mentaal niet sterk genoeg. Ze zijn nog niet op Champions Leagueniveau, al zit er beterschap in. Die eerste wedstrijd spelen ze nu 0-0 gelijk tegen een heel compact voetballend Timisoara. Vorig jaar verliezen ze die wedstrijd waarschijnlijk nog, nu houden ze toch de nul.”

Was je verbaasd dat Van Basten als trainer stopte? Jij speelde vroeger met hem in de spits bij Ajax.

“Toch wel. Langs de andere kant: Marco wil wel graag iets doen als hij het leuk vindt, maar als hij het niet meer leuk vindt, stopt hij ermee.”

Een trainer zag jij wél altijd in hem.

“Omdat hij verstand heeft van het spelletje, een goeie uitstraling heeft en het goed overbrengt. Daarom lag hij uitstekend bij de pers. Marco praat goed en verstandig. Maar hij heeft toen wel wat spelers naar Ajax gehaald die het niet maakten.”

Nu hebben ze niet zo veel geld uitgegeven aan inkomende transfers.

“Voor Demy de Zeeuw hebben ze toch vijf miljoen betaald. Een sterke verdediger wilden ze nog.”

Onyewu, bijvoorbeeld.

“Dat is wel een échte verdediger. Bij Ajax, een ploeg die negentig procent balbezit heeft, moet een verdediger ook kunnen meevoetballen, zoals een Alderweireld, die een goeie inspeelpass heeft. Maar op Europees niveau kon Ajax een speler als Onyewu wel gebruiken. AZ ook, zag je in de eerste wedstrijd van de Champions League.”

Hoe zit het met de doorstroming van jong talent bij Ajax?

“Nu is het even wat minder, maar er komt weer wat aan. Ajax heeft op dit moment gewoon de beste jeugdopleiding van Nederland. Maar ook daar worden jeugdspelers weggehaald door grote buitenlandse clubs. Bij AZ vertrokken ook net twee spelers van vijftien richting Engeland. Ik vind dat niet goed. Maar ja, die clubs geven gewoon de ouders ginder een baan. Als wij voor iemand twee jaar opleidingsvergoeding geven, levert dat een club 20.000 euro op. Ik heb onlangs nog een jongen van zestien uit Finland gehaald, en een van zestien uit IJsland. Zulke jongens krijgen een klein contractje, maar ze willen gewoon heel graag voetballer worden en zich langzaam ontwikkelen. Chelsea betaalt zo’n jongen één miljoen euro, ze nemen er tien en wachten af welke van de tien het haalt. Op mijn zestiende fietste ik nog onbevangen naar de training. Ik kreeg niet eens een buskaart.”

Tot je 23e zat jij gewoon bij Ajax.

“Ik kon toen naar Sampdoria, het grote Sampdoria met Vialli en Mancini. Eigenlijk kon ik toen ook naar Barcelona, maar ik had net bij KV Mechelen getekend. Ik vond me nog niet klaar voor de grote stap naar het zuiden. Daar heb ik achteraf nog wel eens nagelbijtend aan teruggedacht. Toen ik er wel klaar voor was, een paar jaar later, kwamen die zuiderse ploegen niet meer. Toen ben ik naar PSV gegaan, en dan weer naar België, naar Anderlecht. Ik kom nog graag in België, heb er een leuke tijd gehad, houd daar nog wat contacten aan over.”

Wat schiet je meteen te binnen als je aan Anderlecht denkt?

“Dat tapijt in de inkomhal waarin de naam van de club verweven is: RSCA. Dat vond ik wel wat hebben toen ik er met mijn vader voor het eerst was. Ook het stadion maakte indruk, Ajax speelde toen nog in De Meer, dat was toch wat minder dan het Constant Vanden Stockstadion met die businessseats en de loges. Er was ook de figuur van Constant Vanden Stock natuurlijk. Die vroeg of we iets wilden drinken. Hij liet ons allebei een kriek Belle-Vue inschenken. Dat vond mijn vader wel wat hebben. Hij wilde dat ik gelijk tekende. Maar na overleg met mijn zaakwaarnemer besloot ik toch nog twee jaar bij Ajax te blijven. Later is het dan toch gelukt tussen Anderlecht en mij.”

Je noemde Anderlecht achteraf wel eens een kille club, terwijl veel anderen het juist een heel warme club vonden.

“Ik vond het allemaal wat zakelijk. Ze gingen overal spelers halen, er was veel concurrentie. In die periode vond ik Ajax wel warmer. Daar liep je van bij de jeugd zo bij het eerste. Bij Anderlecht was die binding tussen eerste elftal en jeugd er niet, maar we hadden onder Jan Boskamp wél een fantastische groep, bijna Europese top: Nilis, Albert, Degryse, De Wilde. Goeie keeper, Filip. Waarschijnlijk op dit moment nog altijd de meest professionele bij Anderlecht. Dat waren toch mijn beste jaren: 1993 en 1994, toen we de dubbel pakten. Toen speelden we Champions League, zaten we dicht tegen de tweede ronde aan. Maar na dat goeie jaar gingen de beste spelers weg. Dan weet je het wel.”

Nog fit

Nu is de Belgische competitie, net als de Nederlandse, een tussenstap naar hogerop. Of niet?

“De Nederlandse competitie leent er zich meer dan de Belgische toe om je verder te ontwikkelen naar de top. Er zijn behoorlijk wat technisch vaardige spelers. Een jongen als Rasmus Elm ( een 21-jarige Zweedse middenvelder die ook even in beeld was bij Anderlecht, nvdr) kiest voor ons en niet voor Everton en Leverkusen omdat hij zich hier verder wil ontwikkelen. Vroeger had AZ zo’n jongen nooit kunnen halen. Die was in Nederland naar PSV of Ajax gegaan.”

België probeert het nu met een Nederlandse bondscoach.

“Het is onbegrijpelijk, bij België, zo’n talent: daar moet wat mee te doen zijn. Ik heb met Advocaat gewerkt. In 1994 viel ik eerst af voor de WK-selectie, maar toen Gullit afhaakte, haalde Advocaat me toch weer terug. Maar gespeeld heb ik op dat WK niet. Ik denk wel dat hij die taak met België aankan. Hij zal er wat positiespel inbrengen, iets wat ook Koster bij Club gaat doen. Daar zijn Nederlandse trainers wel goed in.”

Jij was als spits vaak een garantie voor succes. Zowel met Ajax, KV Mechelen, PSV als met Anderlecht won je titels.

“Ik heb een lekkere tijd gehad en ben vooral fit gebleven. Ik speel nog elke week mijn wedstrijdje met Roda ’23. Al mijn vriendjes van vroeger, nu oude mannen bij mekaar, spelen daar. Ik vind dat heerlijk. Dat andere ex-spelers geen voet meer op een veld zetten of geen stap meer zetten, gaat er bij mij niet in. Je kunt wel rondjes gaan lopen of fietsen, maar dat is niets vergeleken bij een balletje trappen. Het clubgevoel is ook spe-ciaal, maar het fysiek bezig zijn vind ik het leukst. Mijn lichaam was daar ook op ingesteld. Het gaat steeds moeilijker, maar ik speel ook wel eens met oud-Ajax, met oud-AZ en de oud-internationals.”

Trainer worden was niets voor jou.

“Ik heb wel cursus gelopen en bij de jeugd de spitsen getraind, vier jaar lang één of twee dagen per week. Tot men me vroeg om mee in het scoutingteam te stappen. Ik had niet de ambitie om elke dag op het veld te staan. Als je trainer wordt, ben je nog meer met voetbal bezig dan ik nu al ben. Je moet aan veel dingen denken. Ik heb nooit de drive gehad om dat allemaal te doen. Iemand als Rijkaard, in wie men dat tevoren ook niet zag, bleek dat wel te kunnen, die weet spelers te prikkelen. Ik denk niet dat bij mij die dag komt. En als het gebeurt, zal het met de jeugd zijn. Jongens iets aanleren, dat lijkt me nog iets.”

Heb je als spitsentrainer spelers beter gemaakt?

“Nou, een spits maakt zichzelf beter. Je kunt een spits niet leren hoe goals te maken, wel hoe hij beter positie kan kiezen, hoe hij een vooractie kan maken. Als hij moeilijk scoort, de moeilijkheidsgraad op training verlagen: niet nadenken, gewoon trappen, eerst zonder doelman, dan afwerken op voorzetten: eerste paal, tweede paal. Bij Ajax hadden we bij de jeugd ook een verdedigertrainer die één keer per week langskwam om met de jongens die achterin stonden te werken. Het maakt je allemaal beter, denk ik. Waarom zou een club ook niet met een psycholoog werken? Vroeger had je dat niet. Wél een haptonoom waar Gullit en zo heen gingen. Maar ik vond dat toen niet nodig. Het moet wel iemand zijn dieclose met de trainer is, maar hem niet alles vertelt wat spelers aan hem meedelen. Maar verder is het geheim om beter te worden simpel: veel oefenen. Op mijn kopspel bijvoorbeeld trainde ik drie, vier keer per week. Ik deed dat ook graag omdat ik er goed in was. Ik vind dat een speler vooral zijn kwaliteiten moet onderhouden en bijschaven. Pierre van Hooijdonk deed niets liever dan vrije trappen nemen, maar daar trainde hij ook de hele tijd op. Bij de oud-internationals trapt hij ze er nog zo in. Toppers onderscheiden zich van anderen door hun kwaliteiten nog beter te maken. Een linksbuiten moet acties maken, voorzetten geven, wat op snelheid werken.”

Als je terugkijkt op je carrière, blijft Ajax dan jouw club?

“Ajax heeft me gevormd, maar ik zit intussen toch al tien jaar in Alkmaar. Dat is niet niks. AZ is een heel goeie club, hier doet men altijd normaal. Doe maar gewoon, is hier het motto. Ajax was toch altijd een beetje arrogant. In die zin past AZ beter bij mijn karakter.”

door geert foutré beelden: danny gys/reporters

Constant Vanden Stock liet ons een kriek Belle-Vue inschenken. Mijn vader wilde gelijk dat ik voor Anderlecht tekende.Wat ik vind van Dembélé? Dat Europese topclubs zitten te slapen!

Het geheim om beter te worden is simpel: veel oefenen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content