Belgische clubs rekruteren steeds vaker in Frankrijk. Economische marktmechanismen liggen daaraan ten grondslag, maar ook de veel completere opleiding daar van de spelers. ‘Onbekende jongens, maar heerlijke voetballers.’

In Charleroi valt er geen onvertogen woord over Franse voetballers. Geen enkel land immers leverde er de voorbije jaren zoveel spelers (13) als Frankrijk. Zes tellen de Karolingers er momenteel in hun kern. De allereerste streek er neer in 1997 en het was ook een Fransman, Christian Negouai, wiens transfer naar Manchester City later het (voor Charleroi) recordbedrag van anderhalf miljoen euro opbracht.

Met Bertrand Laquait kan het straks dezelfde kant op gaan. Minder dan een jaar geleden was hij een werkloze doelman, uitgerangeerd bij tweedeklasser AS Nancy. Met twee handen greep hij de kans op een test bij Charleroi. In vergelijking met zijn werklozensalaris moest hij stevig inleveren in de Borinage. “Maar”, zei hij, “toen Charleroi me belde, aarzelde ik geen seconde omdat niemand anders me op dat moment wilde.” Laquait speelde zich in de gunst van andere ploegen, maar ging niet in op hun voorstellen. “Omdat ik hier iets wil teruggeven. Charleroi heeft me uit de vuilnisbak gehaald en opnieuw een kans gegeven.”

Het succes stuurt Charleroi nog dieper Frankrijk in, zegt scout Raymond Mommens. Hij woont per week gemiddeld zeven à acht wedstrijden bij in binnen- en buitenland. Zijn contacten koppelt hij aan die van clubmanager Moggi Bayat, de neef van de voorzitter die een vaste stek heeft in Parijs en twee dagen per week in Charleroi de lopende zaken afhandelt. “Ik begrijp niet”, zegt Mommens over Laquait, “dat zo’n talent zolang nergens aan de bak kwam. Bij de tweede ploeg van Cannes haalden we toen ook middenvelder Laurent Macquet. Niet alleen technisch, maar ook qua mentaliteit zorgen Fransen voor een meerwaarde. Zij hebben de mentaliteit bij ons in de kleedkamer ten goede veranderd en trekken de anderen mee. Het zijn profs, goed opgeleid én opgevoed. Ze zijn ook ambitieus, komen hier zeker niet uitbollen. Ze beschouwen België als een nuttig tussenstation. Laquait heeft dan wel net zijn contract verlengd, heel wat clubs zaten achter hem aan. Op termijn is hij voor ons moeilijk te houden.”

In verhouding tot hun prijs en kwaliteit noemt Mommens de Franse spelers hele goede investeringen. Van de vijf nieuwkomers die Charleroi afgelopen zomer in Frankrijk ging halen, wordt van twee ( Olufade en Reina) het loon grotendeels nog gedragen door hun moederclubs, Rijsel en Marseille. Of er straks nog meer Fransen komen ? Mommens : “Dat kan. Op lange termijn werken we weer aan een goede doorstroming van eigen jeugd, maar op korte termijn zijn Fransen nuttige spelers om de hiaten op te vullen.”

Ook La Louvière trekt enthousiast op ontdekkingstocht door Frankrijk. Toen clubmanager Roland Louf er twee jaar geleden arriveerde, had de club al een sterke Franse inslag. “Maar”, zegt hij, “trainer Leclercq en spelers als Ouédec en Rivenet vielen financieel buiten de norm. Dergelijke salarissen zijn bij La Louvière voltooid verleden tijd nu.”

Vorig jaar haalde La Louvière twee spelers bij de reserven van Rijsel : de optie op Mehdi Guerrouad werd niet gelicht, maar de voorheen onbekende Canadese international Michael Klukowski groeide uit tot een revelatie in eerste klasse. Dit seizoen huurt het van Rijsel de Belgische belofte-international Serge Djamba-Shango, een jeugdproduct van RWDM. La Louvière bedong alvast een optie tot aankoop. Bij het tweede elftal van Metz speelde de jonge Amerikaan van Nigeriaanse afkomst, Oguchi Onyewu, zich in de smaak van Louf en de trainers Ariël Jacobs en Patrick Wachel, met zijn drieën verantwoordelijk voor de aanwervingspolitiek van La Louvière. Betalen wilde de club niet voor Onyewu, “maar hem in onze etalage plaatsen in ruil voor een percentage op een eventuele transfer wél.”

Inmiddels verruimde La Louvière zijn rekruteringsterrein tot de Parijse regio. Twee andere Fransen werden opgemerkt in een vertegenwoordigende selectie van werkloze profs. Franse voetballers zonder club moeten zich twee keer per maand aanmelden bij een regionaal centrum. Daar worden ze getraind door gediplomeerde coaches en af en toe spelen ze een oefenwedstrijd. Op de website van de vereniging van Franse profvoetballers UNFP staat een lijst van spelers die per 30 juni einde contract waren en vrij zijn, ingedeeld per club en leeftijdscategorie. Handig voor zoekende clubs.

Wie in Frankrijk in de eerste of tweede afdeling voetbalde, verdient nog altijd meer dan wat de gemiddelde Belgische club hem als loon kan aanbieden. Tenminste : in zijn eerste werkloze jaar, omdat hij dan evenveel blijft verdienen (betaald door de vakbond) als wat er in zijn laatste contract stond. Maar geleidelijk zakt dat bedrag. Louf : “Ik zag Mamouni drie keer bezig met de werkloze profs. Hij speelde drie jaar in eerste klasse met Le Havre en was vorig jaar eind contract bij Créteil. Dan moet zo’n jongen kiezen : blijven doppen of water bij de wijn doen om zich te tonen en terug in het circuit te geraken. Ook Michael Murcy was werkloos toen Créteil zijn contract niet verlengde en geen enkele andere Franse club interesse toonde. In verhouding tot wat ze kosten ligt hun rendement hoog : voetbaltechnisch zijn ze goed opgeleid, maar ook hun mentale opvoeding is goed. Ze leren er van kleins af wat het is prof te zijn in alle betekenissen van het woord : hoe om te gaan met de media, met clubbeheerders, wat ze wel en niet mogen eten, hoe ze zich moeten verzorgen.”

Franse talenten zijn afgewerkte producten, zegt ook de West-Vlaamse voetbalmakelaar Jean-Claude Lagaisse. Zijn familie is nagenoeg helemaal Frans, hij heeft zelfs een neef zitten in het bestuur van Auxerre. Lagaisse is dan ook goed thuis in het Franse voetbal. Geregeld krijgt hij telefoontjes van Belgische clubs om informatie. En dat terwijl ze vroeger niet eens dáchten aan Franse voetballers. Alleen Jean-Pierre Papin, weet Lagaisse, vond halfweg de jaren tachtig via Club Brugge het opstapje van tweede klasse (Valenciennes) naar Marseille en de Franse nationale ploeg.

Lagaisse : “Met de economische crisis in Frankrijk en het overschot aan goed opgeleide profvoetballers daar verandert dat langzaam. Werkloze voetballers verdienen vaak nog goed geld in Frankrijk, tot voor kort zelfs honderd procent van hun laatste loon. Stel dat je na afloop van je contract nog een jaar lang 9000 euro per maand verdient, dan heb je niet veel zin om in een ander land voor minder te gaan voetballen. Sinds vorig jaar krijgen ze het eerste jaar nog 75 procent van hun laatste loon, en daarna gaat het snel omlaag. Dan wil je een aanbod van een Belgische club toch al eens te overwegen, zelfs al moet je inleveren. Hun redenering is : een stap achteruit zetten om er later misschien twee vooruit te maken. Je moet ze wél overtuigen dat ze er iets bij te winnen hebben door naar hier te komen, want het blijven chauvinisten die niet hoog oplopen met de Belgische competitie. Niet helemaal ten onrechte : Eric Joly is een goede speler op Belgisch eersteklasseniveau, maar ik zie hem niet direct meedraaien in de Franse eerste klasse. Hij kwam daar ook niet meer aan de bak, hé, evenmin in tweede.”

Zelden klagen Belgische clubs over hun Franse spelers. “Omdat ze goed gekweekt zijn”, weet Lagaisse. “Er wordt op die vormingscentra hard gewerkt, hoor. Van ’s morgens halfzeven tot na de middag les volgen én voetballen. Ze worden daar niet betaald, krijgen per jaar één uitrusting, één paar voetbalschoenen en zakgeld tot 15 euro per week. Als je één keer iets mispeutert, schrijven ze je naam groot op het bord, en bij een tweede misstap mag je je koffers pakken. Die centra lokken jongeren of hun ouders niet met geld of materiële voordelen : kost en inwoon en een opleiding, dat is alles. Als je daar uitkomt, ben je een afgewerkt product.”

De eerste makelaar die veelvuldig talent uit Frankrijk naar België bracht, was Roger Henrotay. Hij bevoorraadde vooral AA Gent en Bergen. Het is niet moeilijk, zegt hij, om talent te vinden in Frankrijk. “De oorzaak is simpel. Alle clubs in de Franse eerste en tweede klasse waren tot vorig jaar verplicht om een centre de formation te hebben waar ze jeugd opleidden. Dat kost geld, tot drie miljoen euro per jaar. Sinds dit jaar is het niet meer verplicht en Lyon kondigde nu al aan dat het ermee zal stoppen. Dat betekent dat het reservoir aan beschikbare spelers kleiner zal worden in de toekomst.”

Maar nu zijn er nog meer dan genoeg. “Elke dag nog leert men aan die centra jongeren voor het voetbal te leven. Nog altijd worden er elk jaar massa’s uitstekend opgeleide en technisch perfecte voetballers afgeleverd. Met de toenemende crisis is er plaats voor steeds minder profs. Wie in eerste klasse niet meer aan de bak geraakt, zakt zo af naar tweede. Daardoor moeten ook daar spelers plaatsmaken en op zoek gaan naar een nieuwe club. Niet alle talent vindt dus een baan bij een profclub. Zo komen er ook in België terecht.”

Niet dat België voor die jongens eerste of zelfs maar tweede keus is. Henrotay : “In het begin hebben ze geen zin om te komen. Financieel is het niet aanlokkelijk en de Belgische competitie staat niet hoog aangeschreven. Dagano was hier een gewaardeerde speler, maar komt bij Guingamp niet aan de bak. Rijsel haalde bij Lokeren Olufade weg, maar daar was hij niet goed genoeg. Laquait mag dan wel een uitstekende doelman zijn voor Charleroi, in eigen land was geen enkele eerste- of tweedeklasser in hem geïnteresseerd. Veel spelers verkommeren in het tweede elftal van hun club of hebben helemaal géén club. Dan ben je uiteindelijk nog beter af in de Belgische eerste klasse dan anoniem in de Franse vierde klasse te gaan voetballen.”

Dat er niet nog meer Franse spelers in België actief zijn, komt omdat de clubs hier de Franse markt nauwelijks kennen. Belgische scouts, vindt Henrotay, moeten maar eens vaker naar reserve-wedstrijden in Frankrijk gaan kijken. “Onlangs woonde ik een wedstrijd tussen de tweede ploegen van Rennes en Bordeaux bij. Daar liep heel veel jong talent. Rennes geeft zijn eigen jonge spelers een kans, maar Bordeaux koopt liever sterren. Voor de Ligabeker speelde Monaco in Marseille met zijn tweede elftal : allemaal onbekende jongens, maar heerlijke voetballers die zo meekunnen in de Belgische eerste klasse, maar die in eigen land misschien nooit een kans zullen krijgen.”

Onlangs zag Henrotay de nationale min zeventien van België hun Franse leeftijdsgenoten kloppen. “Qua talent staan ze even ver, maar van die Franse spelers zullen er straks meer doorbreken. Aan hen wordt nog elke dag verder geschaafd, aan de Belgen niet meer. In Frankrijk houden ex-profs zich bezig met een doorgedreven opleiding van jongeren, bij ons heb je hooguit Simon Tahamata of Eric Van Meir. Dat is veel te weinig.”

door Geert Foutré

‘Werkloze voetballers verdienen vaak nog goed geld in Frankrijk.’

‘Franse voetballers leren van kleins af wat het is prof te zijn in alle betekenissen van het woord.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content