Bruno Govers

Ongrijpbaar op een voetbalveld. En daarbuiten nog veel meer. De loze beloften van Ahmed Hossam : een bericht uit Caïro.

De vele palavers vooraf, dat voorspelde al onheil. Pas na talrijke en eindeloze telefonades wordt Ahmed Hossam eindelijk bereid gevonden ons te ontvangen. We spreken af : dinsdag 29 mei, om tien uur ’s morgens, in hotel Baron in Heliopolis, een voorstad van Caïro. Die dag komt Hossam het beste uit, zegt hij zelf. Dan kan de rijzende ster van het Egyptische voetbal en de revelatie van de voorbije Belgische competitie wel een paar uur uittrekken voor een gesprek en een rondleiding langs langs plaatsen in zijn geboortestad die betekenis voor hem hebben.

Een gewaarschuwd man is er twee waard. De ervaring heeft ons geleerd dat Ahmed Mido Hossam niet alleen op een voetbalveld dribbelvaardig is. Ook daarbuiten blijkt hij een vat vol schijnbewegingen. Omdat voorkomen beter is dan genezen, trekken we op verkenning – het is maandag, de dag voor de ontmoeting met Hossam.

De tocht leidt eerst naar Zamalek. Daar vertoonde Hossam zijn voetbalkunsten vooraleer hij vorige zomer naar België verkaste. Zamalek, gelegen in een gelijknamig deel van de Egyptische hoofdstad, blijkt een peperduur, poepchic omnisportcentrum. Het lidmaatschap kost er tussen twaalf- en achttienduizend Egyptische pond; omgerekend is dat tussen honderdvijftig en tweehonderdtwintigduizend frank. Naar Egyptische normen vertegenwoordigt dat bedrag een fortuin. Het merendeel van de zestien miljoen inwoners van Caïro moet het stellen met een maandsalaris van zegge en schrijve vijfhonderd Egyptische pond. Toch hebben 32.000 personen zoveel centen veil om tot de gilde van de Zamalkawi te behoren. Daartegenover staan de Ahlawi, de socio’s van de rivaliserende Caïrotische club Al Ahli.

Voorzitter Mourtada Mansour is afwezig. Hij vergezelt het team naar Kikwe in Zambia. Zamalek speelt er in het kader van de achtste finales van de Afrikaanse Beker voor Bekerwinnaars tegen de lokale Nkana Red Devils. Maar manager Hoessein Yakan ontvangt ons graag. Iedereen op de club noemt hem Captain : van 1952 tot 1972 was hij aanvoerder van Zamalek. Een record.

De kapitein showt ons de imposante infrastructuur van Zamalek. De accommodaties van de club beslaan 35 hectare. Een waarachtig domein op een plaats waar een vierkante meter vierduizend Belgische frank kost. “Wij zijn rijk in Egypte maar arm in de wereld”, legt Yakan uit. “Omdat we over behoorlijk wat financiële middelen beschikken, zijn we er jarenlang in geslaagd de beste spelers van Egypte aan te trekken en te behouden. We bieden ze een maandloon aan dat schommelt tussen vijftien- en twintigduizend Egyptische pond. Bij Al Ahli bereiken de salarissen een vergelijkbaar niveau. Naar Afrikaanse maatstaven is dat uitzonderlijk veel. Het verklaart waarom wij zoveel prijzen winnen. Zamalek won de Afrikaanse Beker voor Landskampioenen in 1984, ’86, ’93 en ’96, en de Afrikaanse Beker voor Bekerwinnaars in 2000. De laatste jaren zien we meer en meer spelers vertrekken. Ze hebben op Egyptisch en Afrikaans niveau alles al meegemaakt en willen hun talent in Europa verzilveren. Drie van onze spelers kwamen in België terecht: Nader El Sayed, Ahmed Hossam en Tarek El Said. Ik durf er mijn hoofd op verwedden dat Tamer Abdel Hammed, het brein van ons team, weldra hun voorbeeld zal volgen. Een zekere Jean Dockx – die moet ik u waarschijnlijk niet voorstellen ( lacht) – is al komen informeren.”

Akan nodigt ons in zijn kantoor uit voor een kopje muntthee. Overal hangen foto’s van de carrière van Captain. Zijn kantoor lijkt een mierennest. Voortdurend vallen er mensen binnen. Tientallen telefoontjes onderbreken ons gesprek. “Waarover hadden we het alweer ? Ha ja, Hossam. In principe had hij onze topschutter Hossam Hassan moeten opvolgen, want die is 35 jaar en loopt als voetballer op zijn laatste benen. Helaas speelde Mido dit seizoen maar een handvol wedstrijden voor ons, daarna is hij naar België uitgeweken. We hebben hemel en aarde bewogen om hem tot zijn achttiende bij ons te houden. Dan hadden we hem een billijk contract gegeven en dan hadden we ook een fatsoenlijke transfervergoeding voor hem kunnen opstrijken. Bij onze andere spelers werd dat telkens correct afgehandeld. Maar Hossam, en vooral zijn vader Hoessein, wilden niets van ons voorstel horen. Dat is jammer. Want dat Hoessein nu een reisagentschap leidt, heeft hij in grote mate te danken aan de beroemdheid die hij in de jaren tachtig als speler – een goed voetballer, trouwens – van Zamalek opbouwde. De rechtschapenheid is jammer genoeg niet meer wat ze geweest is.”

HeshamYakan doet zijn intrede in het kantoor van zijn vader. Ook hij heeft een voetbalverleden. Op het WK van 1990 in Italië speelde hij in het hart van de verdediging van de Farao’s. Naar het voorbeeld van zijn vader bleef hij na zijn voetbalcarrière met de club verbonden: niet als kaderlid, maar als jeugdtrainer. In die hoedanigheid leerde hij Ahmed Hossam kennen. “Een uitstekend voetballer, maar een rotkarakter. Meer dan eens ben ik met hem in aanvaring gekomen en heb ik hem van de training moeten sturen. En ik ben niet de enige die problemen met hem had. Ruud Krol, die hem nochtans in het eerste team bracht, en de huidige trainer, Otto Pfister, hadden het ook geregeld met hem aan de stok. Een moeilijke jongen, en dan wik ik mijn woorden nog.”

Maandag 29 mei. In de lounge van hotel Baron gonst het van de bedrijvigheid. Toeristen lopen kriskras door elkaar. Buiten vertrekken bussen, hun motoren hijgen. Hun bestemming : de piramiden van Gizeh, of het nationaal museum dat de schatten van de farao’s uitstalt.

Om half elf heeft Ahmed Hossam nog altijd geen teken van leven gegeven. We bellen hem op. Zijn moeder neemt de telefoon op. ” Ahmed is still sleeping.” Ahmed slaapt nog, probeer later nog eens. We wachten een half uur en grijpen opnieuw naar de telefoon. ” Ahmed is still sleeping.” Zijn moeder vraagt om op middag terug te bellen. Middag : ” Ahmed is still sleeping.” Wij zijn ook maar mensen, dus worden we ietwat ongeduldig. We leggen Hossams moeder uit dat we speciaal voor hem van België naar Egypte gekomen zijn, dat er een afspraak gemaakt is en dat hij daar honderd procent zeker weet van heeft. Kregelig antwoordt ze: ” Sorry, he needs rest.” Meneer heeft rust nodig. Waarop ze de telefoon dichtsmakt. Illico presto vormen we het nummer opnieuw, maar er wordt zelfs niet meer opgenomen. Deze procedure herhaalt zich een aantal keren. In Caïro loopt minstens één geïrriteerde Belg rond.

We alarmeren Yasser Batram, de baas van het hotel en een neef van Ahmed. Op aangeven van Hossam zelf hebben we trouwens in dat hotel kamers geboekt. De man zit met de zaak al even verveeld als wij. Erger, hij kent het adres van de Hossams niet. Weet hij als neef van de familie dan toch ongeveer waar de Hossams wonen ? Hij zou het bij Allah niet weten.

We bellen in België Roger Henrotay op, de manager van Ahmed Hossam. De telefoonnummers die hij verstrekt, helpen ons geen meter vooruit : die hadden we al in ons boekje staan. Henrotay heeft er geen flauw idee van waar de Hossams ergens in Caïro wonen. We onthouden de les : vertrouw nooit neven en managers.

We nemen Inas Mazhar, de tolk, onder de arm. Met zijn mobiele telefoon bellen we Hossam opnieuw om. Want dat nummer kent Ahmed niet – een nummer uit België krijgt de spits kennelijk toch niet in beweging. Een list voor bestwil, moet kunnen. Ahmed Hossam trapt in de val en neemt op, inmiddels is het drie uur in de namiddag. “Neen, ik ben jullie niet vergeten”, klinkt het laconiek. “Over twintig minuten ben ik bij jullie.”

Om vijf uur komt Ahmed Hossam aangereden in een oceaanblauwe Daewoo. Hij biedt zijn verontschuldigingen aan, maar net vandaag moest hij tal van zaken afhandelen, pretendeert hij. (In gedachten horen we zijn moeder weer: ” He’s still sleeping.”)

En hij houdt nog een onaangename verrassing voor ons in petto : hij heeft maar één uur de tijd, nadien moet hij aanmelden op de training van de nationale ploeg. Het aantal mogelijkheden voor een fotosessie smelt als sneeuw voor de zon. Hossam voor de piramides, het beeld dat we al dagenlang in onze droom koesterden, is helemaal uitgesloten. De site van Gizeh ligt te ver van Heliopolis. De moskee Mohamad Ali, met een adembenemend zicht op de stad, dan maar ? Onmogelijk, met het stadsverkeer op het spitsuur geraken we daar nooit bijtijds. Hossam ziet maar één oplossing : de moskee Rabaa, op een steenworp van hotel Baron. Hij gaat er geregeld bidden, bezweert hij. En het vraaggesprek ? Onderweg in de auto.

De moskee Rabaa ligt in Nasr City, een kwartier dat aan Heliopolis paalt. “Hier heb ik gewoond tot ik veertien jaar was”, vertelt Hossam. “Samen met mijn ouders, mijn broer Tamer en mijn zuster Dina die respectievelijk tien en vier jaar ouder zijn dan ik. Nadien zijn we verhuisd naar Heliopolis, een rijkere buurt waar trouwens het paleis van president Hosni Moebarak staat, en ook de residentie van uw landgenoot, baron Empain. Het is ten andere Empain die aan de oorsprong van deze wijk ligt. Heliopolis is onder zijn impuls gecreëerd. Je ziet : ik was al vertrouwd met België voor ik er kwam voetballen ( lacht).”

“Zoals alle jonge Caïroten ben ik op straat beginnen te voetballen, in de buurt waar ik opgroeide. Als teenager heb ik me aangesloten bij Zamalek. Dat wou de traditie van de familie : mijn vader en grootvader hebben ook de kleuren van die club verdedigd. Drie trainingen per week, ik ging er met de tram naartoe. En ook jarenlang naar het trainingskamp van de nationale jeugdploegen, dat pal bij het nationaal stadion ligt.

“Ik kom uit een tamelijk bemiddeld milieu. Vandaar dat ik vanaf mijn zes jaar naar een privé-school ben geweest. Daar werd onderwijs in twee talen gegeven : in het Arabisch en in het Engels. Mijn secundaire studies deed ik in een school die zich exclusief op sport toelegde. Behalve voetballen konden de leerlingen er ook zwemmen, tennissen, worstelen, schermen en handballen. Handbal is in Egypte bijzonder populair. Op het WK handbal eindigde de Egyptische nationale ploeg in februari nog vierde. Ik heb zelf nog handbal gespeeld, en dat ging behoorlijk goed. Maar met handbal kan je natuurlijk nooit zoveel geld verdienen als met voetbal. Voor hun vierde plaats op het WK kregen de spelers van de nationale handbalploeg een premie van duizend dollar. Dat is om te lachen, eigenlijk. Die som ontvangt elke speler van Zamalek na één gewonnen competitiewedstrijd. Ik wou van sport mijn beroep maken en ervan leven, dus was mijn keuze gauw gemaakt.”

Als allerlaatste arriveert Ahmed Hossam op de training van de nationale ploeg. Zijn vertraging wordt hem gemakkelijk vergeven. Het blijkt namelijk om een facultatieve training te gaan. De echte voorbereiding op de kwalificatiematch van zondag tegen Soedan, in het kader van de Afrikaans kampioenschap voor landenteams, vat pas woensdag aan. Mido had dus best wat meer tijd voor zijn Belgische gasten kunnen vrij maken, maar dat zou allicht veel te veel gevraagd zijn.

Na de training krijgen de spelers vrij tot tien uur ’s avonds. Dan wordt het verzamelen geblazen in hun afzonderingsoord in Caïro. ’s Anderendaags reizen ze van daar af naar Alexandrië, waar de wedstrijd tegen Soedan gespeeld wordt. Mido keert in ons gezelschap naar Heliopolis terug. Hij wil zijn vriendin Hend nog even zien. Hij nodigt ons uit om samen een mangosapje te drinken in de Salsa, een café om de hoek.

“Voor ik jullie verlaat wil ik jullie nog een scoop meegeven”, zegt hij op samenzweerderige toon. “Ik heb mijn besluit genomen : ik ga niet naar Anderlecht maar naar Ajax.” We kunnen onze oren niet geloven. Op het ogenblik dat hij naar Egypte afreisde was toch alles geregeld tussen Anderlecht, Gent en Hossam ? “Niet helemaal”, corrigeert hij. “Er was nog één knoop die niet ontward werd : mijn premie om een handtekening te zetten. Noch Gent noch Anderlecht wilde me daarin tegemoet komen. Ajax kreeg lucht van deze zaak en daagde met een oplossing op. Mijn keuze was op slag gemaakt. Aan mijn overgang naar Ajax zijn voor mij persoonlijk alleen maar voordelen verbonden. Ik kan in Amsterdam meer verdienen dan bij Anderlecht. En ik kreeg ook sportieve garanties. Want, eerlijk gezegd, ik kon me niet van de indruk ontdoen dat Aimé Anthuenis niet in mij geloofde, dat hij geen vertrouwen had in mij. In de kranten hield hij niet op te verklaren dat ik op mijn leeftijd al blij zou mogen zijn als ik in mijn eerste seizoen bij Anderlecht een twintigtal matchen mocht meespelen. Die uitspraken gaven me niet veel vertrouwen. Dan was Leo Beenhakker, technisch directeur bij Ajax, een pak overtuigender. Volgens hem ging ik in Amsterdam simpelweg het spoor volgen van de speler die altijd mijn idool is geweest : Patrick Kluivert. Beenhakker bracht me aan het verstand dat hij me tot elke prijs in zijn ploeg wou. Sorry, dat gevoel kreeg ik bij Aimé Anthuenis nooit. Ik denk niet dat Anthuenis veel waardering heeft voor getalenteerde jonge voetballers zoals ik. Kijk maar naar wat er dit seizoen met Alin Stoica gebeurd is. Is dat niet het beste bewijs ? Ik wou niet het risico lopen om onder Anthuenis op de bank te belanden. Daarom kwam het aanbod van Ajax ook als een geschenk uit de hemel gevallen.”

Wij nemen afscheid van Hossam, wensen hem het beste in Amsterdam. Pas zijn we in het hotel terug of in onze kamer rinkelt de telefoon. Roger Henrotay. Of we Hossam inmiddels ontmoet hebben ? En wat hij allemaal gezegd heeft ? Henrotay: “Ik ben blij dat hij jullie eerlijk verteld heeft over zijn transfer naar Ajax en die verrassende wending. Er is in de allerlaatste minuten inderdaad een totale ommekeer gekomen. Ik weet welke moeilijkheden jullie ondervonden hebben om Hossam te ontmoeten, en dit is misschien een magere troost voor jullie, maar toch : behalve Hossam en ikzelf zijn jullie de enigen die van deze ontwikkelingen op de hoogte zijn.”

Zo ? Wat zou Michel Verschueren daarvan denken ? ’s Anderendaags nemen we in de vroege ochtend – de werkdag van Verschueren begint toch voor dag en dauw – contact op met de manager van Anderlecht. We horen hem bijna van zijn stoel vallen. “Wablief ?! Hossam naar Ajax ?! U maakt een grapje, neem ik aan. Deze kwestie moet ik dringend uitpraten met Roger Henrotay. Ik bel u terug als ik nieuws heb.”

Waarop Michel Verschueren niet meer van zich laat horen. De volgende dag grijpen we zelf naar de telefoon. Verschueren, hoorbaar kwaad : “Alle bruggen tussen Anderlecht en Hossam zijn opgeblazen. Dit is een jongen die zijn beloften niet houdt en voor wie een gegeven woord niets betekent. Wie denkt meneer wel dat hij is ! Ahmed Hossam is een rotkerel en dat mag u zo opschrijven. Iedereen mag het weten. Wat zeg ik, iedereen moét het weten.”

Dertien uur. Een half uur vroeger dan hij aangekondigd had, worden we begroet door Mohamed El Yamani. De speler van Standard is speciaal voor ons van Ismaïlia, een honderdtal kilometer verderop, naar hier gereden. Jammer dat we niet de kans gekregen hebben om de piramiden te zien, vertellen we hem tussendoor. Tegenspartelen helpt niet, El Yamani brengt er ons zelf naartoe. Samen met hem bezoeken we twee uur lang de site, laten ons ter plekke ook nog rondrijden op een paard en een dromedaris. Als we naar onze schuld informeren, schudt hij krachtig met zijn hoofd. Niks schuld, El Yamani neemt alle kosten voor zijn rekening.

De volgende dag krijgen we vlak voor onze afreis telefoon op onze kamer. Ibrahim Nader El Sayed aan de lijn. Hij wenst ons een voorspoedige vlucht.

Het zijn daar in Egypte niet allemaal ongelikte beren, hoor.

Bruno Govers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content