Hij heeft tegenstanders beledigd en gebeten, overtredingen geveinsd, scheidsrechters klappen gegeven en trainers het leven zuur gemaakt. Zonder ooit spijt betuigd te hebben. En ondertussen werden zijn doelpunten steeds mooier, belangrijker en talrijker. Is Luis Suárez een smeerlapje? We gingen op zoek naar het antwoord in Uruguay.

In de zomerse warmte van Montevideo zitten twee mannen in korte hemdsmouwen te keuvelen. De ene is Eduardo Ache, ook wel El Turco genoemd. Hij is de voorzitter van Nacional, een van de twee grootste Uruguayaanse clubs. De andere is Mariano Ayerra, al bijna vijftig jaar socio. Codenaam: El Negro. Ze hebben het over de laatste grote parel van de club: Luis Suárez. Het is niet zozeer een gesprek over voetbal, wel over de maatschappij. Eduardo: “Luis is de trots van Nacional en van heel Uruguay. En pas op met die leugen over racisme! Dit is geen land van racisten. Ik ben een zoon van Libanezen en ze noemen mij ‘de Turk’. Heel mijn leven ben ik aangesproken als ‘jij, smerige Turk’. Als wij hier tegen iemand ‘smerige neger’ zeggen, dan bedoelen we niet dat hij een vuile neger is.” Mariano: “Ik zeg altijd: er zijn smerige Galiciërs, smerige Joden, smerige Turken, smerige Uruguayanen en smerige negers. Er zijn zelfs smerige blanken.” El Turco en El Negro zijn het er roerend over eens: Luis Suárez is het slachtoffer van het imperialisme, van het Europese schuldgevoel over de slavernij en natuurlijk van ‘die smerige Engelsen’.

Hun Uruguay, dat is wel wat anders. Een land met 3,2 miljoen inwoners, geprangd tussen de grootmachten Brazilië en Argentinië. Ze zien zichzelf graag als het Zwitserland van Zuid-Amerika, maar dan wel een Zwitserland waar je mag spugen, maté mag drinken op de bus en waar de zomer een aaneenschakeling is van barbecues op straat. Een Zwitserland ook dat recent het gebruik van cannabis gelegaliseerd heeft en waar de president, Pepe Mujica, rubberlaarzen draagt. Een Zwitserland vooral waar het politiek correcte niet bestaat, ook als het gaat over ras en origine. In Uruguay worden de dingen met hun naam genoemd en wordt er vaak een scheldwoord achteraan gegooid. Zo is dat gewoon. “Goed, ik ga ervandoor”, zegt de voorzitter.

“Ciao, smerige neger.”

“Ciao, smerige Turk.”

Busticket

“Luis is een strijder”, zegt zijn landgenoot Bruno Silva, die met hem de kleedkamers van Groningen en Ajax gedeeld heeft. “Hij heeft graag dat het moeilijk en zwaar wordt, daar schept hij het meest plezier in.” Die voorliefde voor harde omstandigheden vond haar oorsprong in het jaar 1994. In Salto, een havenstadje in het noordwesten van Uruguay, dicht bij de grens met Argentinië, staan zes kinderen – vier jongens, twee meisjes – aan de kant van de weg. Ze vluchten voor de armoede van het Uruguayaanse binnenland en proberen de plaats te bereiken waar iedereen naartoe gaat: de hoofdstad Montevideo. Twintig jaar later kan Maxi Suárez zich de scène nog levendig voor de geest halen. De jongste broer van Luis staat op het punt om zijn tanden te zetten in een escalope milanaise, maar hij laat eerst zijn blik glijden over het aanwezige vrouwvolk. “Dit is het paradijs, heb je al gezien wat hier paradeert?” Dan haalt hij herinneringen op: “Ik was zes, Luis was zeven. We hebben al onze spullen in een vrachtwagen geladen en twee dagen later nam de hele familie de bus naar Montevideo, waar vader ons al opwachtte.” Maxi, Luis en de anderen ontdekken de oceaan, de lichten van de grote stad en de priemende blik van de anderen. “Als je van Salto komt, beschouwt men je als een boer. Door je kledij en je kapotte schoeisel. Op school is het hetzelfde. Bij het middageten haalden andere kinderen geld of taartjes tevoorschijn, wij moesten het stellen met een stukje brood met kweeperenconfituur.”

In Montevideo begint Luis te voetballen bij Urreta FC, op enkele honderden meters van het Parque Central, het stadion van Nacional. Hij groeit op in de wijk La Blanquita. Vanop de dorpel van zijn huis, waar je ’s namiddags ging zitten om maté te drinken en op zwoele avonden een biertje nuttigde, zag Luis de elektriciteitsdraden over de straten hangen, de slecht aangelegde trottoirs en de bescheiden huizen. In de verte doemde het gigantische commerciële centrum Tres Cruces, toen nog in constructie, op boven het busstation. Drie jaar gaan voorbij voor een traumatische ervaring het leven van Luis een nieuwe wending geeft: zijn ouders Rodolfo en Sandra gaan uit elkaar. “Toen is het gezin gebroken”, zegt Maxi. “We waren er slecht aan toe. Je ging naar school, maar je wist dat wanneer je thuiskwam er problemen zouden zijn. Mijn vader was een alcoholicus. Als we moesten voetballen, kwam hij naar het stadion. Hij schreeuwde naar ons. We schaamden ons en het haalde ons ook uit onze concentratie. De scheiding van mijn ouders heeft mijn leven veranderd, ik ben dat nooit te boven gekomen.”

Na de scheiding zijn de gevolgen snel merkbaar. Vader Suárez, een oud-soldaat, verliest zijn job en verhuist naar een noordelijke wijk in Montevideo. Zijn kinderen zien hem alleen als hij het wil. Zelden dus. Alimentatie bestaat dan nog niet en Sandra moet hard werken om haar zes kinderen te voeden. Het volstaat niet. Maxi Suárez: “Ons huis was eigenlijk een kamer van vijf meter op drie. Daar woonden we met onze moeder. Twee stapelbedden, een matras op de grond en een minuscuul keukentje. Het gebeurde dat we zeven dagen lang hetzelfde aten. Rijst en hotdogs, dat was het goedkoopst.” Vaak waren Luis, Maxi en Diego, de drie jongsten, op zichzelf aangewezen. Wanneer ze niet als poetsvrouw in huizen aan de slag is, werkt mama Suárez in Tres Cruces, waar ze de toiletten schoonmaakt. De broertjes spelen verstoppertje in het commerciële centrum, voetballen er samen en smeden zo een band voor het leven. “Wat we deden toen we kinderen waren? Hetzelfde als alle andere kinderen: we maakten ruzie. Maar we namen het ook op voor elkaar wanneer we ergens anders gingen voetballen.” In die moeilijke periode is Lucho of El Salta, zoals zijn broers hem noemen, al degene die het heft in handen neemt. Luis Suárez is nog maar net dertien geworden, maar hij gaat zijn verantwoordelijkheid niet uit de weg. “Hij was het die zijn broers naar de training bracht”, herinnert José Luis Sposito, ex-bestuurder van de jeugdopleiding van Nacional en vriend van de familie, zich. “We moesten hen geld geven voor hun busticket. Wanneer hij klaar was met trainen, wachtte Luis hen op aan de kant van het veld. En als ze niet genoeg geld hadden, gingen ze te voet terug. Verschillende kilometers door de nacht met de kleine Diego, die nauwelijks zeven of acht jaar was.”

Drugs

Luis Suárez heeft altijd gevoetbald maar het werd pas echt serieus op zijn dertiende. Toen mocht hij meedoen bij La Séptima, de jongste ploeg van Nacional. Hij voetbalde er al alsof zijn leven ervan afhing. “Zijn familie, zijn broers… hij speelde voor hen”, legt Mathias Cardacio, zijn toenmalige ploegmaat die later mislukte bij AC Milan, uit. “Dankzij het voetbal kon hij het alledaagse leven vergeten en tegelijkertijd aan zijn toekomst bouwen. Zijn woede transformeerde hij in iets positiefs op het terrein. Ik herinner me een wedstrijd waarin hij zestien doelpunten maakte. Luis heeft nooit een mentor gehad of iemand die hem bijstond in zijn carrière, hij heeft het allemaal zelf gedaan.”

In het begin zit Suárez bij Nacional vaak op de bank. Hij wordt gebarreerd door twee andere spitsen van de gouden generatie waartoe hij behoort: Martín Cauteruccio en Bruno Fornaroli. “De generatie van 1987 was een erg sterke ploeg, ze werd kampioen in elke categorie”, legt opleidingscoördinator Daniel Enríquez uit, terwijl hij in zijn espresso roert. “Tijdens het eerste jaar maakte Cauteruccio 50 doelpunten, Fornalori 48 en Suárez 47. Maar Luis zat op de bank voor een gedragsprobleem. Hij was nog een kind. Hij deed onnozel op de bus, gooide water op passanten, riep door het raam. En hij was lui op training, dronk Coca-Cola en at wat hij niet moest eten.”

Wat Enríquez niet zegt, is dat Luis Suárez toen niet ver van de uitgang stond. Zijn statuut van invaller knaagt aan hem en – al toont hij het niet aan zijn broers – de situatie thuis laat hem ook niet koud. Het verhaal gaat dat Suárez toen van het rechte pad is afgeweken en dat hij zich overgaf aan drugs en alcohol. “We gingen toen naar de discotheek”, geeft broer Maxi toe. “Door de toestand met mijn ouders en omdat hij toch niet speelde. Maar hij heeft nooit drugs aangeraakt, zelfs geen jointje. Hij dronk alleen bier en Martini.” Zaterdag dansen, zondag match, Nacional is hem bijgevolg liever kwijt dan rijk. Soms gaat hij echt helemaal over de schreef. Zoals op de dag dat Nacional een beslissende match voor het kampioenschap speelt. “Luis maakte een fout, de arbiter floot en gaf hem een gele kaart. Hij begon te protesteren en gaf hem daarop een kopstoot”, herinnert Murmullo Perdomo, zijn toenmalige trainer, zich. Er hangt hem een schorsing van één jaar boven het hoofd, wat op die leeftijd overeenkomt met het einde van zijn carrière, maar uiteindelijk moet hij maar tien matchen aan de kant blijven. Hij wordt ook psychologisch geëvalueerd. Tijdens die sessies zegt hij dat hij de scheidsrechter geen pijn wou doen, maar dat het plots in hem opkwam. “Luis heeft altijd een probleem gehad met de man in het zwart”, zegt Julio Vieytes, de directeur van het pension van Nacional waar Luis regelmatig kwam eten of slapen. “Hij wou zich inhouden, maar hij kon het niet. Het was sterker dan hemzelf.”

Sofia

En dan wordt Luis Suárez verliefd. Ze heet Sofia Balbi. Een kleine blondine die hij in de discotheek leert kennen. Zij is twaalf jaar, hij vijftien. Ze valt voor hem. Tien jaar later zijn ze nog altijd samen. Luis is ondertussen met haar getrouwd en ze hebben twee kinderen. “Wat het verschil heeft gemaakt, is zijn vriendin. Zij heeft hem gered”, beweert Wilson Pirez, bestuurslid van de jeugdopleiding van Nacional. En ja hoor, El Salta gaat plots niet meer uit, slaat geen training meer over en doet zelfs inspanningen op school. Zijn leven verandert. Hij vindt vaak onderdak bij zijn schoonfamilie, die hem in huis haalt als een zoon. Elk weekend staat Suárez op drie wedstrijdbladen, die van de U15, van de U16 en van de U17. Overal schittert hij. Voor Sofia, die op de tribune toekijkt. “Zij was zijn motivatiebron”, vat Mathias Cardacio het samen. “Zijn liefde voor haar deed hem bergen verzetten.”

Maar net als alles de goede kant lijkt op te gaan, slaat het noodlot weer toe. We schrijven 2002. Luis is een onbetwistbare titularis wanneer de economische crisis komt overwaaien uit Argentinië. Uruguay wordt hard geraakt. Banken verdwijnen, bedrijven sluiten, het land ligt plat. Net zoals duizenden andere Uruguayanen verliezen de ouders van Sofia Balbi hun job. En net zoals vele lotgenoten schrapen ze al hun spaarcenten bijeen en trekken ze naar Spanje. Luis Suárez gaat mee naar de luchthaven maar stapt niet op het vliegtuig. Maxi is thuis wanneer zijn broer terugkomt van het afscheid van zijn geliefde. “Hij kwam binnen met een enorme pluchen tijger. Hij gooide zich op het bed en begroef zijn hoofd in de matras. Zes uur lang heeft hij daar zo gelegen. Toen hij opstond, waren zijn ogen rooddoorlopen en gezwollen. Terwijl Sofia in Spanje zat, was hij kapot en weende hij de hele tijd. Hij dacht waarschijnlijk dat hij haar nooit meer zou terugzien. Voor haar is hij in actie geschoten.”

Uitgefloten

Dat hij van Sofia gescheiden wordt, maakt Luis helemaal gek van liefde. Alejandro Garay, zijn eerste coach, had het hen trouwens genoeg op het hart gedrukt: “Vijftig procent van jullie carrière hangt af van het meisje dat jullie kiezen.” Suárez is ervan overtuigd dat hij de goeie gevonden heeft zonder zich illusies te maken: een trans-Atlantische relatie heeft weinig kans op slagen. Als hij zijn vriendin wil behouden, moet hij zijn carrière in een stroomversnelling brengen en de aandacht trekken van een Europese club. Gelijk welke. “Luis is dan beginnen te bevestigen en won de concurrentieslag met Fornaroli en Cauteruccio”, weet Mathias Cardacio nog. Hij debuteert in de eerste ploeg in mei 2005 in een match voor de Copa Libertadores tegen het Colombiaanse Junior de Baranquilla. Lucho is dan achttien jaar en heeft maar één doel voor ogen: scoren. “Ik herinner me zijn eerste wedstrijden. Hij liep overal en ging voor elke bal”, glimlacht Daniel Enríquez. “Hij schoot en hij schoot nog eens. Niks ging binnen. De supporters floten hem uit en beledigden hem.” Gedurende vier maanden vindt Suárez niet één keer de weg naar doel, maar nooit verandert hij het geweer van schouder. “Natuurlijk niet. Het stoorde hem nooit dat 60.000 mensen hem een klootzak vonden”, beweert Murmollo Perdomo, zijn ex-coach die nu landbouwer is. “Vanbinnen lachte hij. Hij wist dat van het moment dat de ballen zouden binnengaan, iedereen van mening zou veranderen.” Een waarheid als een koe. In het kampioenschap 2005/06 maakt Suárez nog tien doelpunten voor Nacional.

Op een dag valt het oog van de technisch directeur van FC Groningen op hem. De man is ter plekke om een zekere Elias Ricardo Figueroa te bekijken. Henk Veldmate, de toenmalige trainer van de Noord-Nederlandse club, kan zich zijn eerste ontmoeting met Suárez nog haarfijn voor de geest halen: “We hebben een contract van vijf jaar met hem onderhandeld. Beeld je in wat een stap dat is voor een jonge speler van achttien jaar. Dat is enorm. Voor we hem namen, wilden we zeker zijn dat hij er klaar voor was. Ik heb hem toen gevraagd hoeveel doelpunten hij dacht te kunnen maken bij ons. Hij antwoordde: ‘Vijftien.’ Erg goed, repliceerde ik. En dan voegde hij eraan toe: ‘Ja, maar dat is wel op vijf jaar tijd hé.'”

Ondanks dat slechte grapje kon de Europese voetbaldroom van Luis Suárez toen beginnen. Zijn transfer was er niet alleen een naar het grijze noorden van Nederland, maar ook naar de blonde haren van zijn geliefde Sofia…

DOOR PIERRE BOISSON EN JAVIER PRIETO-SANTOS IN MONTEVIDEO

“Het gebeurde dat we zeven dagen lang hetzelfde aten. Rijst en hotdogs, dat was het goedkoopst.” Maxi Suárez

“Het stoorde hem niet dat 60.000 mensen hem een klootzak vonden.” Murmullo Perdomo

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content