Is hij geen bouwer van luchtkastelen? Iemand vroeg het vorige week nieuwsgierig. Hij had het over Bart Verhaeghe, de nieuwe sterke man van Club Brugge. Die loodste Club, alvast op papier, binnen in de 21e eeuw. De volgende stap is de ombouw tot een nv. Dan kan hij écht participeren, met geld en relaties.

Neen, Pol Jonckheere beleefde geen vrolijke avond op de nieuwjaarsreceptie van Cercle Brugge. Niet alleen was er het te blussen brandje rond het benaderen van Sporting Lissabon achter de rug van Cercle. Iemand van ‘de vereniging’ kwam hem ook vragen wat Michel D’Hooghe, Bart Verhaeghe en Jean-Luc Dehaene zo te bespreken hadden tijdens een etentje in restaurant Siphon aan de Damse Vaart. Jonckheere, een controlefreak, moest toegeven dat hij er niks van wist.

Ik zal mijn stempel op Club Brugge drukken, zei de architect bij zijn aanstelling als voorzitter van Club Brugge. Hij was ambi-tieus, wilde de ontwerper zijn van een nieuw blauw-zwart, eentje dat onder het bewind van zijn voorganger al sportief aan het afglijden was. Financieel gezond, dat wel. Dat is de club nog. Populair is hij ook: ruim 22.000 trouwe fans. Maar sportief zat er de laatste jaren zelfs geen tweede plaats meer in.

Luc Devroe had toen al de boter gegeten, maar Jonckheere omarmde de ex-doelman. Hij zou zijn rechterhand worden. Daarmee streek de nieuwe voorzitter al een eerste keer tegen de haren in van zijn voorganger, want Michel D’Hooghe had zijn analyse al lang gemaakt: Devroe woog wat licht voor de job bij een topclub. Zich van geen kwaad bewust werkte de sportmanager voort zoals hij dat gewend was en ook goed kon. Een beetje solistisch, gesteund door Rudy Fort, zijn vaste rechterhand. In plaats van een team uit te bouwen om het werk (en de verantwoordelijkheid) te verdelen, kromp Devroe dat team gaandeweg in, want binnen de cel scouting ontstond onvrede over de manier van werken. Vaste mannen als Luc Sanders knapten af op het gebrek aan communicatie, nieuwkomers in de cel hadden dan weer amper contact met de rest van de ploeg. Geen vergaderingen, de trainer kreeg niet wat hij vroeg en de sportmanager werd verweten alleen te werken met de makelaars die hij graag had ( Frenay, Mortelmans, Courant). De traditie in vrijwel iedere club, overigens. Op dat vlak dus niks nieuws.

Jonckheere liet zijn rechterhand lange tijd begaan, maar verwarde ‘stempel drukken’ soms met ‘het zelf aanbrengen van een transfer’. Momo Dahmane leek hem wel een goeie spits voor Club Brugge. Dat bleek hij allerminst, ook niet in de kleedkamer. Toen Club uiteindelijk wél werk maakte van de uitbouw van een nieuw net, werd men bovendien nog eens grandioos te kijk gezet. Vorig seizoen stuurden Gunther Schepens en Gilbert De Groote, respectievelijk scout en hoofdscout van AA Gent, signalen uit dat ze niet zo happy waren bij hun ploeg en met de manier waarop Michel Preud’homme daar alles naar zijn hand zette. In plaats van direct te handelen, wachtte Club en trok het uiteindelijk iemand anders aan. Benaderen deed men het duo pas in de loop van het najaar 2010. Onhandig, want toen was de situatie in Gent al helemaal anders. Preu-d’homme had géén contract voor vijf jaar getekend en met Francky Dury liep de communicatie voor het duo stukken beter. Triomfantelijk liet Gent champagne aanrukken op deze symbolische zege. Ook het missen van een aantal transfers brak de sportmanager zuur op, al kon hij zich weinig verwijten. In het geval van JelleVan Damme was het de spelersvrouw die besliste, en wat DaliborVeselinovic betreft, had Herman Van Holsbeeck al in september te kennen gegeven dat die absoluut naar Anderlecht moest.

Verjonging

Intussen deed Jonckheere op andere vlakken hard zijn best om wel dingen te veranderen. Want Club was een archaïsche vereniging, luidde zijn conclusie. De tijd dat iedereen na de wedstrijd overal binnen kon vallen, was voorbij, er moesten pasjes komen of armbandjes, zoals hij dat elders ook zag. Jonckheere constateerde dat Club veel geld misliep door allerlei faveurtjes. Gratis bonnetjes hier, een paar voordelen daar. Het spreekt voor zich dat zoiets geen populaire maatregelen zijn.

Jonckheere veranderde geregeld ook het organigram. Hij haalde een inmiddels alweer ontslagen teammanager binnen, bracht Patrick Orlans naar Brugge, en zette Filips Dhondt aan de deur. Die laatste was een vertrouweling van de vorige president en administratief een kei. Maar hij zette de Club naar buiten toe te weinig op de kaart, was de kritiek. Jacques De Nolf, twee jaar verwijderd van zijn pensioen, kreeg de wenk iemand op te leiden en aan de opvolging te beginnen. Evarist Moonen, verantwoordelijk voor het commerciële, werd niet eens van de komst van een nieuwe commerciële man op de hoogte gehouden. Want dat was Orlans toch, operationeel en commer-cieel directeur, maar vooral commercieel. Moonen diende ontgoocheld zijn ontslag in. Toen Jonckheere óók nog eens het plan opvatte om de Raad van Bestuur te verjongen omdat hij vond dat een paar ouderen zo goed als in slaap vielen op de vergaderingen, raakte hij ook daar meer en meer geïsoleerd. Ook de goedbedoelde hulp die zijn vrouw aan spelers gaf, en de erkentelijkheid die ze daarvoor van sommigen kreeg, viel niet bij iedereen in goede aarde.

Bovendien was de communicatie – intern en extern – een ramp. Jonckheere zag overal vijanden, zeker in de media die geregeld berichtten over opstootjes in zijn kleedkamer en voor wie de slechte reeks die Club in 2010 neerzette een hele kluif was. Hij werd er gek van dat hij dat niet onder controle kreeg en onderscheidde op de duur hoofdzaak niet meer van bijzaak. Uitglijden op de trap in Gent en daarbij zelf geblesseerd raken, is het zo erg dat dat in de media verschijnt? Jonckheere vond van wel. Hij wilde het stilhouden, terwijl er tientallen getuigen waren. De hele komedie die werd opgevoerd rond de vinger van Stijn Stijnen en of die al dan niet gebroken was, … Iets beslissen en dan niet willen – of soms niet durven – communiceren, die politiek ergerde heel veel mensen en getuigde van te weinig daadkracht.

Het niet in het gareel krijgen van spelers was een doorn in het oog van veel mensen, die ook vonden dat de trainer daarin harder moest zijn. Wat mogen we je wensen voor 2011?, vroeg Club TV aan Ivan Perisic, de held van de match tegen Charleroi. In plaats van op zo’n officieel kanaal het teambelang te laten primeren, liet hij doodleuk weten dat een mooie transfer hem wel zou zinnen. Dat soort eerlijkheid siert Perisic, maar het is niet iets wat je op pakweg RSCA-tv snel zal zien.

Op het voorbije oefenkamp probeerde Jonckheere alles uiteindelijk zelf te regisseren, maar dat sloeg als een boemerang terug in zijn gezicht. Van de (hoe omstreden ook, wel eerlijke) uitlatingen die Vadis Odjidja aan het adres van Gert Verheyen deed, was Club ruim voor het verstrijken van de deadline voor de media op de hoogte. Jonckheere kon evenwel de boel niet tegenhouden. Het kwam hard aan. De zoveelste druppel, al had Bart Verhaeghe dan al lang zijn analyse gemaakt.

Nv Club Brugge

Vijf zeges in de voorbije zes wedstrijden, ze konden Koster voorlopig – want Ver-haeghe droomt van een knaller van een trainer naar wie de kleedkamer écht opkijkt – redden, maar Devroe niet, en Jonckheere evenmin. Die mag zich op de achtergrond houden en verder werken aan het stadiondossier. Dat moet je de man zeker aangeven: naast veel goede bedoelingen die bleven steken in de uitvoering heeft hij wel de verzuurde relatie tussen stad en Club Brugge hersteld. Of het stadion er ooit zal komen, weet niemand, het dossier kruipt voort in een slakkentempo. Maar dat Brugge nood heeft aan een nieuwe voetbaltempel, is wel duidelijk.

Met Jonckheere als papieren voorzitter gaan we terug naar de tijd van Fernand De Clerck, was de analyse van wat Clubwatchers. Terug naar de middeleeuwen. Allerminst, want de nieuwe sterke man ziet het helemaal anders.

Club kan op alle vlakken veel beter, was de analyse van Verhaeghe. Die beaamt in feite die van Jonckheere, maar als man van de stad vertilde hij zich aan lokale gevoeligheden. Verhaeghe moet daar geen last van hebben. Hij kan – allerbelangrijkst – rekenen op de steun van de oude baronnen. Zie het etentje in de Siphon. En hij kan zich terugtrekken op zijn kasteeltje van Bever, vlak bij de Brusselse ring. Een neoclassicistisch landhuis, 33 hectaren groot. Hier huist zijn bedrijf (hij woont elders), hier bouwt hij dromen. Van lokale gevoeligheden, van mensen die op hun teen zijn getrapt omdat hun privileges werden afgepakt, hoeft hij zich minder aan te trekken dan Jonckheere, die bij wijze van spreken Jan Breydel zag liggen vanop zijn terras. Soms is lokale verankering ook een handicap.

Verhaeghe heeft een sportachtergrond. Vroeger als voetballer, nu als recreatief triatleet. Maar hij is geen Roger Lambrecht, die graag zelf aan de touwtjes trekt en – tenzij de trainer Georges Leekens of Peter Maes heet – ook graag de ploeg opstelt. Verhaeghe zal nooit zeggen wie linksachter moet spelen, maar gelooft in structuur, management en teamwork. Niet voor niets presenteerde hij zichzelf als ‘gedelegeerd bestuurder’. Besturen is delegeren. Aan jong ( Mannaert, Mariman) en oud: Henk Houwaart werd al lang door de oude baronnen omarmd, maar pas nu zit hij in de scouting. Niet in een verantwoordelijke functie, er komt straks een hoofdscout. Het profiel voor een leider in de kleedkamer is uitgetekend, nu de naam en de transfer nog. En daarna – wie weet? – een nieuwe, keiharde trainer.

Daarmee komen we bij de vraag van iemand uit het Brugse voetbalmilieu, die Verhaeghe aan het werk zag in het stadiondossier. Is de man geen bouwer van luchtkastelen? In Loppem vinden ze ongetwijfeld van wel, de papieren realiteit ging voorbij aan de lokale machtsstructuur maar in Machelen, waar straks een indrukwekkend vrije-tijdscentrum zal verrijzen, allerminst.

Hij denkt groot en durft fouten te maken. Tenminste, dat was de titel boven het artikel in De Standaard vorig weekend. De krant waar zijn rechterhand een column heeft en die hem uitgebreid portretteerde. Neem van ons aan: elke letter zal daarbij grondig zijn geredigeerd, want Verhaeghe kijkt nauw toe op zijn communicatie.

Hij droomt van meer succes bij Club Brugge. Het budget moet omhoog: van 20 naar 25 miljoen euro. Daarom is het volgende plan – en dát is meteen de belangrijkste omwenteling van vorige week – de juridische omvorming van de club. Komaf maken met het ouderwetse statuut van vzw en plaats ruimen voor de uitbouw van een nv. Alleen op die manier kunnen kapitaalkrachtige mensen participeren en kan Verhaeghe, in ruil voor aandelen, zelf participeren. Dat heeft in de huidige structuur geen zin, hoeveel goedbedoelde organigrammen er ook komen. Pas dan kan je Club Brugge naar een hoger niveau tillen.

Dat is de échte revolutie. Anders blijft het wellicht een luchtkasteel.

DOOR PETER T’KINT

Het profiel voor een leider in de kleedkamer is al uitgetekend, nu de naam en de transfer nog. En daarna – wie weet? – een nieuwe trainer.

Bart Verhaeghe kan rekenen op de steun van de oude baronnen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content