Als directeur van het Centrum Ronde van Vlaanderen in Oudenaarde wordt de ex-journalist Rik Vanwalleghem dagelijks geconfronteerd met de grandeur van dit monument. ‘Ik wil profwielrenners niet ophemelen, maar ik vind het wel onwaarschijnlijke wezens.’

Geen wielerwedstrijd die zo in nostalgie baadt en waaraan zo’n vergeelde herinneringen kleven als de Ronde van Vlaanderen. Geen koers ook die met zo’n barok taalgebruik wordt omschreven en die zo een geromantiseerd beeld geeft van een streek en een volk. “Het is alsof de Ronde van Vlaanderen zich niet kan bevrijden van het verleden”, zegt Rik Vanwalleghem, die twee boeken schreef over dit wielermonument en sinds januari 2006 directeur is van het Centrum Ronde van Vlaanderen.

Vanwalleghem (54), bioloog van opleiding, was voordien wielerverslaggever, eindredacteur en hoofdredacteur van Het Nieuwsblad. In 2001 werkte hij zes maanden als communicatieman bij het door Patrick Lefevere geleide Domo-Farm Frites, om zich vervolgens voor De Standaard weer op de wielersport te gooien. Vandaag schrijft hij nog steeds columns voor die krant. Met het Centrum Ronde van Vlaanderen, een ontmoetingsplaats en activiteitenkruispunt voor Vlaanderen, de Vlaamse Ardennen en Oudenaarde, probeert hij deze regio te promoten en alle onontgonnen gebieden die er nog zijn aan te boren. Het decor van de Ronde van Vlaanderen vormt daarbij een ideale locomotief.

Rik Vanwalleghem : “De Ronde van Vlaanderen is de kristallisatie van alles wat wielrennen mooi maakt : pijn, afzien, krijgerschap, de emotie van de winnaar, de strijd van de mens tegen het overweldigende decor, het is allemaal verschrikkelijk barok, maar ontroerend mooi. De Ronde van Vlaanderen is een metafoor, alles wat je in het leven vindt, tref je aan in deze koers. Zowel het slechte als het goede van de mens komt in honderdvoud naar boven. Vriendschap en loyaliteit binnen een ploeg, maar ook hebzucht en verraad, de mensen voelen heel goed : de Ronde van Vlaanderen is de weerspiegeling van wat er in de maatschappij gebeurt. Vallen en opstaan zoals op de Koppenberg, het is in het ware leven ook zo.

“Als grondstof om over te schrijven, is dat onuitputtelijk. Ik heb het altijd fascinerend gevonden om over de wielersport te berichten. Ook al is het de meest ingewikkelde sport die ik ken. Wat is uiteindelijk het vreemde aan de wielersport : wie het hardst fietst, die verliest. Je moet constant nadenken, weten wat er gebeurt in de ploegen, hoe de onderlinge verhoudingen liggen. Jan Raas heeft me ooit verteld dat hij twee grote koersen won, omdat hij wist dat een renner die in de kopgroep zat een relatie had met de vrouw van een andere renner die ook deel uitmaakte van de kopgroep. Hij wist : als de ene demarreerde, gaat de andere hem halen. Zo hoefde hij maar te volgen en kon hij het in de spurt afmaken.

“Om maar te zeggen wat er allemaal meespeelt om een koers te winnen : link zijn, veinzen, een schijndemarrage plaatsen, al die ongeschreven wetten van het peloton, dat maakt het allemaal zo ingewikkeld en zo prachtig. Ik wil profwielrenners niet ophemelen, maar ik vind het wel onwaarschijnlijke wezens. Alleen technisch al. Walter Godefroot heeft me ooit gezegd : iemand die prof wordt, is een kunstenaar op de fiets. Puur lichamelijk, fysiologisch, anatomisch klopt alles bij die gasten. En mentaal natuurlijk, anders overleef je niet in dat rauwe milieu. Een prof heeft een cocktail van zoveel kwaliteiten, ik heb daar veel bewondering en respect voor.”

Wat spreekt je zo aan in de Ronde van Vlaanderen ?

“De hele sfeer. Als je aan de start staat, heb je vlinders in de buik. Niet alleen als renner, ook als volger, als journalist. Er is zo een soort collectief besef van : vandaag gaat er weer iets gebeuren. Dat zorgt telkens weer voor een heel vreemde spanning. Als je ook merkt in welke geledingen de Ronde van Vlaanderen allemaal is doorgedrongen, iedereen is daarmee bezig, iedereen gaat er naartoe en wil gezien worden, zelfs politici gebruiken het als schouwtoneel om zich te profileren. Vijfentwintig jaar geleden was alleen de wielerwereld daarmee bezig.”

Bokrijk op de fiets

Heeft de Ronde van Vlaanderen zijn eigenheid behouden ?

“Ik vind van wel. Alleen moet je erover waken dat het nostalgische niet te veel de bovenhand gaat nemen. Je leest verhalen over knotwilgen, omgewaaide bomen, kappellekes, alsof de Ronde van Vlaanderen zich nog altijd afspeelt in lang vervlogen tijden. Het mag geen soort Bokrijk op de fiets worden, het moet een moderne koers blijven. Vlaanderen moet zich in die wedstrijd ook modern profileren : als een levende regio waarin iets gebeurt, als een streek met innovatie en creativiteit. Je moet opletten met die sepiatoestanden.”

Er is te veel romantiek.

“Dat is zo. Neem nu het woord ‘Flandrien’. Eigenlijk bestaat dat niet, dat is gewoon een nostalgische recuperatie om iets groot te maken, ze hebben dat woord destijds uitgevonden om aan te tonen dat Vlaamse renners beter presteerden dan Waalse. Terwijl iemand die in de geschiedenis van de wielersport duikt, ziet dat dit niet klopt. Cyrille Van Hauwaert is de eerste die Flandrien werd genoemd, terwijl dat een soort Rik Van Steenbergen was : als hij een grote koers had gewonnen, dan hoefde hij de andere klassiekers niet meer te rijden. De Ronde van Vlaanderen wordt ook nog altijd een koers voor stoempers genoemd. Terwijl dat natuurlijk onzin is, Tom Boonen is geen stoemper en zeker geen Flandrien. Net zoals het onzin is dat je alleen een mooie wedstrijd krijgt in regen en wind. Het is vreemd dat dit soort clichébeelden blijven bestaan. Dat heeft te maken met die hang en drang naar het verleden. Hoeveel boeken zijn er al niet uitgekomen over de Ronde van Vlaanderen ? En steeds weer vervalt iedereen dan in een soort barok taalgebruik, het is alsof Karel Van Wijnendaele moet herleven .

De belangstelling voor de Ronde van Vlaanderen wordt elk jaar groter.

“Dat vind ik eigenlijk het meest bijzondere aan deze koers : het onvoorstelbare enthousiasme langs de weg. De Ronde van Vlaanderen is een soort sporttotem waarrond iedereen zich schaart, een liturgie, een koers met een sociale identiteit. De mensen die op de renners wachten, kennen mekaar niet, maar ze spreken mekaar aan, ze keuvelen over de koers, terwijl ze niet weten of ze met een dokter of met een metser praten. Er bestaan die dag geen sociale klassen, iedereen is bezig met hetzelfde, voor heel even verdringt men de werkelijkheid. In die zin reinigt de Ronde van Vlaanderen de hersenen. Wellicht heeft het allemaal ook te maken met de ontluikende lente, de levenskracht is als het ware terug. Ook bij de renners die alle remmen losgooien. In zekere zin is het een symbolisch ritueel.”

Merk je in het Centrum Ronde van Vlaanderen ook dat de wedstrijd nadert ?

“Absoluut. Al komt dat ook door het wielertoerisme. We hebben een tijdje geleden drie kaarten uitgebracht met telkens een deel van het parcours van de Ronde van Vlaanderen, in een paar dagen waren er meer dan duizend verkocht. Onze shop leeft enorm, de omzet is vorig jaar verdubbeld in vergelijking met 2005, de verkoop via internet is zelfs verdrievoudigd. Er is nog steeds een enorme vraag naar truitjes. Ook hier merk je dat het verleden nog speelt, de truien van Molteni, waarvoor Eddy Merckx destijds jaren reed, zijn nog steeds zeer gewild. Maar als Fabian Cancellara Parijs-Roubaix wint, merk je dat er een grote vraag is naar shirts van CSC. Los daarvan is de Ronde van Vlaanderen uitgegroeid tot een echte merknaam, er komt nu binnenkort zelfs een gezelschapsspel op de markt. Ik vind dat we de magie van die wedstrijd nog meer moeten exploiteren. Als ik zie hoe iedereen zich met die koers blijft identificeren… Een paar weken geleden was er in de kerk van Sint-Martens-Lierde een tentoonstelling over Emiel Faignaert, die de Ronde in 1947 won. Daar kwamen meer dan driehonderd mensen op af.”

Recht op doping

Volgende zondag staan er gegarandeerd weer een miljoen mensen langs het parcours. Ook de meest wilde dopingverhalen tasten de interesse niet aan.

“De mensen weten natuurlijk al lang dat de wielersport geen maagdelijk eiland is. Al erger ik me bij ieder dopingverhaal over de hypocrisie. Ik praat nu niet over de zaak met Patrick Lefevere, daar is men gewoon journalistiek zwaar uit de bocht gegaan. Ik heb het over de andere zaken. Doping is van alle tijden, de Grieken aten vroeger al testikels van schapen om sneller te kunnen lopen. Doping zal je ook nooit uit de wielersport kunnen bannen, het tast absoluut ook de hiërarchie niet aan. Wat ik heel vreemd vind, is dat ze dat altijd ook toegeven, zij het tien jaar later.

“In de jaren zeventig waren er amfetamines, in de jaren tachtig anabolica en in de jaren negentig werd er epo gebruikt. Iedereen vertelt dat nu open en bloot. Maar vroeger werd daarover zedig gezwegen, als je daar toen over praatte, werd je haast verketterd. Dan voel je je als journalist wel een beetje te kakken gezet. Daarom moet je naïef zijn om nu te denken dat alles is gezuiverd. Als je alles in een historisch perspectief plaatst, dan kan je toch onmogelijk denken dat er nu fundamenteel iets is veranderd ? Alleen zullen we dus pas binnen tien jaar weten waarmee ze nu bezig zijn.”

Toch wordt nu meer dan vroeger de indruk gegeven dat ze de stal willen uitmesten. Met de invoering van de ethische code bijvoorbeeld.

“Dat is niet meer dan een signaal, een maatregel die werd genomen omdat iedereen zag hoe erg het aan het worden was. Je moet ook de mentaliteit in het peloton kennen. Er worden van renners uitzonderlijke dingen gevraagd, je leidt een nomadenleven, je staat onder een gigantische druk en dan zijn er sommigen die denken dat ze naar uitzonderlijke middelen mogen grijpen. Sterker zelfs : ze vinden dat ze recht hebben op doping. Wat mij verbaast, is dat het nu nog altijd niet tot een collectieve schuldbekentenis is gekomen, dat er wordt gezegd : doping is een groot probleem en we gaan dat zo en zo aanpakken. De binnenkant wordt niet uitgezuiverd.”

Je hebt zelf zes maanden lang in de ploeg van Domo-Farm Frites gewerkt. Heb je daar iets van dopinggebruik gemerkt ?

“Niets, helemaal niets. Dat komt ook omdat je geen echte bent, je hoort er niet echt bij, de scheidingslijn blijft. Uiteindelijk was ik niet met de renners bezig, maar met communicatie. Het is bekend dat de wielersport een zeer gesloten gemeenschap is, een clan, daar kom je niet in. Ik moet oppassen wat ik zeg en het allemaal een beetje nuanceren, maar ergens zijn er raakvlakken tussen die wielerclan en de maffiastructuur. Als het milieu wordt aangevallen, dan is de eendracht groot, dan sluit de gemeenschap zich. Neem nu de omerta. Een klokkenluider bij de maffia tekent zijn doodvonnis. Letterlijk. Als je dat in de wielersport doet, teken je je doodvonnis figuurlijk. Er is veel concurrentie onder de ploegen, net zoals er ook ruzie is onder maffiafamilies. Maar als je aan het milieu raakt, dan sluit de cirkel zich.”

Zoals bij ieder dopingschandaal blijkt.

“Ik vrees dat je met doping moet leren leven. Net zoals er ook altijd mensen zijn die sneller zullen rijden dan 120 kilometer per uur, ik maak me daar geen illusies over. Natuurlijk is het goed dat er in het peloton meer wordt gecontroleerd. In wezen is het ook een grote uitdaging om de komende jaren die dopingproblematiek grondig aan te pakken. Alleen moet dat met veel meer slagkracht gebeuren dan nu. Dat mis ik toch heel algemeen in de wielersport. Neem nu die hele discussie tussen de UCI en de ASO, dat had nooit mogen gebeuren. De Pro Tour is een schitterend project. Alleen heeft Hein Verbruggen de fout gemaakt dat niet bepaald diplomatisch te presenteren. En kwam het heel snel tot een openlijk dispuut met Patrice Clerc. Als het om macht en geld gaat, gebeuren er rare dingen, dan komt het protectionisme boven, dan gaan sommigen zichzelf overschatten en anderen onderschatten. Dat is niet alleen in de wielersport zo.”

Toch blijf je een wielerman in hart en nieren.

“Omdat het zo’n schitterende sport is om naar te kijken, omdat het fascinerend is om te zien hoe renners met mekaar omgaan. Een spurter rijdt voorop met een niet-spurter. Wat doet die niet-spurter ? Wordt er gesproken en nog eens gesproken, neemt hij de premie aan die de spurter hem biedt als hij meewerkt of wacht hij op zijn kopman ? Is hij loyaal of is hij dat niet ? Wat gebeurt er in het peloton ? Wie zet wie in de zak ? Wanneer worden er kwakken uitgedeeld in die helse stormloop naar de eerste hellingen ? De Ronde van Vlaanderen is een roman. Zo heb ik er ook altijd over geschreven.”

door jacques sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content