Zondagavond krijgt Standard voor de 75ste keer in de hoogste klasse Anderlecht op bezoek. Hoewel het thuis even vaak verloor als won, brandt het straks weer hevig in de Hel van Sclessin. Over de magie van een topper.

“Die Rouches. Vreselijk ! Altijd dat minderwaardigheidscomplex.” (Jan Mulder, in ‘De Goden van Anderlecht’).

* * *

Als Standard-Anderlecht er aankomt, moét het herfsten : wind, regen, de eerste vrieskou. De kalendermaker wéét dat. Het kan toch geen toeval zijn dat de topper al dertien keer bevochten werd in oktober, twaalf keer in november, negen keer in december ? Het is zondag niet anders. Voor de zestiende keer in twintig jaar gaat de topper door in één van de drie herfstmaanden. Standard-Anderlecht wordt daarmee een echte herfstklassieker.

Johan Boskamp zal er zondag niet zijn (“ik ga alleen nog lager dan eerste afdeling kijken en speuren naar talent”). Als trainer van de Rouches haalde hij de herfst niet, waardoor zijn herinneringen aan de topper paars-wit gekleurd blijven. Voor hem was Standard-Anderlecht een topper als een ander. “Voor mij speelde de wedstrijd tegen Club Brugge veel meer dan Standard-Anderlecht. Bij de supporters leefde de match tegen Standard dan weer veel meer. De sfeer er om heen was altijd leuk. Elke keer gingen wij daar winnen, één keer zelfs met tien man. Het was gewoon haat en nijd, de werkmensen tegen de dikkenekken. Veel mensen vergelijken die match met Feyenoord-Ajax. Persoonlijk vergelijk ik Feyenoord-Ajax meer met Club Brugge-Anderlecht.”

Oude vrouwtjes

Eén keer maar verloor Filip De Wilde als keeper van Anderlecht op Sclessin. In 2001-2002 zorgde Almani Moreira met zijn doelpunt (de enige goal) voor een enorme ontlading. Een stuk opgekropte frustratie viel toen weg, na dertien edities zonder overwinning voor de Rouches. De voorgaande thuiszege dateerde al van november 1987 toen Dimitri M’Buyu (huidig sportleider bij FC Brussels) met twee goals Standard aan een 2-1-zege hielp.

Van het Anderlecht van nu speelde in 2001-2002 alleen Yves Vanderhaeghe mee. Ode Thompson stond toen in de spits. Geen van beide clubs kende dat jaar zijn beste seizoen. Genk won de titel, Club eindigde tweede. Anderlecht werd derde, Standard vijfde, nog achter Gent.

Hoewel hij er maar één keer verloor, vond De Wilde de topper op Sclessin een beetje anders dan andere topwedstrijden, zegt hij : “Het is er allemaal een beetje heviger. Naast het veld dan wel. Toen ging het Standard sportief echt niet goed. Een paar keer maar was het een echte topper, meestal haalden wij de bovenhand. Maar Sclessin is in België qua sfeer wel het mooist. Niet angstaanjagend, ook niet voor de doelman van de tegenstander. Wel indrukwekkend. Zo’n fanatiek publiek vond ik eerder motiverend dan angstaanjagend. In het begin moesten we nog te voet naar de bus aan de hoofdingang, langs het veld van Femina Standard, zo’n honderd meter ver. Daar hoorde je beledigingen, zelfs van oude vrouwtjes met oude rood-witte sjaals. Af en toe werd er gespuugd, maar het viel best mee.”

Beste sfeer

Lang moet Gunter Schepens, Rouche van 1993 tot 1997, niet nadenken over de vraag hoe vaak hij met Standard van Anderlecht won : “Minder vaak dan er vingers op één hand zijn.” Niet dus ? (Grijnzend) “Dat bedoel ik, ja.” Wat hij zich wel herinnert, is hoezeer Standard in zijn tijd naar een thuiszege tegen de rivaal smachtte. “Zelfs het jaar waarin we tweede eindigden (’94-’95), kwamen we niet verder dan 1-1.” Beleving was er wél. “Voor de supporters was het dé match van het jaar. Als je die won, was je seizoen goed. Ik heb daar dus geen goed seizoen meegemaakt (grijnst). De druk voor die match was groot. Het leefde toen ook meer omdat je veel jongens uit het Luikse had : Wilmots, Bisconti, Ernst, Goossens. Nu weten veel spelers waarschijnlijk niet eens meer waar het om gaat. Ik was me daar vrij snel van bewust.” Hij denkt nog altijd met plezier aan die tijd bij Standard terug. “Standard heeft de beste sfeer. Veel mensen leven daar alleen maar voor het voetbal. Het is een heel mooie club om voor te spelen.”

Stéphane Demol beleefde Standard-Anderlecht in drie verschillende gedaantes. Eerst als speler van paars-wit, dan als Rouche en vorig jaar als assistent-trainer in Luik. “Het grote verschil is dat we bij Anderlecht favoriet waren, als speler van Standard waren we dat niet. In die tijd was Club Brugge duidelijk de nummer twee, Standard was nog wel een topper maar toch een beetje van het voorplan weg. Ik denk niet dat wij met Anderlecht ooit in Luik verloren. De beladenheid heeft altijd te maken met de sportieve waarde van de twee ploegen op dat moment. Net daarom waren het vorig jaar twee supergeladen duels, op het scherp van de snee, omdat beide teams mekaar toen echt waard waren.”

Voor de mensen van Luik leefde de topper tegen Anderlecht meer dan voor hem, voelde hij : “Dat dateerde uit de periode net voor mij, toen het de twee topclubs in België waren. Voor de supporters wilde ik die match winnen toen ik bij Standard zat, maar voor mezelf was dat een topper als een ander.” De sfeer op Sclessin pakte hem wel : “Dat is het strafste wat je in België meemaakt. Niet alleen tegen Anderlecht, ook in andere toppers. Die zuiderse inbreng met de tifo’s maakt het allemaal iets heviger. Op Club en Anderlecht kan het ook bruisen, maar Standard heeft op dat vlak net iets meer.” Bespeurde hij bij Standard iets van een minderwaardigheidscomplex tegenover de Brusselaars. Demol aarzelt. “Zo zou ik het niet noemen, maar er is wel iets. Het is geen haat, geen afgunst, geen minderwaardigheidscomplex, wel iets dat daar ergens tussen zweeft.”

De mythe

De oorsprong van de mythische proporties van die duels tussen paars-wit en rood-wit, dateert uit de periode tussen het eind van de jaren vijftig tot 1970. Voor iedereen die toen opgroeide, waren Anderlecht en Standard dé Belgische topclubs. Op het einde van die periode kwam Club Brugge langzaam opzetten, maar prijzen pakte het nog niet. Die verdeelden Anderlecht en Standard onder elkaar. Van ’54 tot en met 1972 gingen slechts twee titels naar een andere club. In 1957 zorgde Antwerp voor een korte onderbreking, in 1960 Lierse. Toen Standard in 1957-58 zijn eerste titel pakte, was Anderlecht al een topclub, met zeven landstitels uit de voorgaande tien jaar. In tegenstelling tot Antwerp en Lierse bleek de ploeg uit Sclessin aan de top geen eendagsvlieg, maar ontpopte zich tot dé challenger voor paars-wit. Liefst zes keer werden de Rouches in die periode kampioen, van 1969 tot 1971 zelfs drie keer na mekaar.

Voor een extra dimensie zorgden de prestaties van beide ploegen in de Europabeker voor landskampioenen. Anderlecht debuteerde al in 1955 in die Europabeker, maar verloor in twee jaar alle vier zijn wedstrijden. Standard deed beter. Het won als eerste Belgische club ooit een Europese wedstrijd : zijn Europese debuutmatch dan nog, tegen het Schotse Hearts of Midlothian (5-1 in 1958). Standard deed méér dan winnen, het schakelde de Schotten uit, wipte ook Sporting Lissabon om in extremis tegen toenmalige Europese grootheid Stade de Reims te sneuvelen. Drie jaar later haalde het zelfs de halve finale, tegen de latere bekerwinnaar Real Madrid.

Een paar maanden later zorgde ook Anderlecht voor een echte Europese stunt, door bekerwinnaar Real al in de eerste ronde uit te schakelen. In 1969 klopte Standard Real zelfs twee keer, op Sclessin én in Bernabeu. De opkomst van tv gaf die prestaties een extra dimensie. De beelden werden door het hele land opgepikt en bleven in het geheugen gegrift, waardoor ze Anderlecht en Standard als eerste clubs (spoedig gevolgd door Club) een nationale aanhang bezorgden, een passie die werd doorgegeven van vader op zoon.

Modder

Wilfried Van Moer was één van de helden die in 1969 thuis en uit Real klopten. “Toen was in competitie Standard-Anderlecht dé topper : wij waren de twee ploegen die elk jaar streden om de titel. Club speelde een beetje mee, maar won nog geen prijzen. Het ging ook om de rivaliteit tussen de twee voorzitters, de machtige mannen uit het Belgisch voetbal, Roger Petit en Constant Vanden Stock, die ook selectieheer waren voor de nationale ploeg. De nationale ploeg, dat waren vooral spelers van Anderlecht en Standard, plus een paar van Club. In de matchen tussen Standard en Anderlecht wilden we tegenover onze ploegmaats van de nationale ploeg bewijzen wie de beste was. Ik speelde een match in de match tegen Van Himst. In die tijd was er veel lawaai, veel geschreven pers, maar weinig tv. De mensen waren minder agressief dan nu. De vijandigheid stond nooit een fatsoenlijke ambiance in de weg.

“Ik speelde goeie en minder goeie duels tegen Anderlecht, maar ik stak er nooit bovenuit, wat me tegen Club Brugge wél lukte. Anderlecht slaagde er telkens in me redelijk goed af te stoppen op het middenveld.”

Van Moer ergert zich als weer de clichés worden bovengehaald over het groezelige werkmansvoetbal van Standard. Met de lyriek van Jan Mulder loopt hij niet hoog op : “Jan Mulder had ik op het veld eens een paar keer de grond moeten inboren. Hij overdreef met zijn kritiek op ons, met die verhalen over de modder van Sclessin. Het was bij ons in de winter wel eens een vieze brij, maar als het op Anderlecht regende, stond je ook tot je enkels in de modder, hoor. Het klopt wel dat bij ons af en toe een match moest stilgelegd worden als de rook van Cockerill over het veld geblazen werd en die roet in je ogen kwam. Tegen Club Brugge maakten we dat eens mee, dat de scheidsrechter de wedstrijd even moest stilleggen, maar dat was uitzonderlijk. Ook het cliché dat wij noeste werkers waren en zij begaafde voetballers klopt niet. Het waren twee technisch vaardige ploegen, met goeie voetballers, die elk even vaak wonnen.”

Match van het jaar

Na de omkoopaffaire uit 1984 zakte Standard van de top weg. Al 23 jaar wacht het op een nieuwe titel. Omdat Club Brugge zijn prestaties uit de jaren zeventig wel bevestigde, zijn de duels tussen Club en Anderlecht de laatste twintig jaar wat de wedstrijden tussen Standard en Anderlecht vroeger waren.

Maar in en rond Luik temperde dat de verwachtingen niet. Bij de Luikse krant La Meuse weten ze dat ook en wordt elk jaar van tevoren ingespeeld op dat enorme verwachtingspatroon, zegt Patrice Sintzen, zelf Luikenaar. “Voor een Luikenaar tellen maar twee matchen : die tegen Anderlecht en die tegen Charleroi. Die moeten absoluut gewonnen worden. Pas op nummer drie komt de wedstrijd tegen Club, dan die tegen Genk, maar die andere twee steken daar bovenuit.” Het heeft te maken met de rivaliteit van de hoofdstad tegen het prinsbisdom dat voorheen onafhankelijk was en die onafhankelijkheid af en toe nog eens benadrukt wil zien, zegt hij. In die zin hebben Club en Standard veel gemeen : “Ze koesteren dezelfde haat tegenover de hoofdstad, waar de gemeenschappelijke vijand woont. Brussel, dat zijn dikkenekken tegenover de gewone man. In Luik is dat de arbeider, in Brugge zijn het de boeren.”

Welke Standard-Anderlecht is hem bijgebleven ? Spontaan herinnert Sintzen zich twee duels. Toen in januari 1981 verloren werd met 0-1, na een door Jan Peeters gefloten penalty na al dan niet vermeend hands van Jos Daerden is er één : “Standard werd toen helemaal gek, alle frustraties kwamen naar boven : zie je wel dat Brussel alles beheerste !” Er was ook de 0-6 in februari 1999, met Runje in de goal, Godfroid, Renier, Hellers, Afolabi achterin, Ernst, Bisconti, Folha en De Condé op het middenveld, Emile Mpenza en Mornar voorin. “Toen was Ivic hier trainer. Standard zat op zijn dieptepunt, is nooit zo belachelijk gemaakt als toen.” Is het toeval dat vooral nederlagen in het geheugen zijn blijven hangen ? Een beetje symbool voor de Luikse frustratie ?

Ja, er waren ook een paar zeges : “Vooral de 1-0 zege in oktober 2001, met dat doelpunt van Moreira. De match op zich was niet zo speciaal, maar het was een symbolische overwinning. Dertien jaar zonder zege in de match van het jaar bezorgde veel supporters van Standard complexen. Van die ene match werd dan altijd zo veel verwacht dat de spelers er nerveus van werden. Soms waren ze gewoon niet goed genoeg om aan dat verwachtingspatroon te voldoen en Anderlecht te bedreigen. Als de eerste tegen de zesde uit de rangschikking speelt, is dat geen echte topper meer. De laatste jaren is die geest van vroeger terug.”

De inzet van dit jaar, zegt Sintzen, is simpel. De topper wordt het échte examen voor trainer Michel Preud’homme, zijn technische staf én zijn team : “De topper tegen Anderlecht moet antwoord geven op de vraag of het bestuur de goeie keuze maakte door te kiezen voor goedkopere spelers. Anderlecht wordt daarvoor dé maatstaf. Alleen vrezen de supporters dat het hetzelfde zal zijn als in de Europese wedstrijden dit seizoen. Dat Standard dit jaar te licht uitvalt voor de prijzen.”

In de Maasvallei steekt de wind al een beetje op. Het wordt een zacht nazomerbriesje of een herfststorm.

GEERT FOUTRé

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content