‘DE SIMPELSTE MANIER OM DE GROEP SAMEN TE HOUDEN IS EEN PINT DRINKEN’

© BELGAIMAGE - CHRISTOPHE KETELS

Een elftal kent maar één kapitein. De man die de band draagt, het team leidt en het volk groet. Een type Franz Beckenbauer, Franco Baresi of Carles Puyol. Ook in eigen land rijpt de legende. Deel 4 in deze reeks ‘De Kapitein’: Thomas Buffel, de voorman van KRC Genk.

Als iemand zegt: ‘ik ben van den oude stempel’, dan hangt in het woordje ‘den‘ al een soort hang naar het verleden. Wie of wat is dat, iemand van de oude stempel? In voetbaltermen zijn Luc Millecamps, Theo Custers en Franky Van der Elst oude stempels. Mannen die na de training of match een pils bestelden in de kantine en het bierschuim uit de snor veegden. Thomas Buffel, de kapitein van Genk, spreekt ook over die stempel. En misschien is hij dat ook. Buffel doet niet denken aan vergeelde Paninistickers, maar is eigenlijk de moderne versie van de oude stempel.

Het is nog geen 9 uur ’s morgens, op een maandagochtend nota bene, wanneer we aankomen in het stadion van KRC Genk. Twaalf uur voordien won Genk de derby van STVV en was die overwinning, samen met de winst tegen Athletic de Bilbao van kort voordien, welgekomen na wat tegenvallende resultaten. In de Luminus Arena schraapt de schoonmaakploeg de kauwgum van de zitjes en veegt servetten met ketchupvlekken op een hoopje. Thomas Buffel komt de perszaal binnen. Thomas Buffel is geen kleine meneer. De man heeft er al een lange en mooie carrière op zitten. Feyenoord en Glasgow Rangers, dat is FC Bommerskonte niet. Hij schudt ons krachtig de hand, en doet niet lastig als de fotograaf meteen een netelige vraag stelt: ‘Zou ik even een glas water in uw gezicht mogen gooien? Dat levert een krachtig beeld op.’ Het zal u maar overkomen. Het is maandagochtend, net voor 9 uur, iemand wandelt uw bureau, magazijn of vrachtwagen binnen en gooit een glas water in uw gezicht. Buffel: ‘Euh, ja, oké, als dat een mooie foto oplevert, dan, euh, doen we dat hé.’ Dát is dus een oude stempel. Hij neemt een handdoek, wrijft zijn borst droog, gaat zitten en zegt: ‘Voilà, goed, we kunnen eraan beginnen.’

Je zegt dat je van de oude stempel bent. Wat bedoel je daarmee?

THOMAS BUFFEL: ‘Toen ik als jonge kerel naar Feyenoord trok was ik zestien jaar. Dat was een ingrijpend moment. De meeste jongeren gaan naar de universiteit als ze achttien jaar zijn, of de hogeschool, en gaan dan ook op kot. Ze beginnen aan een nieuw leven, staan voor het eerst op eigen benen. Ik was dus zestien en trok naar Nederland. Ik kwam er al gauw in de eerste ploeg terecht. Toen ik de kleedkamer binnenkwam, had ik ontzag en respect voor de oudere spelers van de ploeg. Jean-Paul van Gastel was toen kapitein. Zaten nog in die ploeg: doelman Edwin Zoetebier, Jon Dahl Tomasson, Paul Bosvelt. Later arriveerde daar ook nog Pierre van Hooijdonk. Dat waren en zijn geen kleine mannen. Sterke persoonlijkheden, stuk voor stuk. Als jonge speler loop je dan niet naast je schoenen, je weet dat die mannen je corrigeren. Je bent dus nederig als jonkie. Ik wist ook nog van niks. Premies? Die zag ik wel op mijn salaris verschijnen, daar maakte ik me niet druk om. Dat bedoel ik met de oude stempel: respect, waarden, normen. Sommige jonge spelers hebben nog geen minuut op het veld gestaan maar zeggen wel: ‘Hé kapitein, hoe zit dat met die premies?’ Dat zijn uitzonderingen natuurlijk, maar toch.’

En wat zegt die kapitein dan?

BUFFEL: ‘Die blijft rustig (lacht) en houdt de boot af. Vaak is het de vader van een jonge speler die dat influistert. Maar goed, ik ga niet veralgemenen. Bij KRC Genk krijgt de jeugd wel de juiste normen en waarden mee in de opleiding. Het zijn soms spelers van buitenaf die binnenkomen en meteen hoog zingen.’

Waarom zet je zo’n jongen niet op zijn plaats?

BUFFEL: ‘Omdat ik voorzichtig ben als kapitein. In plaats van te roepen of iemand af te breken, geef ik eerder complimenten als die verdiend zijn. Ik ga maar zelden iemand nadrukkelijk terechtwijzen en geloof in het omgekeerde: in de kracht van het positieve. Maar opgelet: op het veld ligt dat anders. Daar durf ik een speler al eens op zijn donder te geven om hem op scherp te zetten.’

PREMIES EUROPA LEAGUE

Na een lange buitenlandse carrière kreeg je hier bij KRC Genk voor het eerst in je loopbaan een kapiteinsband om de arm. Wat betekent die band voor jou?

BUFFEL: ‘Ik kreeg die indertijd van Emilio Ferrera, maar dat veranderde niks aan mijn gedrag of speelstijl. Die band maakt voor mij weinig verschil uit. Ik volgde Jelle Vossen op als kapitein, maar had toen al veel verantwoordelijkheid in de kleedkamer van KRC Genk. Mario Been wees Jelle eerst aan als kapitein. Wellicht vanwege zijn uitstraling, zijn betekenis en waarde als jeugdproduct. Daar had ik absoluut geen problemen mee. Maar ik was voor de rest van de spelers wel al het aanspreekpunt, meer nog dan Jelle. Toen al gaf ik raad aan jonge spelers en was ik ook de verbinding met het bestuur.’

Een aanspreekpunt vanwege je ruime ervaring?

BUFFEL: ‘Toen ik na passages bij Feyenoord, Excelsior en Glasgow Rangers terugkeerde naar België, voelde ik dat mensen naar me opkeken. Ik wil dat nu niet overdrijven, maar ik merkte dat zodra ik iets zei, mensen meteen aan de slag gingen met die info. De voortrekkersrol is dus snel, maar wel organisch gegroeid. Ik probeer op het veld ook met veel passie en strijd te spelen, dat versterkt indirect ook die rol.’

Supporters vergeten soms dat een kapitein veel meer doet dan kop of munt kiezen. Onderhandelingen met het bestuur, bijvoorbeeld. Dat is toch een serieuze, zakelijke verantwoordelijkheid?

BUFFEL: ‘Dat is een verantwoordelijkheid, ja. Maar als je als speler telkens betrokken was bij je persoonlijke contractonderhandelingen, weet je op de duur wel hoe je zulke onderhandelingen moet voeren. Ook hierin speelt ervaring een belangrijke rol. Bij Genk zijn de financiële zaken goed genegotieerd. De laatste keer dat een belangrijke premie werd uitgereikt – bij de kwalificatie voor de poules van de Europa League – moesten alle nieuwe spelers in de kern hun handtekening plaatsen en toestaan dat ik in hun naam onderhandelde over de verdeelsleutel van de premies. Dat gaat over het aantal speelminuten en zo. Het duurde even voor die documenten in orde kwamen. Sommige spelers zetten wat druk en vroegen me: ‘Wanneer krijgen wij onze premie? We hebben ons wel al een maand geleden gekwalificeerd, hé.’ Dan blijf ik kalm en maak een grap.’

Meer nog dan het financiële moet een kapitein vooral de groepsgeest goed bewaken, niet?

BUFFEL: ‘Dat is het belangrijkste ja, ervoor zorgen dat de groep goed aaneen hangt.’

Maar hoe doe je dat? Genk kent erg veel nationaliteiten: een Jamaicaan, Tanzaniaan, Fin, Oekraïner, Gambiaan, Serviër. Kleurenwies is waarschijnlijk geen optie in de kleedkamer.

BUFFEL: ‘Eigenlijk is dat niet zo moeilijk. Paintballen bijvoorbeeld is een goede teambuildingactiviteit. Alleen hebben we daar nu de tijd niet voor. We spelen haast om de drie dagen een wedstrijd, waaronder Europees. Maar net zo’n Europese verplaatsing kan de groepsgeest ook versterken. Je reist samen, maakt ook samen veel mee en hebt de tijd om rustig met iemand te praten. De simpelste manier om de groepsgeest aan te scherpen is een simpele pint gaan drinken. Maar helaas: ook daarvoor hebben we de tijd niet.’

EEN LAATSTE SUCCES

Was jij als kind al een leidersfiguur?

BUFFEL: ‘Als kind was ik eerder terughoudend tegenover onbekende mensen. Maar in een vertrouwde groep nam ik wel snel de leiding. Al was het om te voetballen op straat, of stoten uit te halen. Dan durfde ik wel de leiding te nemen. Verder heeft mijn tijd in Nederland me gevormd tot wie ik nu ben. Ik had een enorme drang om me te bewijzen, en dat respecteerden de oudere mannen in de kleedkamer wel. Ik zat overigens pas twee jaar in de A-kern van Feyenoord en organiseerde daar ook al de teambuildingactiviteit.’

En dat was?

BUFFEL: ‘Een barbecuefestijn in een paardenmanège. (lacht) Ja, daar kan ik je wel iets over vertellen. Zaten we daar met iedereen samen in die manège, kroop Patrick Paauwe, toch een bepalende speler toen bij Feyenoord, op zo’n shetlandpony. Fantastisch was dat. Dat was een fijne avond. Maar als ik me niet vergis is mijn eigen vriendin, die later mijn vrouw werd, daar ook nog van zo’n shetlander gevallen.’

Je kijkt er kennelijk met weemoed op terug.

BUFFEL: ‘Ah, dat valt wel mee. Het is niet zo dat ik me niet meer amuseer in de voetbalwereld. Het blijft fantastisch om in groep te strijden voor het oog van het publiek. Maar de voetbalwereld evolueert wel erg snel. De belangen worden steeds groter. Jonge spelers worden met steeds grotere bedragen geconfronteerd. De nadruk in het voetbal ligt nu op business, op opleiden en verkopen. Ik vind het niet fijn dat Belgische clubs er zo moeilijk in slagen om goede spelers aan zich te binden, om een goed team bijeen te houden. Dat is frustrerend voor een oudere speler als ik, die denkt aan prijzen winnen, aan een laatste succes in een lange carrière.’

Toch heb jij al een redelijke prijzenkast bijeen gespeeld.

BUFFEL: ‘Ja, maar ik heb in Nederland met Feyenoord nooit op de Coolsingel gestaan (bekende plek in Rotterdam waar Feyenoord iedere nieuwe titel viert, nvdr). Ik heb er een keer dertig doelpunten gemaakt in twee seizoenen, maar dan nog. Vraag je mensen in Rotterdam naar mij, dan zullen ze zich mij wel als een goede speler herinneren, maar het draait in een carrière toch om de prijzen. Die zijn tastbaar. Maar akkoord, bij Glasgow Rangers is dat wel gelukt, en hier bij KRC Genk ook. Iedereen herinnert zich nog die beslissende titelmatch tegen Standard, in 2011. Dat was fantastisch. En net daarom wil je dat nog eens beleven, maar dan zie je soms goede spelers vertrekken en weet je dat het moeilijk wordt.’

Staat een nieuwe prijs boven een hallucinant loon in pakweg Qatar?

BUFFEL: ‘Ja, sowieso wel. Maar die vraag is niet aan de orde. Zelfs al krijg ik telefoon uit het Midden-Oosten, dan ga ik er zelfs niet over nadenken. Mijn privésituatie staat dat niet toe. En dan nog. Je moet altijd een stap verder denken. Een jaar in het Midden-Oosten voetballen, allemaal goed en wel, maar wat doe je daarna?’

Jij bent een sterke kerel.

BUFFEL: ‘Ik ben nochtans niet zo gespierd.’

Waar haal je de mentale weerbaarheid vandaan?

BUFFEL: ‘Er is geen andere keuze. Ik wil mijn gezin maximaal ondersteunen.’

Waar staat voetbal dan nog voor in die situatie?

BUFFEL: ‘Voetbal blijft belangrijk. Ik heb nog altijd de drive om te winnen, om voorop te gaan in de strijd. Ook als kapitein. Mijn job is ook belangrijk. Wat ik bij Genk bereik, geeft thuis ook mogelijkheden om extra hulp te voorzien. Anderzijds kom ik soms thuis van een verliesmatch en kan ik alles doorspoelen bij mijn vrouw en kinderen. Dan besef je meteen waar het om draait.’

Denk je soms aan het einde van je carrière?

BUFFEL: ‘Ja, soms wel. Ik voel wel nog enige marge. Ik rek het nog wel even. Hoe lang, dat weet ik nog niet. Maar het zou mooi zijn om mijn carrière hier waardig te kunnen afronden bij KRC Genk.’

Met een nieuwe trofee, wie weet.

BUFFEL: ‘Ik hoop het.’

DOOR MATTHIAS M.R. DECLERCQ – FOTO’S BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

‘Als ik telefoon krijg uit het Midden-Oosten, ga ik er zelfs niet over nadenken.’ THOMAS BUFFEL

‘De voetbalwereld evolueert erg snel. Jonge spelers worden met steeds grotere bedragen geconfronteerd.’ THOMAS BUFFEL

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content