In welke Belgische steden zit het meeste voetbaltalent? Afgaande op de voorbije interland van de Rode Duivels is dat Luik. Maar niets is minder waar, zeggen experts in ons voetbal. In afwachting dat iemand het talent uit Antwerpen herontdekt, richt men alle ogen op Brussel. Zelfs in Brugge.

Wellicht zijn de voetbalfans in Macedonië zich er niet van bewust. En meer dan waarschijnlijk hebt u er in de euforie rond het doelpunt van Eden Hazard en de zes op zes op weg naar Brazilië ook niet bij stilgestaan. Maar vorige week was u tijdens België-Macedonië na de rust getuige van een regionale machtsgreep. Vier Luikenaars (Axel Witsel, Christian Benteke, Nacer Chadli en Kevin Mirallas) stonden toen samen op het veld. Een uiterlijk symbool van de renaissance van het Luikse voetbal. Het hield immers niet op bij die vier. In de selectie van Marc Wilmots zaten zeven spelers uit de provincie Luik. Limburg en Antwerpen hadden er elk vijf, Henegouwen en Vlaams-Brabant drie, het hoofdstedelijk gewest Brussel twee en de beide Vlaanderens eentje. Opmerkelijk, want een van die twee Brusselaars, Marouane Fellaini, kwam ook uit de Luikse jeugdopleiding. Fellaini, afkomstig uit Etterbeek, maakte immers een ommetje via Henegouwen (Bergen, Francs Borains en Charleroi) vooraleer in 2004 zijn postformatie bij Standard aan te vatten.

Domineert Luik het Belgische voetbal? Neen, maar de twee titels van Standard (in 2008 en 2009) tonen wel aan dat stad en provincie na jaren verdomhoek het hoofd weer boven water steken. En in het zog daarvan volgden de spelers. Uitzonderlijk is hun aantal niet. Een blik op de kernen van eerste klasse toont aan dat van de 193 Belgische spelers in eerste klasse er 18 Luikenaars zijn. Dat is 9 procent, iets wat perfect overeenkomt met het aantal Luikenaars onder de Belgische bevolking.

“Historisch gezien”, zegt Jean-François de Sart, technisch directeur van Standard, “was opleiding altijd een prioriteit voor de Luikse clubs. In de jaren tachtig had je drie Luikse clubs in eerste klasse (naast Standard ook FC Luik en Seraing, nvdr) en die hadden alle drie een reputatie qua opleiding. Vooral Seraing dan, met Francis Nicolay. Bij Club Luik maakte ik deel uit van de eerste generatie eigen opgeleide spelers. We waren met vijf, zes man. Daarna volgde een nieuwe generatie, met jongens als Gaetan Englebert, Pascal Renier en Eric Deflandre. Op dat moment was het bij Standard moeilijker voor de eigen jeugd, omdat die minder mogelijkheden hadden om door te dringen tot de A-kern. Later was Standard wél de eerste ploeg die de combinatie studie-topsport aan zijn spelers aanbood. Dat was de sleutel van het succes van de jeugdopleiding van de Rouches.”

Het verdwijnen van Seraing en de terugval van FC Luik zorgden ervoor dat Standard kon profiteren van een monopolie. “Elke Luikse voetballer droomt ervan om bij Standard te raken”, vat José Jeunechamps het samen. Hij werkte er vroeger en is vandaag assistent van Albert Cartier bij Metz. “Luciano D’Onofrio constateerde dat ook en besliste zijn club in de richting van de opleiding te sturen door ze een op dat moment uniek wapen in België te bezorgen: de Académie Robert Louis-Dreyfus. De gouden jaren van Standard hebben heel het Luikse voetbal meegezogen.”

Opvallend: Standard rekent daarbij niet alleen op het Luikse territorium om talenten aan te trekken. Fellaini en Michy Batshuayi komen uit Brussel. “Bij Standard krijgen ze aanvragen uit Bergen, Charleroi en Brussel”, signaleert Jeunechamps. “Dat de zoon van Dany Verlinden Standardverkoos boven Brugge is toch veelbetekenend?”

Het succes van het Luikse voetbal heeft ook te maken met de multiculturele achtergrond. “Witsel, Pocognoli, Mpoku, Carcela, Fellaini, allemaal voorbeelden van een geslaagde integratie”, is Daniel Renard enthousiast. Renard werkte vroeger voor de krant La Meuse en is nu secretaris-generaal bij FC Luik. “Zij brengen een mengelmoes van Latijnse karakteristieken, fantasie en souplesse, en combineren dat met die speciale Luikse mentaliteit die al generaties wordt doorgegeven. Veertig jaar geleden liep het hier vol met jongeren van Spaanse of Italiaanse afkomst, maar op voetbalvlak was hun plafond provinciale. Het was wachten op de ontbolstering van jongens als Enzo Scifo of Raphaël Quaranta voor de zonen van migranten wisten door te dringen tot eerste klasse.” En dankzij zijn industrie, zijn mijnverleden én zijn gastvrije karakter heeft Luik er daar veel van.

Het belang van Standard moet worden genuanceerd, vindt Renard. “Niet alle spelers komen uit dezelfde bakvorm. Witsel debuteerde bij Vottem en voetbalde ook voor Wezet voor hij bij Standard terechtkwam. Benteke debuteerde bij Pierreuse, Mpoku komt uit de regio Verviers. Ze hebben eerst voor een ploeg in de buurt gekozen, pas daarna voor Standard.”

Bestaat er een Luikse identiteit? Renard: “Ik denk het wel. Jarenlang was het voetbalcliché er eentje van verzorgd spel in Anderlecht en meer fysiek spel bij Standard. Hoe meer je richting Haspengouw trok, hoe meer dat opviel. Nog steeds wordt in die regio gevoetbald naar het beeld van Engeland in de jaren zestig. Maar op Standard heeft men die furie gekoppeld aan techniek. Mannen als Wilfried Van Moer, en later Simon Tahamata, Sérgio Conceição of Axel Witsel. Voetballers die door het publiek op handen werden gedragen, omdat ze aan hun techniek grinta koppelden. Van Moer had wereldklasse, maar vocht tegelijk voor elke bal. Getalenteerde spelers als Vladimir Petrovic, Nebojsa Krupnikovic of zelfs Benoît Thans mislukten bij Standard omdat ze dat engagement niet hadden. Daarom ook hebben de supporters er zo veel respect voor Didier Ernst of Theo Poel bij Standard, of Moreno Giusto en Quaranta bij Luik. Niet bepaald genieën.”

Die identiteit krijgen ze allemaal ingelepeld. De Luikse provinciale selecties blazen verzamelen aan de voet van de mijnsite van Blégny. Dat vindt Renard een zeer sterk symbool. “Eenmaal ter plaatse kunnen opvoeders daar niet rond de link tussen mijnen en voetbal.”

De Sart is het met die analyse eens. “We hebben binnen de opleiding gaandeweg meer het accent gelegd op technische kwaliteit, maar benadrukken dat de Luikse mentaliteit moet blijven. In elke leeftijdscategorie herhalen we die boodschap. We mogen onze identiteit niet verloochenen. Dat valt op bij jongens die hier hun opleiding kregen. Witsel, Fellaini, Pocognolien Mirallas beschikken allemaal over die karakteristieken.”

Brussel

Standard heeft zich goed aangepast aan het moderne voetbal (technischer en sneller), met behoud van het eigen DNA. Moeten we dan allemaal naar Luik om er spelers te scouten? Helemaal niet. Als je datzelfde aanbod aan Belgen in eerste klasse analyseert, merk je dat er 32 uit… Brussel komen. Dat is ongeveer 16 procent. Terwijl het aandeel van de Brusselse bevolking in de Belgische slechts 10 procent bedraagt. Statistisch doet Brussel dus beter.

Logisch want: “Er is een ongelooflijk aanbod aan talent, de vrucht van een mengelmoes van karakters, culturen en spelstijlen. Met nadelen, problemen die niet te verwaarlozen zijn.” Aan het woord is Noureddine Moukrim (48). Nu trainer van de U15 bij Anderlecht, ooit voetballer in de parkjes van Sint-Gillis, maar ook met Antwerp op Wembley, in die verloren Europese finale tegen Parma (1993). Iemand met kennis van zaken op elk niveau.

Moukrim is onder de indruk van de weg die voetballers als Vincent Kompany of Marouane Fellaini aflegden. En in hun spoor zit veel talent. “Geen enkele Belgische stad heeft zo’n groot aanbod”, zegt hij. “Brussel heeft een veel groter reservoir dan Luik.” De doorbraak van Kompany en Fellaini moet voor een klik zorgen in het hoofd van anderen, denkt Moukrim. United colors of Brussels: de hoofdstad die via sport zijn minderheden integreert.

Toen hij zelf nog voetbalde, werd het talent uit Noord-Afrika nog niet naar waarde geschat. Vandaar zijn toch wat speciale parkoers: Vorst, Tienen, Antwerp, later Germania Teveren (Dui), Lebbeke, Namen en Overijse. Vandaag is de perceptie anders. “Er staat geen rem meer op voetballers van vreemde oorsprong. Niet afkomst, maar talent is nu je grootste kapitaal en de jongeren uit Brussel hebben ontzettend veel techniek. Grote Belgische clubs, zelfs de buitenlandse, volgen het op de voet. Vandaar de soms verrassende trajecten van spelers als Nabil Dirar of GabyMudingayi.”

Er is evenwel een maar, signaleert Moukrim. “Je moet wantrouwig blijven en nooit al je eieren in dezelfde korf leggen. Niet iedereen heeft de klasse en de intelligentie van ambassadeur nummer een van het Brusselse voetbal, Vincent Kompany. Die kon niet alleen rekenen op de organisatie achter Anderlecht, maar ook op de volle steun van zijn familie. Hij hield zelf vast aan het afmaken van zijn studie, terwijl de verleiding om alles op het voetbal te zetten zeer groot was. Uiteindelijk heeft dat allemaal samen geleid tot een uitzonderlijke persoonlijkheid. Families moeten dat als voorbeeld nemen.”

Bij wat Moukrim zegt, kan Seth Nkandu zich aansluiten. Nkandu is de drijvende kracht achter het project Foot Street Intelligent uit Sint-Agatha-Berchem. Een project dat op de belangstelling van Club Brugge kan rekenen. Nkandu was de man die de carrière van Andrea Mutombo nieuw leven wist in te blazen en die het talent van Hervé Kagé, Ilombe Mboyo, AnthonyVanden Borre en Michy Batshu-ayi mee ontwikkelde. Hij besteedde niet alleen aandacht aan hun talent, maar ook aan karakter en discipline. “De druk op de schouders van die jongens is zeer groot”, onderstreept Nkandu. “Als zij slagen, komt misschien heel de familie los uit een moeilijke leefsituatie. Falen is dan weer een verschrikking, want dan wordt de voetballer geen vedette, lost hij de verwachtingen van iedereen niet in, helpt hij zijn familie niet, komt hij op de arbeidsmarkt zonder diploma, zonder toekomst… Geld verandert alles. Vanaf het moment dat dat ter sprake komt, zie je het verschil. Ouders zeggen me: mijn zoon heeft talent, kan u zich erover ontfermen? Maar als ze zestien worden, is er dat eerste contract en verandert de wereld. Een delicaat moment, want tussen die leeftijd en het moment waarop ze bij de eerste ploeg komen, zijn die jongeren vaak alleen. Niet iedereen kan om met erkenning en het financieel succes.”

Nkandu benadrukt in zijn aanpak waarden als respect, hard werk, opvoeding en discipline. “De meeste Brusselse jongeren hebben leren voetballen op een beperkte ruimte: pleintjes, een binnenkoer,… Daar hebben ze geleerd hoe ze technische problemen moeten oplossen. Spelers van Afrikaanse afkomst hebben een bijkomend voordeel. Zij zijn op hun zestiende fysiek nagenoeg volwassen. Interessant voor voetbalclubs, die kunnen veel sneller een hogere belasting aan. Dat geeft hen een voordeel op Europeanen, die wat trager ontwikkelen en die achterstand niet zo snel goedmaken.”

Nkandu is expert in moeilijke gevallen. Dat hebben we bij Charleroi gezien (Kagé), in Gent (Mboyo) of recent in de nationale belofteploeg (Batshuayi). De familie van zijn spelers hangt niet altijd hecht aan elkaar, begeleiding is nodig. “In mijn tijd konden we ons geen enkele zware fout veroorloven”, herinnert Moukrim zich. “Vandaag vist men spelers die een tot meerdere keren over de schreef zijn gegaan, toch op, eerder om financiële dan om sociale redenen.” Nkandu nuanceert: “Omdat ze goed hebben nagedacht over die negatieve ervaringen die hen zijn overkomen en er lessen uit trokken.”

Dat al dat talent over Vlaanderen en Wallonië uitwaaiert, is logisch, zegt Michel De Wolf (55), een van de drijvende krachten achter het verhaal van FC Bleid Molenbeek. Hij herinnert zich nog hoe andere Brusselse ploegen (naast Anderlecht, Union, Racing White, Daring, Crossing, RWDM, Brussels..) in eerste klasse speelden. “Het Brusselse talent is nu verplicht om uit te wijken naar de provincie. Er is in Brussel voldoende om twee ploegen in eerste en twee in tweede klasse op de been te brengen. De culturele mix zorgt hier veel meer dan elders voor voetballers die honger hebben. Als je hier goed kijkt, zie je overal kleine migranten met de bal aan de voet. En dat talent wil zich uiten.”

Brugge

Een zaak van talent, DNA, accommodatie maar ook honger dus. Hoe kijken ze daar in het welvarende Vlaanderen tegenaan? Is Brugge ‘maar’ een provinciestad op vlak van talent? Hééft Brugge talent van eigen bodem? In de A-kern van Cercle zijn ze behoorlijk vertegenwoordigd, maar in die van Club, waar de lat op de hoogte van Anderlecht en Standard ligt, zitten vooral talenten die elders werden gevormd: VadisOdjidja in Gent en Brussel, MaximeLestienne bij Moeskroen, LaurensDe Bock in Lokeren. De voorbije jaren liet Club geregeld jongeren uit de eigen opleiding doorstromen (De Mets, Capon, Vermeulen, Coosemans, Van Acker), maar doorstoten kon niemand.

Henk Mariman was bij Club Brugge sportmanager en eerder jeugdcoördinator. Hij plaatst de Brugse situatie in een ruimer kader. Mariman: “Ik volg het ook internationaal, dus ik kan vergelijken. In Nederland heb je twee grootmachten: Feyenoord en Ajax. Clubs uit Rotterdam en Amsterdam, twee grootsteden met veel allochtonen, met spelers die moeten voetballen als broodwinning. Dat zorgt voor een grote natuurlijke instroom. Datzelfde verhaal heb je in Brussel. Naast Anderlecht zou je daar makkelijk een volwaardige eersteklasser kunnen plaatsen die zich enkel richt op jeugd.” Want, signaleert hij, wat Anderlecht uit het Brusselse reservoir puurt, is niet zo indrukwekkend. Van de huidige youngsters komt Bruno via Charleroi en Praet via Genk.

Club Brugge kan je geografisch vergelijken met FC Groningen: in een uithoek, begrensd door een landsgrens of de zee. Economisch rijk, maar dunbevolkt, zeker de dorpjes errond. Is rijk niet goed voor voetbal? Mariman: “Dat kan je niet zomaar zeggen. Jongens als Vermaelen of Vertonghen hadden een goeie thuis. Kinderen hebben in zo’n omgeving wel heel veel keuzemogelijkheden, vanuit die financiële rust. Maar je hebt er weinig extra prikkels. Geen pleintjesvoetbal, het leven is wat gemakkelijker…”

Met enige zin voor veralgemening krijg je in die landelijke omgeving wel een ander type voetballer. Mariman: “Eerder het taakgerichte type, meer ondersteunend, dan het flegmatieke. Bij de overgang van Beerschot naar Brugge was dat voor mij schrikken. Een Antwerpenaar heeft een flegmatieke houding, die vindt zichzelf beter. Moeten wij tegen die boeren spelen? Ze verloren soms wel van die boeren, maar het bleven mannen van over de dijk. Die houding paste goed bij Amsterdam. Als de Antwerpse jongens naar Ajax gingen, paste die flair. De cultuur in Brugge was heel anders, veel meer beschermd… Als je vervolgens ook nog eens geografisch wordt beperkt in je selectie, heb je een dik probleem. Omdat in dat andere type speler vaak het creatieve zit, het intuïtieve… Om een of andere reden wordt dat talent in Brugge en omstreken niet geboren. Wel taakgerichte, gedisciplineerde spelers. Sprint twintig keer! Als je dat in Brugge zegt, doen ze dat. Zeg hetzelfde in Antwerpen en je krijgt als antwoord: ‘Wat? Twintig keer?'”

Daarom breidde Mariman het rekruteringsgebied van Club Brugge ook uit, zelfs tot in Brussel, met de nodige problemen qua logistiek. Maar niet alleen de afstand kan een probleem zijn. Mariman: “Je hebt de Brusselse cultuur, de eventuele Congolese achtergrond,… Op het moment dat je zoiets integreert in Gent of Brugge zorgt dat voor tegenstand. Het probleem wordt dan altijd bij de speler gelegd: een gebrek aan discipline,… Maar het probleem ligt ook bij ons, dat wij te weinig inschatten hoe we met hen moeten omgaan. Bij Club geeft iedereen elkaar bijvoorbeeld een hand, maar elders is het eerder the survival of the fittest. Het kost tijd om die twee culturen bij elkaar te brengen. En af en toe krijg je clashes. Bij Beerschot en Club Brugge waren er spelers die testers op toernooien alles lieten kuisen. Ik keur dat af, maar het maakt deel uit van die struggle for life.”

Bart Wilmssen beaamt die analyse. Wilmssen is sinds vorig najaar beloftecoach van blauw-zwart. “Gert Verheyen was hier onlangs, hij zei dat het vroeger vooral een (West-)Vlaams gebeuren was. Nu is er een veel grotere diversiteit. De aanval van de beloften bestond onlangs uit drie donkere spelers: Zinho Gano, Obi Oulare – de zoon van – en Boli Bolingoli.” De karakteranalyse klopt helemaal. Wilmssen: “Toen ik hier startte, zag ik een enorm potentieel in Brandon Mechele. Maar hij is zo timide. Dat is een rode draad in de West-Vlaamse mentaliteit. Daar zijn we nu zeer intensief mee bezig, dat tikkeltje zelfbewustzijn bijbrengen.”

Het DNA veranderen kost generaties… Wilmssen: “Daarom leren we hen ook volharden. De beteren zetten we nu consequent hogerop. Wij hebben net een paar jongens van vijftien, zestien laten meetrainen met de beloften. Die raakten geen bal, komen nu thuis en denken daarover na.” En zo gebeurt het op alle niveaus. Terwijl het interview loopt, trainen zeven beloften met de A-kern. Af en toe neemt Juan Carlos Garrido er jongeren bij. Wilmssen: “Wat is het verhaal van pakweg Jannes Vansteenkiste en Zinho Gano? Jongens met veel talent die in hun categorie altijd bij de besten waren, dan plots in de A-ploeg komen, twee à drie keer een mindere training neerzetten en direct opzijgeschoven worden. Dat kan enorm confronterend zijn. Dan komen daar mental coaches aan te pas. Het mag niet dat een speler weken aan een stuk in zijn categorie erboven uitsteekt. Dan zijn wij slecht bezig. Als zij vanuit hun luie stoel of de zijlijn naar de Champions League kijken, of een training van de A-ploeg, denken ze: dat kan ik ook. Tot ze ertussen staan. Daarom vind ik het bij ons een surplus dat onze coach jarenlang beloftecoach was van Villarreal. Hij voelt heel goed aan wat ze nodig hebben.”

In Brugge liggen plannen op tafel om de bovenbouw in een apart oefencomplex onder te brengen: U17, U19, beloften (met de goeie uit de andere categorieën samen) en eerste ploeg. Idealiter nu en dan door elkaar, zoals bij Manchester United. Wilmssen: “Achttien man van de A-ploeg en de 18 jeugdtalenten tussen 16 en 20 trainden er samen. Met vier doelmannen maakte dat 40 spelers. Tien tegen tien, op twee velden. Winnaars tegen mekaar, verliezers ook. De intensiteit van die matchen was ongelooflijk. Ik zag Chicharito na een doelpunt vieren alsof het een competitiewedstrijd was. Ook bij Udinese zag Johan Walem (nu nationaal beloftecoach, nvdr) het zo. Een zestienjarige die hier plots met EidurGudjohnsen mag trainen, dat is zéér leerrijk.” ?

DOOR STÉPHANE VANDE VELDE, PIERRE BILIC & PETER T’KINT BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Elke Luikse voetballer droomt ervan om bij Standard te raken.” José Jeunechamps

“Er is in Brussel voldoende talent om twee ploegen in eerste en twee in tweede klasse op de been te brengen.” Michel De Wolf

“Sprint twintig keer! Als je dat in Brugge zegt, doen ze dat. Zeg hetzelfde in Antwerpen en je krijgt als antwoord: ‘Wat? Twintig keer?'” Henk Mariman

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content