Als Anderlecht Ajax opzijzet, staat het voor de derde keer in vier jaar tijd in de achtste finales van de Europa League. Tot dusver is dat de limiet van het elftal en van Mbark Boussoufa gebleken. Best mogelijk dat het hem aan het denken heeft gezet en doet bijtekenen in Brussel.

Bijna dag op dag een jaar geleden stond op deze zelfde plek ook al een verhaal over Mbark Boussoufa. Anderlecht was als winnaar uit de groepsfase van de Europa League gekomen en nam het in de 16e finales op tegen Athletic Club uit Bilbao. De insteek was of Boussoufa eindelijk ook internationaal zou gaan uitblinken en laten zien dat hij hoger mocht mikken dan de Belgische Jupiler Pro League. ‘Nieuwe kans op groter podium’, luidde de kop.

Boussoufa was bezig aan zijn vierde seizoen in Brussel. Gehaald om Anderlecht, ook internationaal, naar een hoger niveau te tillen, was hij niet opgevallen in zijn eerste Europese campagne. In de strijd om een hoofdrol in het elftal moest de dan 22-jarige Marokkaan het afleggen tegen die andere nieuwkomer, Ahmed Hassan. Slechts één keer maakte hij de negentig minuten vol. De laatste twee duels startte hij zelfs op de bank.

Ook in zijn tweede seizoen bleef Boussoufa onder de verwachtingen. Na een vroege wissel tegen Fenerbahçe kreeg hij nog slechts late invalbeurten van Frank Vercauteren, waarna een blessure hem vier duels aan de kant hield. Bij zijn comeback tegen Bordeaux was Vercauteren ontslagen en opgevolgd door zijn assistent Ariël Jacobs. Voor het eerst in Brusselse loondienst blonk Boussoufa Europees uit. “Na de heenmatch zeiden ze al dat dit mijn beste Europese match was voor Anderlecht. Deze was nóg beter. Ik deed alles goed”, liet hij zelfverzekerd optekenen. Tegen Bayern München in de achtste finales ging hij weer mee ten onder.

Beter dan Bordeaux

Zijn derde Europese campagne eindigde tegen BATE Borisov nog voor ze was begonnen. Pas in zijn vierde seizoen maakte Boussoufa zijn eerste Europese doelpunt, in het met 5-0 gewonnen duel tegen Sivasspor. De euforie was van korte duur en Lyon gooide de deur naar de Champions League met een smak dicht. De Franse kampioen degradeerde Bous en zijn ploegmaats tot arme figuranten. Ook in de Europa League wisselden de hoogten en laagten elkaar af. Anderlecht kroonde zich alsnog tot groepswinnaar dankzij een knappe zege op de slotspeeldag tegen Ajax. Boussoufa had een voet in elk van de drie Brusselse goals.

Met Athletic Bilbao keek Boussoufa na de krachttoer in de Amsterdam Arena een middenmoter uit een van Europa’s hoogst aangeschreven competities in de ogen. Tot dan had hij zijn voet naast de Europese subtop gezet (Bordeaux, Ajax), maar was hij tekortgeschoten tegen de echte top (AC Milan, Bayern München, Fenerbahçe, Lyon). Ook tegen de mindere goden maakte hij zelden het verschil. Bilbao was een nieuwe kans om zich te tonen. Dat deed hij, vooral in het met 4-0 gewonnen thuisduel. “Persoonlijk denk ik dat dit mijn beste wedstrijd was voor Anderlecht, beter dan die tegen Bordeaux”, sprak hij na afloop.

Nóg beter zat er niet meer in. Tegen Hamburg in de achtste finales was de geblesseerde aanvaller er in de heenwedstrijd niet bij. In een spektakelrijke return stond er na negentig minuten 4-3 op het scorebord. Boussoufa scoorde en liet scoren, maar het volstond niet. “We verlaten dit toernooi met opgeheven hoofd”, vatte hij de uitschakeling samen.

Nicht in Frage

Bijna vijf jaar voetbalt Mbark Boussoufa ondertussen voor Anderlecht en sinds hij zowat alles wat er in België te winnen valt in zijn trofeeënkast heeft staan, gaat er geen transferperiode voorbij of speculaties over een nakend vertrek steken de kop op. “Er zijn hier niet veel nieuwe uitdagingen meer”, zinspeelde hij zelf op een transfer nadat hij in mei 2010 voor de tweede keer tot Profvoetballer van het Jaar was verkozen. “Ik heb alles gewonnen in België. Mochten we straks in de Europa League zitten, denk ik dat we een ronde verder kunnen raken. Dat zou een uitdaging kunnen zijn. Maar laten we eerlijk zijn: om zo’n seizoen te herhalen zullen we echt top moeten zijn.”

Voor die uitdaging staat hij nu. Nog altijd in Brussel, want andere uitdagingen kruisten zijn pad niet. Sevilla, Aston Villa, Hamburg – allemaal hadden ze de Marokkaanse dribbelaar vorig voorjaar op hun lijstje staan, volgens de kranten althans, maar altijd weer bewoog er iets net niet in de juiste richting, waardoor het beoogde plekje niet vrijkwam. Als puntje bij paaltje kwam, bleek alleen VfB Stuttgart met geld over de brug te willen komen. Duits landskampioen in 2007, dat wel, maar de Bundesliga is Boussoufa’s kopje thee niet. Het zegt hem niets. Ondertussen is Stuttgart een degradatiekandidaat en dus hoegenaamd nicht in Frage meer. In Boussoufa’s woorden: “Ik ga niet in een grote competitie bij een hekkensluiter spelen.”

Voor zover bekend meldde buiten Stuttgart geen enkele club zich concreet bij Anderlecht. Het Duitse bod bleef bovendien ver verwijderd van de, naar verluidt, 10 miljoen euro die Anderlecht op het hoofd van zijn speler heeft gezet. Daarmee heeft het er sterk de schijn van dat in de kapitaalkrachtigste bestuurskamers wordt getwijfeld aan Boussoufa’s slaagkansen in het internationale topvoetbal. Ongetwijfeld moet dat Boussoufa aan het denken hebben gezet …

Tweede zoon

… want Boussoufa is een trotse man en trotse mannen blameren zich niet graag. Nadat hij de Gouden Schoen had gewonnen, drukte voorzitter Roger Vanden Stock zijn held aan de borst en noemde hem ‘mijn zoon’. Die status had hij eerder alleen Pär Zetterberg verleend. Of het zo was bedoeld, weet je nooit met Vanden Stock, maar dat hij er een gevoelige snaar mee raakte bij de Marokkaan, is zeker. Bovendien voelt Boussoufa zich prima in zijn vel in Brussel. Dus waarom weggaan? Liever de bestbetaalde vedette zijn op Anderlecht, geliefd door de bazen, koning eenoog in het land der blinden, dan in een topkampioenschap met de staart tussen de benen moeten eindigen. ” Bous is de slimste van allemaal”, weet men in het Vanden Stockstadion.

Trots. Eer. Geld. Respect. Het zijn factoren die Boussoufa tot een verlengd verblijf in Brussel kunnen bewegen. Maar er zijn ook sportieve overwegingen.

Anderlecht begon aan deze Europa League met een thuiswedstrijd tegen Zenit. Dat werd een afgang. De ploeg uit Sint-Petersburg legde de Belgische landskampioen op de pijnbank zoals ook Lyon dat een jaar eerder had gedaan. Ariël Jacobs gaf na de wedstrijd toe dat hij een fout had gemaakt. Hij zei niet welke. Directie en bestuur schoten meteen met scherp op Nemanja Rnic en formuleerden openlijk bedenkingen bij de keuzes van de coach. Die herbekeek de beelden en stelde vast dat de Serviër voor geen enkele van de drie doelpunten verantwoordelijk was geweest.

Jacobs had, genoodzaakt door schorsingen en blessures, gekozen voor Rnic en Víctor Bernárdez in een onuitgegeven defensie. Guillaume Gillet schoof hij door naar het middenveld. Anderlecht kraakte in al zijn voegen. Om het kwartier incasseerde het een doelpunt van Aleksandr Kerzhakov, die in zijn eentje voor 0-3 zorgde bij de rust. Twee keer werkte hij een voorzet vanop de Brusselse linkerkant af, waar Olivier Deschacht in geen velden of wegen viel te bekennen. Maar de al langer verguisde Rnic was een gemakkelijk doelwit en de aanvoerder bleef buiten schot.

Jacobs erkende achteraf tegenover de spelersgroep zijn aandeel in de nederlaag. Door te weinig organisatie was er te roekeloos vooruit gelopen. Het blok had lager gemoeten, vond hij, zodat er minder ruimte zou zijn ontstaan voor de razendsnelle Russen. Diep vanbinnen betreurde de trainer ook dat hij Boussoufa op de flank had laten staan. Tegen Bilbao bijvoorbeeld had hij hem centraal geposteerd en Kanu links op het middenveld. Qua defensieve organisatie scheelt dat een slok op de borrel.

Bokken als een kleuter

Boussoufa eist graag een vrije rol op. Linksbuiten is zijn startpositie, maar van daar gaat hij op wandel. Zijn verdedigende positiespel is daarbij de minste van zijn zorgen. In België is dat niet erg. Verdedigers in de Jupiler Pro League hebben doorgaans niet de kwaliteit om dit uit te buiten. In Europa, tegen sterkere tegenstanders, loopt het wel soms slecht af. Bij het eerste doelpunt van Zenit verzuimde Boussoufa negatieve press te zetten, de Russische rechtsachter rukte op, er kwam een voorzet van en Kerzhakov kopte in de rug van Bernárdez binnen.

De linksachter op Anderlecht is een zorgenkind. Deschacht en Jan Lecjaks hebben niet het beste positiespel. Toch ligt hun kwetsbaarheid niet altijd alleen aan henzelf. Tegen KV Mechelen onlangs verklapte Marc Brys voor de wedstrijd al zijn tactische plan. Hij zette de vinnige Abdul-Ganiyu Iddi voor het eerst in de basis, op de rechtsbuiten, om er Anderlecht in zijn achilleshiel te treffen. Voorspelbaar, maar het lukte. Lecjaks liet zich slag om slinger in de luren leggen door de debutant en voorin bleef Boussoufa staan bokken als een kleuter.

Topclubs knappen daarop af. In wat ‘het moderne voetbal’ heet, moeten aanvallers mee achteruit. Of toch minstens negatieve press zetten. Het is daarom niet ondenkbaar dat Jonathan Legear nog sneller zijn droomtransfer realiseert dan Bous. Want Legear loopt wél mee achteruit. Niet altijd even slim, maar hij doet het. Daardoor komt de rechtsachter, of hij nu Gillet heet of Marcin Wasilewski, minder snel onder druk te staan.

Met Jelle Van Damme erbij was het ook voor Deschacht en Lecjaks nog anders. Van Damme ging vaak buitenom. Zo hield hij de rechtsachter van de tegenstander achterin wanneer Boussoufa naar binnen zwierf. Dit seizoen liepen Jan Polák en Sacha Kljestan meestal links in de driehoek. Zij zijn andere types en bovendien rechtsvoetig (Kanu was lang geblesseerd). Niet toevallig spraken Boussoufa en Deschacht zich het felst uit voor een terugkeer van Van Damme. Het zou hun beider leven een stuk makkelijker hebben gemaakt.

Op de helling

In KV Mechelen-Anderlecht viel voor eventuele internationale scouts nog meer over Boussoufa te leren. Zoals dat ene kleine kantje van hem dat weer kwam bovendrijven. Niet alleen liet hij Lecjaks aan zijn lot over, hij wees zijn ploegmaats ook voortdurend terecht. Dat valt niet altijd in goede aarde. Zeker niet wanneer hij er zelf niets van bakt. Het maakt van Boussoufa ook geen echte leider, ook al is hij tweede viceaanvoerder, na Lucas Biglia. Daarvoor is hij te impulsief, alles behalve een diplomaat. Te nonchalant ook. Het is hier al eerder beschreven, maar menig ploegmaat krijgt het op de heupen wanneer de Profvoetballer van het Jaar weer eens als laatste de kleedkamer binnen komt gesloft. Boetes neemt hij er met de glimlach bij.

Zijn grootste geluk is misschien wel zijn trainer. Als geen ander beheerst Ariël Jacobs het spel van geven en nemen dat in de gebruiksaanwijzing van Bous staat. Jacobs laat zijn koppige Marokkaan in zijn waarde, maar zonder hem te ontzien. Hun discussies zijn vaak hard tegen onzacht, maar verlopen in het grootste respect. Dat betaalt zich uit: Boussoufa scoort en laat scoren. En zolang hij dat doet, moeten die ploegmaats maar iets meer van hem kunnen verdragen, vindt de trainer.

Want dat is waar het uiteindelijk om draait: of een vedette het verschil maakt op het veld. En dan kan Boussoufa cijfers voorleggen die al het voorgaande op de helling zetten. Hoe vaak al is dit het scenario niet geweest: dan heeft hij nog geen poot uitgestoken, loopt hij weer te nukken als een kind, spreekt uit zijn lichaamstaal alleen maar frustratie en ergernis, maar schudt hij plots twee assists uit zijn sloffen – zoals tegen STVV – of een doelpunt – zoals tegen Cercle – en is de wedstrijd gespeeld. Dan rest er maar één conclusie: Mbark Boussoufa is belangrijk voor dit Anderlecht.

Belangrijk. Want toen Boussoufa (en Biglia) wekenlang geblesseerd aan de kant stond(en), leed Anderlecht amper puntenverlies. Dertien op vijftien pakte het, met voetbal dat niet beter of slechter was dan mét beide spelers. Waarmee wellicht is aangetoond: ‘belangrijk’ is niet hetzelfde als ‘onmisbaar’.

Zichzelf overtreffen

Morgen wacht Anderlecht zijn eerste confrontatie met Ajax in de 16e finales van de Europa League. Die loting is eerder op groot optimisme onthaald in Brussel. Deze maand is het immers een jaar geleden dat de Brusselaars op de slotspeeldag van de groepsfase met 1-3 gingen winnen in de Amsterdam Arena. Een cruciale zege, want zonder die drie punten was het over and out geweest.

Zoals gezegd had Boussoufa een voet in elk van de drie Brusselse doelpunten. Maar als Jacobs zich ergens gelukkig om prees, dan wel de tactische ingreep die hij na tien minuten doorvoerde. Hij draaide de punt van zijn driehoek om en schoof Biglia naar voren. Scoren en assists leveren doet de Argentijn zelden, behalve toen. Biglia, de echte leider in het team, leidde de beslissende 0-2 in en Anderlecht had gewonnen spel.

Als Anderlecht morgen en volgende week Ajax opzijzet, staat het voor de derde keer in vier jaar tijd in de achtste finales van de Europa League. Tot dusver is dat de limiet van het elftal en van Boussoufa gebleken. Het topvoetbal waarzonder hij een kwartfinale niet haalbaar achtte – zie zijn uitspraak van negen maanden geleden – legde Anderlecht dit seizoen nog niet op de mat. Aan Bous & co om zich te overtreffen.

DOOR JAN HAUSPIE

Liever de bestbetaalde vedette zijn op Anderlecht, geliefd door de bazen, koning eenoog in het land der blinden, dan in een topkampioenschap met de staart tussen de benen moeten eindigen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content