Voetballen was voor Mario Been gewoon leuk, maar omgaan met een groep en verschillende karakters op een lijn krijgen, dát vindt hij pas geweldig. Op zoek naar Mario Been de voetballer.

Trainer worden, het is niet Mario Beens eerste optie wanneer hij in 1995 – 31 jaar jong – afscheid van het voetbal moet nemen. Kapotte knie, medisch afgekeurd. De opties zijn beperkt. Nooit heeft hij er bij stilgestaan wat hij later, na zijn voetbalcarrière, zou doen. Of toch, zoals hij in Voetbal International bekende: “Ik heb mijn horecadiploma’s en had ooit het idee een gezellig kroegje te beginnen, maar als ik dan in zo’n café al die dronken lui aan de toog zag hangen, dan wist ik dat het toch niets voor mij zou zijn. Dan dreigt het gevaar dat je zelf je beste klant wordt.” Logische oplossing: trainer worden. Voetbal blijkt het enige waar hij verstand van heeft.

Simon Kelder, de directeur van Excelsior Rotterdam en verzekeringsmakelaar van Been, biedt zijn ex-speler een helpende hand. Als hij belooft zijn trainingsdiploma’s te halen, dan kan hij meteen beginnen. Oef. Want, zegt Been: “Op de uitkering die ik kreeg, was ik niet echt trots. Ik heb een mooie carrière gehad, maar was financieel niet onafhankelijk. Ik moest écht aan de slag. Ook daarom deed ik bij Excelsior vier elftallen: de A1, Jong Excelsior, assistent van hoofdtrainer Adrie Koster en op zondag de amateurs. Van één elftal kon ik niet leven.” Been krijgt de smaak te pakken. Coachen blijkt zijn roeping.

In de volgende vijftien jaar ontwikkelt hij een visie. Bert van Marwijk, van wie hij tussen 2000 en 2004 assistent bij Feyenoord is, leert hem een bijzondere les: verlies nooit je geloofwaardigheid. Eén rare beslissing en de spelers keren zich van je af. Hij zal niet veranderen, houdt Been zich voor. Zijn karakter – open, vrolijk en eerlijk – zal hem ook als trainer goed van pas komen. Hij neemt zich voor om nooit toneel te spelen. Van Leo Beenhakker, met wie hij in 2006 als assistent van Trinidad en Tobago naar het WK in Duitsland gaat, leert hij spelers raken. De trainer als vaderfiguur. Been wil zijn spelers inspireren, maar weigert ze extreem te motiveren. “Als ik dat moet doen, dan zeg ik: ‘Blijf jij maar thuis, voor jou een ander.’ Er zijn jongens die weigeren om het maximale uit zichzelf te halen. Ik word daar kribbig van, omdat ik het levende voorbeeld ben van iemand die weet hoe het voelt als je je talenten niet maximaal benut. Gemakzucht is een vloek.” De ultieme transformatie: van een speler die een flierefluiter pur sang was tot de trainer die zijn vak uiterst serieus neemt.

Kattenkwaad

Het voetbalverhaal van Mario Been begint in Rotterdam, in de Tarwewijk, een echte volksbuurt waar hij met zijn twee jaar oudere zus opgroeit. Zijn vader is havenarbeider, een leven van veel en hard werken. Maar net als de zevenjarige Mario is ook vader in de ban van de bal en krijgt zijn zoon altijd de duurste voetbalschoenen. “Honderd gulden ( vijftig euro, nvdr), in die tijd heel veel geld. Op straat schopte ik mijn schoenen vaak kapot en moest vader weer overwerken om nieuwe te kopen. In de Bonaventurastraat staat alles in het teken van het voetbal. “Sneu voor mijn zus, die gek was op dansen en turnen, maar de meeste aandacht ging naar mij.” Been start bij FC Rotterdam, een klein clubje opgericht door bewoners van de Bonaventurastraat, het seizoen erna mag hij bij Feyenoord testen. Geslaagd, ook voor het gesprek met de ballotagecommissie, die nagaat of zijn gedrag met de Feyenoordwaarden overeenstemt.

Een mooie en onbezonnen jeugd, die bestaat uit voetbal en school, waar hij zijn… techniek perfectioneert. “Voetballen met een grote bal mocht niet, dus speelden we elke dag met een tennisballetje. Alleen schoot het huiswerk er nogal eens bij in.” Been is nochtans geen slechte student, maar plezier maken en voetballen is leuker. Op het Mijnsherenplein, waar hij geregeld voetbalt met Henk Duut, loopt hij ook Frenk Schinkels tegen het lijf. Op school wordt Schinkels zijn partner in crime, kattenkwaad uithalen is de rode draad doorheen hun jonge leven. “Mijn ouders en de toenmalige jeugdvoorzitter, Aad van der Laan, moesten geregeld op school komen omdat ik weer iets had uitgevreten. Zo heb ik ooit het lokaal van de Franse les met een brandslang onder water gezet.” De jeugdverantwoordelijken weten hoe ze Been kunnen raken: niet trainen of niet meereizen naar een buitenlandse toernooi, een van de hoogtepunten van het voetbalseizoen. Ook voor zijn ouders, die het ploegje steevast met hun vouwcaravan achterna reizen. Been, over zijn gedrag toen: “Door al dat kattenkwaad ben ik een jaar blijven zitten, maar ik heb toch mijn mavo-diploma ( middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, nvdr) gehaald.”

In 1981, 18 jaar jong, ontmoet hij in een Rotterdamse discotheek Astrid, 31 jaar erna is het koppel nog altijd samen. Op de website van De Trouwe Honden, het supporterscollectief van NEC, vertelt ze over die eerste ontmoeting. “Op het einde van de avond vroeg hij: ‘Ga je met me mee naar Texel?’ Ik ging er niet op in, maar een week erna spraken we weer af en sloeg de vonk definitief over. Ik weet nog goed dat hij me voor het eerst thuis kwam ophalen. Hij had zich heel netjes aangekleed omdat hij indruk wilde maken op mijn ouders. Stropdas, beige regenjas… Die dag heeft hij ook een foto van mij gejat. Hij was echt brutaal. De eerste keer dat hij bij me bleef slapen, ging mijn moeder het bed in de logeerkamer opmaken. ‘Laat dat bed nu maar, ik ga toch bij Asje liggen’, zei hij. Bij hem thuis was het anders. Tot we gingen samenwonen, sliepen we apart. Zijn ouders waren daar best streng in. Hij moest zich op het voetbal concentreren.”

De jongensdroom

De Feyenoordopleiding is top. Leo Beenhakker, Ab Fafié, Hans Kraay, Clemens Westerhof, Wim Jansen, allemaal proberen ze het voetbaltalent van de puberende Been maximaal te laten ontluiken. Hij wordt in 1982 voor het EK U18 in Finland opgeroepen, samen met de Ajacieden Stanley Menzo, Sonny Silooy, Marco van Basten en Gerald Vanenburg. Een superlichting, maar wanneer Oranje in de eerste ronde roemloos wordt uitgeschakeld, blijkt hoe mondig de 18-jarige Rotterdammer dán al is. Een aantal gevestigde Feyenoordspelers – Richard Budding, Stanley Brard, André Stafleu en André Hoekstra – noemt Been “prima gasten, maar ze kunnen niet voetballen”, hij begrijpt niet waarom Ruud Gullit naar De Kuip komt – “ze hebben míj toch?” – en Peter Houtman heeft bij Feyenoord “nog nooit wat gepresteerd”. In Rotterdam krijgt hij de bijnaam Pietje Bell, naar het hoofdpersonage uit de boekenreeks van Chris van Abkoude. Een jongetje met een hart van goud, die de mensen aan het lachen probeert te krijgen, maar met wie het altijd fout loopt.

Het jaar erna, in 1983, scoort Been op het WK U20 in Mexico tegen Brazilië (1-1), de band met coach Kees Rijvers is intens en warm, het wederzijds respect groot. Wanneer een Amerikaanse journalist aan Rijvers vraagt of hij zelf ook heeft gevoetbald, antwoordt die dat hij na de Wereldoorlog in het Nederlandse elftal heeft gespeeld. In de zaal steekt Mario Been, als ’toevallige’ aanwezige, zijn hand op en vraagt: “Na de Eerste of de Tweede Wereldoorlog?” Rijvers kan erom lachen.

Been heeft het moeilijk om in De Kuip een basisplaats te veroveren. Een typische nummer tien, die geregeld zijn doelpuntje meepikt. Knappe steekpass en een goede dribbel, dat ook, maar niet van de snelste, fysiek niet sterk en een speler die matig mee verdedigt. In de aanloop naar het seizoen 1983/84 lijkt hij toch op weg om titularis te worden, tot Johan Cruijff in Rotterdam neerstrijkt. Been begrijpt niet waarom zijn club voor een 36-jarige Ajacied kiest. “Tot mijnheer op training even liet zien wat hij nog kon.” Onder impuls van Cruijff pakt Feyenoord de dubbel, het genie van Betondorp laat zich geregeld wisselen voor Been. “Hij had een zwak voor mij. Als mens is hij me enorm meegevallen, alleen dacht hij alles te weten.”

Er volgt een Pietje Bellmoment. Op training verzint de Rotterdammer, samen met reservedoelman Peter Brunnings, een woord en vraagt aan Cruijff wat het betekent. “Hij kon het natuurlijk prima uitleggen, alleen bestond het woord helemaal niet.” Cruijff wordt zijn mentor. “Een jaar met Johan is evenveel waard als vijf seizoenen met een ander.”

Nog een anekdote. Cruijff krijgt na de corner de bal op de borst en jaagt die huizenhoog over het doel. “Knappe bal, Johan”, roept de 18-jarige Been. Na afloop legt het nummer 14 hem uit dat iedereen voor de bal stond en dat balverlies dodelijk zou zijn geweest, want de weg naar het Ajaxdoel lag helemaal open. “Dát was Johan, ongelofelijk veel van geleerd.”

Ook Willem van Hanegem, assistent-trainer, heeft een boontje voor Been. Ze rijden geregeld samen naar huis, via relaties van De Kromme mag Been in de Adidasfabriek nieuwe voetbalschoenen ophalen, maar het Feyenoordboegbeeld blijkt een strenge leermeester. “Op het veld heeft hij nooit iets positiefs over mij gezegd. Wanneer hij opsomde wat ik allemaal verkeerd had gedaan, liep ik soms huilend van het veld.” Maar Been doorprikt Van Hanegems gedrag: hij moet zich pas zorgen maken als Willem níéts meer zegt.

Eindelijk basisspeler

Wanneer Cruijff in 1984 een punt achter zijn carrière zet, wordt Been eindelijk titularis. En hoe: 18 doelpunten in 32 competitieduels. Een jongensdroom komt uit. Hij herinnert zich dat hij jaren ervoor als klein jochie met zijn ouders aan De Kuip passeerde en steeds weer dacht: ‘Hier zullen de mensen ooit voor mij op de banken staan.’ Het Legioen stáát op de banken. Vier seizoenen zelfs, tot hij in 1988 een knieblessure oploopt en botst met Rinus Israël, de trainer die vindt dat Been niet genoeg voor zijn sport leeft. Hij laat al eens een training passeren, is te gemakzuchtig. Lang na zijn carrière zal Been IJzeren Rinus gelijk geven. Misschien, reflecteert hij, heeft hij daarom slechts één interland gespeeld: op 14 november 1984 in Oostenrijk, als invaller. “En we verloren nog met 1-0 ook.”

Nochtans blijkt Been een begenadigd voetballertje. In 1984 wordt hij tot Talent van het Jaar uitgeroepen, voor Gerald Vanenburg en Marco van Basten. De conclusie? “Zij hebben het toch beter gedaan dan ik. Ze waren ook wat slimmer. Op een gala stond ik bijvoorbeeld met een biertje in mijn hand en Vanenburg met een jus d’orange. Maar achter zijn rug had hij een glas wijn.” Ook in de media toont hij zich een onvervalste flapuit. “Als ik die interviews nog eens lees, denk ik: ‘Mario, wat ben je soms toch ontzettend dom geweest door zulke dingen te roepen.'”

Hij móét weg uit Rotterdam, beseft Been, die zelf een videoband samenstelt van zijn beste acties en mooiste doelpunten en vervolgens makelaars op pad stuurt. Pisa is in 1988 bereid om een half miljoen euro neer te tellen. De steenrijke voorzitter Romeo Anconetani zakt af naar De Kuip en wil de Rotterdammer het liefst van al meteen meenemen. “Ik kreeg meteen twee zoenen.” Zijn manager, Hans Kraay, lacht. “Die man valt op jou, ik ga het dubbele aan salaris vragen.” De voorzitter hapt toe, Been tekent een contract voor drie seizoenen.

Op een regionale tv-zender laten ze de indrukwekkende videocompilatie zien, op de luchthaven wordt hij als De Verlosser onthaald. De voorzitter stuurt hem naar een peperdure boetiek, waar hij naar hartenlust kledij mag uitkiezen, een gebruik dat zich voor elke wedstrijd zal herhalen. “Anconetani dacht dan dat we de volgende dag extra ons best zouden doen. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Als we verloren, dan moesten we direct de bus in en op trainingskamp voor het volgende duel.”

Óp het veld loopt het minder, want op het einde van het seizoen degradeert de Toscaanse club naar de Serie B. En toch: Been kan er enkele mooie passages in zijn herdenkingsboek schrijven. Zijn doelpunt vanop bijna zestig meter tegen Messina staat nog altijd op zijn netvlies gebrand, net zoals de ontvangst na het 0-0-gelijkspel op bezoek bij AC Milan, toen bijna 15.000 tifosi hun ‘helden’ op het plaatselijke vliegveldje verwelkomden. En met zijn vrouw Astrid viert hij de geboorte van zijn eerste kind. Gianluca wordt geboren wanneer Been op de terugweg is van een uitwedstrijd in Sicilië.

Terug naar Nederland

In Beens tweede seizoen in Italië promoveert Pisa opnieuw naar de Serie A, maar wanneer hij het seizoen erna een blessure oploopt, amper aan spelen toekomt en na de komst van de Argentijn José Antonio Chamot zelfs buitenlander op overschot wordt, keert hij in 1991 terug naar Nederland. Het wordt géén voltreffer. Nol Hendriks, de geldschieter van Roda JC, kondigt de komst van Been met veel poeha aan, maar al snel wordt de Rotterdammer als Hendriks’ miskoop bestempeld. Ook coach Adrie Koster krijgt Been – niet helemaal fit – niet aan het voetballen.

René van der Gijp, ex-speler van onder andere Sporting Lokeren en PSV, loodst Been naar Heerenveen, toen een meelopertje in de Eerste Divisie, de Nederlandse tweede klasse. ” Gijpie heeft er alles aan gedaan om mij naar Heerenveen te krijgen. Tijdens de onderhandelingen in een hotel trad hij zelfs op als ober en elke keer als hij iets serveerde, vroeg hij: ‘Is het nou al rond?'” Sportief loopt het iets beter in Friesland, maar wanneer de club er op het einde van het seizoen niet in slaagt te promoveren en zijn salaris te zwaar op de begroting drukt, verkast Been opnieuw naar het buitenland. Na een proeftraining kan hij aan de slag bij Wacker Innsbruck (“Ik gaf een paar geslaagde voorzetjes en kreeg meteen een prima contract voor twee jaar”), trainer Branko Elsner denkt dat hij een diepgaande middenvelder in huis heeft gehaald. “Als ik een ding niet was, dan was dát het wel.” Zijn hoogtepunt in Oostenrijk? Een huis met schitterend uitzicht op de stad. “Als het had gesneeuwd, dan kon ik niet naar beneden. Daardoor heb ik heel wat trainingen moeten afzeggen.”

Er is helemaal niets te beleven, is de conclusie, waarna het gezin naar Nederland terugkeert en de 29-jarige middenvelder in 1993 een contract bij Excelsior tekent. Zijn gevoel voor humor is wel nog intact. Wanneer de club uit de Eerste Divisie, die amper geldschieters heeft, op zoek is naar een locatie voor een feestavond voor de sponsors, merkt hij laconiek op: “Zou een telefooncel niks wezen?” En toch: de kapitein – intussen vader geworden van een dochter Jamie – breit op Woudestein een mooi einde aan zijn carrière.

In 1995, na een nieuwe blessure, valt het doek: Mario Been wordt medisch afgekeurd. Hij kan beginnen als trainer van enkele jeugdploegjes van Excelsior, de volgende jaren zal hij beetje per beetje komaf maken met zijn rebelse imago. “Ik ben als persoon niet veranderd, maar ik heb met het imago van Pietje Bell afgerekend. Ik maak nog steeds een dolletje, hou van een kwinkslag, maar de inhoud gaat altijd over voetbal.” Zijn spelersverleden zal hem nooit meer loslaten. “Ik heb nooit het maximum uit mijn carrière gehaald. Daarom hou ik spelers elke dag voor: zoek je top op. Het is een vorm van zelfspot naar mijn carrière. Gemakzuchtig, snel tevreden. Dat probeer ik nu te voorkomen bij mijn spelers.”

Met dank aan Voetbal International

Bekijk een filmpje van Mario Been bij Pisa op www.sportmagazine.be

DOOR CHRIS TETAERT

“Een jaar met Cruijff is evenveel waard als vijf seizoenen met een ander.” Mario Been

In 1984 wordt Been tot Talent van het Jaar uitgeroepen, voor Gerald Vanenburg en Marco van Basten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content