Zijn verdriet is zo breed en zo diep als de Wolga : Cédric Roussel, de eerste Belgische speler in de Russische competitie, voelt zich rotslecht. Een bericht uit het Tataarse Kazan.

Op zaterdag 25 september, om 16.31 uur precies, maakt Cédric Roussel zijn eerste doelpunt in de Russische competitie en draait zich voldaan naar zijn trainer, Kurban Berdyev. Een bedrieglijk beeld ! Want neen, Roussel is niet gelukkig bij de Tataren. En neen, hij schiet niet op met de trainer-die-nooit-lacht. Kortom neen, hij voelt zich niet thuis bij zijn nieuwe club, FC Rubin Kazan.

Een tegendoelpunt van Dynamo Moskou in de toegevoegde tijd – de wedstrijd eindigt op 2-2 – en een douche later is Cédric Roussel weer met beide voeten op de grond beland. De eerste reden voor zijn ontevredenheid : bij een ruw duel is hij de halsketting verloren die zijn moeder hem gegeven heeft voor zijn 25e verjaardag. En voorts stemt het niveau van zijn ploeg hem tot allesbehalve vrolijkheid. “Sinds het begin van het Russische kampioenschap slikte Kazan 26 tegendoelpunten. En luister nu goed : 19 daarvan kwamen er op een stilstaande fase ! In tactisch opzicht is deze ploeg een warboel. Lamentabel. Het is, bijvoorbeeld, uitgesloten om met dit team de buitenspelval te hanteren. Een beetje een verstandige aanvaller wandelt er fluitend doorheen. Idem voor de manier waarop we verdedigen bij hoekschoppen en vrije schoppen. Er werd niets ingestudeerd, het is de totale improvisatie.”

De trainer heeft er kennelijk zelf geen goed oog meer in. Roussel zucht : “We waren amper in de kleedkamer teruggekeerd of hij zei dat we nu echt wel met één voet in de tweede klasse stonden. Qua psychologische aanpak een voorbeeld van hoe het niet moet.”

Wat komt Cédric Roussel in ’s hemelsnaam doen in dit godvergeten gat, diep in Rusland. Hij draait zelf niet rond de pot : veel geld verdienen. Hij strijkt bij Rubin Kazan een salaris op dat, naar Belgische normen, de vergelijking met dat van pakweg Nenad Jestrovic bij Anderlecht kan doorstaan. En dan ? Sois riche et tais-toi ? – Wees rijk en zwijg ? Het is gemakkelijker gezegd dan gedaan, beseft Roussel. Rotslecht voelt hij zich hier.

In augustus tekende hij bij FC Rubin Kazan een contract voor drie jaar. Hij wist toen dat hij niet eens dat contract helemaal tot het einde hoefde te vervullen om ‘binnen’ te zijn voor de rest van zijn dagen. Toen leek het een kwestie van even – hoewel, hoe even duurt drie jaar ? – doorbijten.

Misschien had hij beter moeten weten. Zodra Roussel zijn familie en zijn geboortedorp Bray (in de streek van Binche) verlaat, krijgt hij last van sombere gevoelens en gedachten. Een slechte ervaring in Engeland had hem wijzer kunnen maken. Roussel sukkelde toen in een zware depressie. In zo’n zwart gat zal hij niet meer vallen, zweert hij, daar ver in Rusland. Best nog wat afwachten toch.

In het weekend van de wedstrijd tegen Dynamo Moskou (één van de acht clubs uit de hoofdstad in de Russische eerste klasse) kreeg Roussel in Kazan het bezoek van zijn manager. Er werd onderhandeld over een vervroegd vertrek. De Tataarse club heeft 1,5 miljoen euro betaald om Roussel weg te plukken bij Racing Genk maar verklaarde zich bereid om naar een oplossing te zoeken. Voor 1 miljoen euro wil Kazan de Belg wel lossen. Ook een verhuur behoort tot de mogelijkheden.

In afwachting van misschien betere perspectieven vecht Roussel tegen het heimwee. “Toen we tegen Spartak speelden, heb ik in Moskou het Rode Plein bezocht. Fantastisch. Ik heb meteen mijn gsm genomen en mijn vriendin opgebeld : Hier zou ik direct voor drie jaar tekenen zonder me ook maar één vraag te stellen. Moskou, dat is nog Europa, hé. Dat voel je. Maar Kazan, dat is het platteland. Het is alsof in Rusland de beschaving ophoudt zodra je de hoofdstad verlaat.” Deze gedachte klemt Roussel in het achterhoofd : eerst FC Rubin in de eerste klasse helpen te blijven en zich daarbij in de gratie van een club uit Moskou voetballen.

Enkele uren na de match neemt Roussel ons mee naar zijn woonst in Kazan. Een voet verkeerd zetten is in dit provincienest een levensgevaarlijke onderneming. Meer blauw op straat lijkt er geen loze kreet. De straten zijn vergeven van de politie en de agenten zijn tot de tanden gewapend. Laatst werden twee mensen vermoord in het centrum van de stad, vandaar. Een afrekening van de maffia.

“Overal zie je hier flikken”, vertelt Roussel. “Ze zijn bekwaam om uit de bomen te springen, net als je er met je wagen voorbijrijdt.” Hij had een akkefietje met de lokale ordehandhavers. “Ik heb me uit de slag kunnen trekken. Ik zei tegen die agenten : Francuski, Rubin Kazan. Tja, Frans spraken zij natuurlijk niet. En blijkbaar waren het voetballiefhebbers, ze lieten me gaan.”

Geliefd bij de club weet hij zich al evenmin. Hoezo, binnengehaald als een held ? “Integendeel. Ik heb vernomen dat de Russische spelers van de ploeg van mijn komst hebben geprofiteerd om hetzelfde loon als ik te verdienen. Ze redeneerden : dezelfde job voor hetzelfde geld. Natuurlijk werd ik geviseerd. Iedereen weet wat ik hier verdien. De club doet geen enkele inspanning om een zekere financiële intimiteit te bewaren. We worden hier cash betaald. We moeten dan in een rij aanschuiven voor een bureau – zoals in een bank, ja – en dan telt de bediende van de club hardop het geld en steekt het in een zak. Soms worden we vlak voor een training uitbetaald. Of terwijl we op afzondering zijn. Dan is het zaak om je geld goed te verstoppen in je kleedkamerkast of op je kamer, of een ploegmaat is ermee aan de haal. Ongelooflijk hoeveel afgunst er hier heerst.”

Hij geeft een voorbeeld. “Ik was twee weken out met een rugblessure. Mijn ploegmaats slingerden me in het gezicht dat ik een komediant was. Ze verweten me dat ik een fortuin kwam opstrijken en ondertussen deed alsof ik niet kon trainen. Ik heb hen moeten uitleggen dat ik hen altijd de röntgenopnamen van mijn rug wilde tonen. Hoewel het niet zeker is dat ze me dan zouden geloven. Zelfs de dokters gingen ervan uit dat ik naar hier was gekomen om met zo weinig mogelijk inspanningen zo veel mogelijk te verdienen.”

De relatie met zijn ploegmaats is catastrofaal, erkent Roussel. “Maar ja, wat loopt hier dan ook allemaal rond. Het aantal nationaliteiten bij deze ploeg, dat moet een record zijn. Rusland, Tsjechië, Gambia (met Ebou Sillah, vroeger bij Club Brugge), België, Marokko, Oekraïne, Letland, Uruguay, Argentinië, Zuid-Afrika, Brazilië : de halve wereld is hier vertegenwoordigd. De Russen onder elkaar komen al niet overeen. Je kunt je wel voorstellen hoe ze denken over al die buitenlanders die hier honderd keer meer komen verdienen dan zij. Ik hoef geen Russisch te verstaan om te weten wanneer ze over mij aan het praten zijn en wat ze dan zoal zeggen. Als ik op training toekom, staan de Russen me uit te lachen. Jaloezie is een nationale kwaal in Rusland. Ze verwijten me dat ik altijd goed gekleed ben. Ze denken toch niet dat ik er zoals zij smerig bij ga lopen om ze plezier te doen ! Al geef ik toe dat ik ’s morgens toch een beetje uitkijk wat ik aantrek om ze niet nog meer te choqueren. De eerste keer dat ze me gel in mijn haar zagen doen, trokken ze ogen als theeschoteltjes. Dat hadden ze nog nooit gezien. Hetzelfde verhaal in de stad, hoor. De weinige Europeanen die er zijn, worden daar aangegaapt alsof ze van Mars komen. Nu ja, het is natuurlijk ook ergens intriest. Al die mensen die nog nooit buiten Rusland zijn geweest, of zelfs buiten de stad. De troosteloze armoede die je hier ziet. Dat viel me dadelijk op. Mensen die rondsnuffelen in vuilnisbakken om nog iets eetbaars te vinden. Veel dronkaards ook. ’s Morgens waggelen ze al door de straten met een fles bier in de hand.”

Maar dat is toch allemaal niet zijn schuld, argumenteert Roussel. En is dat dan een reden om buitengesloten te worden door de eigen ploegmaats ? Laatst trouwde de kapitein van de ploeg. Hij nodigde de hele spelerskern uit, behalve Roussel. “Alle spelers ontvingen een zeer officiële uitnodiging. Tegen mij zei de tolk van de club : Als je wil, als je niets anders te doen hebt, mag je wel eens langs komen. Ik had de boodschap wel begrepen, ik ben thuisgebleven.”

Trainer Kurban Berdyev komt uit Turkmenistan en is een praktiserende moslim. Cédric Roussel : “Hij trekt twee keer per dag naar de moskee en past de uren van de trainingen aan de timing van zijn gebeden aan. En hij verplicht ons om ook te bidden. Meestal doe ik maar alsof. Op een dag had hij gezien dat ik eigenlijk niet meebad. Toen werd ik uitgekafferd dat het niet mooi meer was.”

Want : discipline is geen ijdel begrip bij Berdyev. “Wie op afzondering durft te fluiten of te zingen, krijgt gelijk de wind van voren”, vertelt Roussel. “Schelden is hier blijkbaar een manier van leven. Als de trainer het trainingsveld opstapt, kun je een speld horen vallen. Het lijkt wel de paus. Hij stelt zich dan in de middencirkel op zonder tegen iemand goedendag te zeggen. Dan draagt hij een pet, zodat je zijn ogen niet kan zien. Alle spelers hebben schrik van hem. Af en toe komt een buitenlandse speler in opstand, maar die wordt keihard aangepakt. De Russen zelf zeggen niets. Je ziet dat die mensen hier gewoon zijn bevelen uit te voeren en de hiërarchie te respecteren.”

Zelf kreeg Roussel het op een moment ook op zijn heupen. Hij was het beu om te moeten blijven wachten op een wagen van de club en op vliegtuigtickets die men hem beloofd had, en dus ging hij de voorzitter zeggen dat hij weigerde te trainen. De gemoederen raakten verhit, de voorzitter dreigde met een boete van 5000 euro, Roussel gooide een stoel om en smeet de deur achter zich dicht. Een paar minuten later stond hij in de ploeg van invallers, die een oefenpotje tegen het A-team moesten spelen. “Ik had de bal kunnen opeten. De reserven wonnen met 3-0, ik maakte alledrie de goals. Alle frustratie heb ik er toen uitgegooid.” Intussen zijn alle praktische problemen geregeld. Roussel verplaatst zich tegenwoordig met de jeep van de voorzitter, de voorzitter neemt een taxi.

Hoe lang houdt hij dit nog vol, vraagt Roussel zich af. “Hier een contract tekenen was een grote vergissing. Als het moet, zal ik dat contract uit doen. Maar ik denk dat ik een andere club en een ander levenskader verdien. Bij momenten voel ik me zo gedeprimeerd dat het hele voetbal de pot op kan en dat ik de mensen benijd die ’s morgens naar kantoor vertrekken. Ik heb hier al meerdere keren gejankt, alleen op mijn kamertje. Tijdens de vele en langdurige afzonderingen heb ik slechts drie vrienden : mijn computer, mijn tv en mijn boek met kruiswoordraadsels. Ik heb er al aan gedacht om gewoon mijn contract te verbreken en op te stappen. Ik was kwaad op iedereen die me naar hier heer heeft gebracht. Mijn advocaat en mijn manager hebben me gelukkig tot andere gedachten gebracht : van een contractbreuk zou ik mijn leven lang spijt hebben.”

Hij staat op een kruispunt in zijn carrière, beseft hij. “De volgende stap moet de goede zijn. Ik ben 26 jaar, ik heb ook niet het eeuwige leven voor mij. Trouwens, als ik 32 jaar ben, stop ik met voetballen en dan stort ik me in vastgoed. Ik denk dat ze me dan zelfs niet meer moeten praten over een baan in het profvoetbal. Ik geloof dat ik het dan wel allemaal gezien zal hebben : een kleine en een topclub in België, het Engelse en het Russische voetbal, de nationale ploeg. Dat lijkt me te volstaan.”

door Pierre Danvoye

‘Schelden lijkt hier wel een manier van leven.’

‘Ik heb hier drie vrienden : mijn computer, mijn tv en mijn boek met kruiswoordraadsels.’

‘De trainer die het veld opstapt, dat is precies de paus die aankomt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content