Als een blindemansworp met drie dartspijltjes en een wereldbol, zo willekeurig oogt het parcours van Abou ‘Boban’ Oumarou. Geboren in Kameroen, gehard in Servië en tussendoor made in China. Nu nog het Waasland veroveren.

Hoe schonk Zvonimir Boban, ooit een fijnbesnaarde middenvelder bij AC Milan, zijn naam aan een Kameroense straatjongen? En hoe belandde diezelfde straatjongen bij een Chinese tweedeklasser om enkele jaren later vloeiend Servo-Kroatisch te spreken? ‘Abou Boban’ Oumarou over de kronkels van het wereldvoetbal, die hem deze zomer naar Waasland-Beveren brachten.

Achter in de taxi

“Ik kom uit de havenstad Douala, de economische hoofdstad van Kameroen. De meeste mensen zijn er katholiek, maar ik woonde met mijn moeder en mijn oudere broer in Makéa, een kleine moslimwijk. Mijn ouders zijn uit elkaar gegaan terwijl mijn moeder nog zwanger was van mij. Overdag zijn er in Makéa overal marktjes met vooral kleren en Afrikaanse mode, ’s avonds daalt de rust neer en is het er aangenaam kalm. Mijn leven stond al vroeg in het teken van voetbal. Overdag ging ik naar school, ’s avonds had ik training in een centre de formation. Woensdagnamiddag en in de vakanties doorkruisten we de stad op zoek naar toernooitjes. Eigenlijk mocht dat niet van de clubs, maar we waren jong en naïef. Heel Douala heb ik zo ontdekt, achter in de taxi, op weg naar weer een partijtje. Het hoogtepunt van elk jaar was het stadstoernooi. Alle wijken namen daaraan deel en brachten een grote groep supporters op de been om naar het stadion te trekken. Op een gegeven moment zochten we met Makéa nieuwe shirtjes en wilden we eens iets anders dan Nike of Real Madrid. Toen is ons oog gevallen op de geblokte truitjes van het grote Kroatië van de jaren negentig. Ik kreeg als dribbelaar de 10 van Boban. Aangezien we toen potten braken, is die naam altijd blijven hangen. Heel Makéa kent me intussen als Boban. De meesten kennen er mijn echte naam zelfs niet meer.” (lacht)

Slangen en honden

“De voorzitter van het opleidingscentrum had goede contacten met Chinese scouts. Op een dag meldde hij me dat ik naar een ploeg uit de Chinese tweede klasse kon. Ik heb erover gepraat met mijn familie en uiteindelijk voor het avontuur gekozen. Ik kwam terecht in Yanbian, helemaal in het noorden van het land en vlak aan de Noord-Koreaanse grens. Het begin was heel zwaar. De Chinezen zijn een heel gesloten volk en zolang je de taal niet spreekt, raak je er niet tussen. Dus zat ik heel vaak de tijd te verdrijven in een cybercafé. Mijn grote geluk was dat er met Zola Kiniambi ookeen Congolees zat die al jarenlang in China speelde. Hij leerde me mondjesmaat Chinees en zijn vrouw zorgde ervoor dat ik geregeld goed at. Want dat bleek een groot probleem in China: ik mag van mijn geloof geen varkensvlees eten, maar daar draaien ze ook slangen en honden in hun eten. In China is het soms beter dat je niet weet wat je eet, dacht ik dan. Sportief liep het wel vlot en het tweede jaar mocht ik naar de eersteklasser Changsha Ginde. Op een bepaald moment stond in de kranten dat ik een Chinees paspoort wilde verwerven. Blijkbaar was er een plan om me op te nemen in de Chinese selectie voor de Olympische Spelen in Peking. Zelf viel ik volledig uit de lucht. Mijn hart klopt alleen voor Kameroen en dat heb ik ook zo uitgelegd. Ondertussen vond ik het tijd om te vertrekken uit China. De meeste Afrikanen belanden pas in China als ze al op hun retour zijn, ik was jong en aan iets groters toe. Ik had twee keer een Servische coach gehad, zo kenden ze me daar al. En dus belandde ik in Servië.”

Van het veld gestapt

Oumarou speelt ruim een half jaar bij topclub Rode Ster Belgrado. Als hij terugkeert uit vakantie, staan de zaken plots anders. De coach die hem haalde, is weg en de club wil zijn contract aanpassen. Stadsgenoot OFK Belgrado gooit Oumarou een reddingsboei. Daarna verkast de Kameroener naar FK Vojvodina, waar hij drie jaar zal blijven. De club uit het noordelijke Novi Sad tracht de hegemonie van Partizan en Rode Ster Belgrado te breken, maar eindigt drie jaar op rij als derde. “Vojvodina is een mooie club, maar in Servië gaat alle aandacht naar de hoofdstad. De bekerfinale van 2011 tegen Partizan was het meest flagrante voorbeeld. De hele wedstrijd lang werd alles tegen ons gefloten. Een onbestaande strafschop tegen, een geldig doelpunt afgekeurd… Tegen twaalf man kan je niet winnen. Na zeventig minuten is onze ploeg van het veld gestapt, ik ben ook maar gevolgd. De ploegen uit Belgrado worden constant bevoordeeld, dat is er een groot probleem. Soms waren onze spelers al kwaad in de kleedkamer omdat ze wisten wie er zou fluiten.” Oumarou werd bij Vojvodina drie jaar op rij verkozen tot beste speler en haalde vorig jaar het team van het jaar in de SuperLiga. Op een filmpje is te zien hoe hij de pers te woord staat in het Servo-Kroatisch. Oumarou: “Ik heb me goed aangepast en de taal geleerd. De mensen daar hielden ook van me en blijven me nu nog volgen. Toch wilde ik er weg, omdat je in West-Europa meer aandacht krijgt van de nationale ploeg. In Servië voelde ik me soms wat vergeten. Eigenlijk had Anderlecht mijn nieuwe club moeten worden, maar daar wil ik het nu niet meer over hebben. Ik ben blij dat ik bij Waasland-Beveren zit.”

Ontembare Leeuwen

Een jaar geleden kreeg Oumarou eindelijk zijn kans bij de Ontembare Leeuwen. “Een fantastisch gevoel. Als nieuweling moet je je bewijzen door een nummer te zingen of te dansen. De ontvangst was fantastisch, maar de match zelf was moeilijk. Ik viel laat in tegen Kaapverdië, we stonden al 0-2 achter en het veld lag er niet zo goed bij. Na mijn interland ben ik teruggegaan naar mijn wijk Makéa, waar al mijn jeugdvrienden op mij wachtten. De ster van Makéa zijn, het was een droom die uitkwam. Het WK kan nog met Kameroen. We spelen in oktober de barrages tegen Tunesië, maar Samuel Eto’o heeft intussen afgehaakt en zonder hem wordt het heel zwaar. Voorlopig zit ik bij de selectie, maar of dat zo zal blijven, hangt ook af van hoe snel ik me hier kan aanpassen. Ik praat al Frans, Engels, Chinees, Servo-Kroatisch, Portugees en Haoussa (een Afrikaanse taal, nvdr), nu leer ik mijn eerste woordjes Nederlands. Voor mij begint integratie bij de koffiedame op de club. Als je met haar een praatje kan slaan, ben je vertrokken. Zelfs helemaal in het begin in China heb ik mezelf altijd ingeprent: het is jouw keuze en je moet nu doorgaan tot het einde. Ik weet niet wat mij nog te wachten staat, maar ik ben alleszins nergens meer bang voor.”

DOOR JENS D’HONDT

“In China is het soms beter dat je niet weet wat je eet.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content