Na 1954, 1974 en 1990 is Duitsland opnieuw wereldkampioen. Het beleefde een zomer die deed denken aan die van 2006, nu met een betere afloop, al hing die zondag een tijdje aan een zijden draadje.

Bondscoaches slapen weinig. Toch op een toernooi. Franz Beckenbauer (wereldkampioen in 1974 en 1990) analyseerde op toernooien elke dag tot één à twee uur ’s nachts beelden en rapporten. Elke nacht. Alleen de nacht voor de finale sliep hij naar eigen zeggen gerust en wat vroeger in. Dan was alle werk toch gedaan.

Carlos Bilardo bakte het nog bruiner. De bondscoach van Argentinië in ’86 (winst) en ’90 (verlies in de finale) analyseerde tot drie à vier uur ’s nachts samen met Diego Maradona tactiek en tegenstander. Geen van beiden kon vroeger de slaap vatten.

Ook Joachim Löw had hier zijn ritueel. De bondscoach van de Duitsers is een ochtendmens. Elke ochtend, om halfzeven, trok hij naar het strand. Daar jogde hij wat, of wandelde hij, afhankelijk van de gemoedstoestand en de fysieke behoefte van het moment. Niet lang, een halfuurtje. Daarna stond hij ter beschikking van het team.

Een deel(tje) van het geheim achter het Duitse succes – de vrucht van tien jaar werk, geen vijf weken – lag bij de ontspannen rust van Camp Bahia. Daar sloegen de Duitsers hun tenten op, aan de rand van het strand. Weg van de drukte van São Paulo, geïsoleerd is zelfs een betere omschrijving. Geen vliegtuig in de directe buurt, een nieuw hotel op een eilandje, alleen met de boot bereikbaar. Een verblijf in bungalows. De familie mocht er ook bij en tussendoor de mannen bezoeken. Mannen die samen een huisje deelden. MesutÖzil, Sami Khedira, Jérôme Boateng, PerMertesacker, Lucas Podolski en Ron-RobertZieler (reservedoelman) samen in één gebouw. Knus. Buitenstaanders kwamen hen vaak op dooie momenten tegen op het strand, hand in hand met de vriendin, wandelend met de ouders.

Maar vergis u niet: in Camp Bahia werd hard gewerkt. In de hitte, die bewust werd opgezocht. Duitsland speelde zijn drie groepswedstrijden in het noorden, onder een loden zon. Daarom werd getraind in even warme temperaturen, om het lichaam eraan te laten wennen. Heel even leek dat nefast, toen de Algerijnse muur in de achtste finales amper gesloopt kon worden. Uiteindelijk bleek de fysieke conditie naar het einde van het toernooi uitstekend.

Veel overleg was er in Camp Bahia ook tussen Joachim Löw en analist Urs Siegenthaler. Dit is een WK waarop we werden gebombardeerd met statistische gegevens. De Duitsers gingen daarin nog een eind verder. Niet alleen wedstrijden werden gefilmd, ook trainingen. SAP Match Insights heet de tool die vervolgens de beelden analyseerde. Tien minuten training leverden zeven miljoen (!) gegevens op. Die werden allemaal door de computer gejaagd en via een speciale app bij trainer en spelers gebracht. Allemaal kleine percentages winst, ook bij het bestuderen van de tegenstander. Niks werd aan het toeval overgelaten.

Angsthazenvoetbal

Maar wetenschap is één, feeling om de juiste toon te vinden bij de gesprekken met de voetballers is nog wat anders.

En beeldvorming is nóg wat anders. Joachim Löw had op dat vlak een serieuze tegenstander. Löw werkt al sinds 2004 bij de DFB, eerst als assistent van Jürgen Klinsmann, die hij ontmoette op de trainerscursus, later als hoofdcoach. Beiden schreven ze in 2006 een mooi zomersprookje. Er bestaat zelfs een documentaire over, van het kamp in Sardinië tot de troostingsfinale tegen Portugal. Een beetje geïnspireerd op, maar tegelijk contrasterend mét het gedicht van Heinrich Heine: Germany. A winter’s tale. Heine is er eentje uit de romantische school, vol tragiek. Het sprookje van Löw en Klinsmann eindigde ook tragisch, een gemiste finale, maar zat tegelijk vol hoop en vreugde. De Duitsers brachten in eigen land aanvallend voetbal, vol spektakel. Het publiek was er gek op, het land stond op zijn kop.

De vlaggetjes op auto’s, het Fan Fest (Duitse naam), de vlaggen aan ramen en gebouwen,… Alles wat we nu om de vier jaar zien terugkeren, is een erfenis uit die periode. Onder Rudi Völler was het Duitse voetbal nog cliché: saai, laufstark, kämpferisch. Met een ouderwetse tien. En mandekking!

Dat het ook anders kon, had Löw in Zwitserland gezien, bij Winterthur, waar hij de jeugd coachte. En later in Oostenrijk en Turkije. Met die bagage trok hij naar Klinsmann, zelf gevormd in Duitsland, Italië en in zijn nadagen in Engeland. Een open mind, niet voor niets ziet Klinsi zichzelf als een halve Amerikaan. Geen starre Duitser.

Na 2006 vloog Löw op eigen vleugels. Met succes, niet met dezelfde ploeg. Die van 2006 was niet die van 2010. Want inmiddels was een gouden generatie opgedoken, eentje die in 2009 Europees kampioen werd. In de nadagen van het debacle van 2004 (vroeg eruit op het EK in Portugal) en ook wel een beetje van 2002 (saai toernooi, wél de finale) werd het jeugdvoetbal hertekend. Andere opleiding, andere accenten. Bovendien was er meer inbreng van de migrantenzonen, tweede generatie. Jongeren die, zelfbewust en technisch sterk, het Duitse volkslied niet meer uit volle borst meezongen zoals Völler, Oliver Kahn of Andreas Brehme, maar die andere talenten hadden. En voor hun nieuwe vaderland kampten. De Özils, Khedira’s en andere Boatengs. Van het EK in de zomer van 2009 gingen ze rechtstreeks naar het WK in Zuid-Afrika. En daar gingen ze op hun bek in de halve eindstrijd tegen Spanje.

Aan Löw om de laatste stap te zetten, in 2012. Dat mislukte. Vanwege tactisch falen, vond de pers: de halve finale tegen Italië werd verkeerd aangepakt. Misschien botste hij die dag gewoon op een (te) geniale Balotelli, maar het is typisch Duits: genieten kan niet, loven is moeilijk, en als het fout afloopt, moet er een zondebok zijn. De coach.

Het gevolg was dat het thema in aanloop naar dit WK plots werd: zou Löw niet beter opstappen? Ondanks de beste cijfers ooit als bondscoach, ondanks het constant bereiken van halve finales en finales. Want met Löw… ach, dat wordt nooit wat.

Wat ze hem dan exact verweten? Daar konden ze moeilijk de vinger op leggen, ontdekte Der Spiegel, die in Camp Bahia de collega’s bevroeg die het vel van Löw wilden. Hun argumenten sneden geen hout. Oordeel zelf.

“Hij draagt zijn horloge aan de verkeerde kant.”

“Hij verft zijn haar.”

“Ach, die pullovers met die V-hals altijd.”

“Die stem. Die stem past niet bij de figuur.”

“Dat espressodrinken van hem…”

“Hij kan geen beslissingen nemen.”

“Vier centrale verdedigers achterin, wie doet dat nu?”

“Hij speelt angsthazenvoetbal.”

“Hij hangt veel te veel vast aan Klose.”

“Hij stelt Klose veel te weinig op.”

“Veel te emotieloos.”

“Van ver ziet hij eruit als een legomannetje.”

“Hij speelt te veel zoals Spanje.”

“Hij voetbalt veel te weinig zoals Spanje.”

“Hij luistert te veel naar Philipp Lahm.”

“Hij schaadt de reputatie van Philipp Lahm.”

Hoe noemen ze zoiets? Uitgekeken op elkaar. Meer niet. Na tien jaar samenwerking te veel herkenbaarheid in het dagelijkse discours. Tegen dat beeld moest Löw hier vechten. Er was een te groot verlangen naar iets anders, iets nieuws. Terwijl hij dat wél bracht, alleen zag niemand het.

Dominantie

Hij startte inderdaad op dit WK met vier centrale verdedigers achterin. Zoals de Belgen. BenediktHöwedes, de linksachter, is eigenlijk een centrale verdediger. Net als Mertesacker én Boateng. En Mats Hummels was hier twee keer breekijzer van dienst, maar een maand voor het WK maakte hij al evenveel kans op een basisplaats in de Mannschaft als Daniel van Buyten bij België. In die zin hadden de critici gelijk.

Alleen: er zat een redenering achter. Duitsland heeft, net als België, een zwaktebod voorin (tenzij u de 36-jarige Klose, recordhouder doelpunten op een WK, een wereldspits vindt) en een overaanbod aan uitstekende middenvelders. En dan was MarcoReus er niet eens bij. Maar twee van zijn belangrijke centrale pionnen – BastianSchweinsteiger en Khedira – begonnen met een serieuze fysieke achterstand (blessures) aan het toernooi. Dus stelde Löw vooraf: Lahm is mijn middenvelder. Mijn zes. En dus was de consequentie: geen aanvallende rechtsachter.

Dat stelde de bondscoach, die ook zag dat het Duitse spel impulsen vanuit de verdediging miste, bij na de wedstrijd tegen Algerije. Zo bekende hij zijn eigen ongelijk, al had dat dus zijn redenen. Zodra Schweinsteiger en Khedira fit waren – al sukkelde die laatste het hele toernooi – kwam er verandering.

Löw bekende nog op een ander punt zijn ongelijk: spelhervattingen. Hij vond het ’triviaal’ om via een corner of een vrije trap wedstrijden te winnen. Twee jaar geleden, op het EK, zei zijn assistent Hans-Dieter Flick nog lachend “dat ze geen tijd hadden gevonden om daarop te trainen”. Dit keer gebeurde het wel. Met succes. Soms was het hilarisch, Müller struikelde bij een ingestudeerd nummertje tegen de VS over de bal en zijn eigen voeten, soms bracht het winst op. Hummels maakte er zo twee, telkens op pass van ToniKroos, de regisseur der spelhervattingen. Löw stelde ook hier zijn principes bij.

En het was nog op een derde punt bijsturen. De basis van de Duitse ploeg is Bayern München. Op offensief vlak steunt die ploeg op twee buitenlanders: FranckRibéry en Arjen Robben. En het is een ploeg met aan het roer een Spaanse coach, iemand die houdt van voetbal in balbezit. De architect van Barcelona, een adept van JohanCruijff.

Het voetbal dat de Mannschaft speelt, of tenminste, waar de Mannschaft naar streeft, moet het stellen zonder die geniale flitsen van Robben, Ribéry of Messi, en neigt eerder naar het spel van die andere Duitse topclub, Borussia Dormund. Verticaal voetbal, vanuit de omschakeling. Het nieuwe ‘moderne’ spel, in drie à vier passes voor doel. Of, zoals Borussiacoach JürgenKlopp, in 2011 en 2012 twee keer kampioen, het stelt: binnen de vijf seconden na het veroveren van de bal moet je komen tot een schot op doel.

Ook al houdt Löw van het Spaanse verzorgde spel, hij is qua voetbalfilosofie eerder de stijl van Klopp genegen. Hoge pressing en snel, verticaal voetbal. Geen ‘handbalvoetbal’. Breekijzers voor dat soort voetbal heeft Duitsland immers niet. Als je in balbezit drie keer breed tikt, zegt Löw, is de kans weg, want dan is de tegenstander al lang georganiseerd.

Dat allemaal synthetiseren – bepaalde premissen overboord gooien, spelers van Bayern na een seizoen Guardiola ‘deprogrammeren’, blessures beheersen en de beperkingen van het team compenseren – dat was de moeilijke zomertaak in Camp Bahia.

Het ging met vallen (Algerije) en opstaan (Ghana, Portugal), via spelhervattingen (Frankrijk) naar wervelvoetbal (Portugal, Brazilië, twee slecht georganiseerde ploegen). In de finale liep het nog ei zo na fout. Argentinië legde de beperkingen van het team bloot: kwetsbaar in de rug van een vrij hoog spelende verdediging. Niet aan de rechterkant – daar speelden Lahm en Boateng een dijk van een wedstrijd – wel op links. Net als tegen Algerije moest libero Manuel Neuer een paar keren redding brengen. Voorin werd moeilijk de opening gevonden, en bleek een breekijzer opnieuw een leemte. Özil, eindelijk centraal, was het niet. Bijna bracht een standaardsituatie weer redding, alleen kopte Höwedes op slag van rust niet binnen maar keihard op de paal. Maar uiteindelijk kreeg het volk toch zijn langverwachte prijs. En kan Löw met iets meer krediet zijn contract, dat nog tot 2016 loopt, verder uitdienen.

DOOR PETER T’KINT IN RIO DE JANEIRO – BEELDEN REUTERS

Tien minuten training leverden zeven miljoen statistieken op.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content