Nog altijd maar 22 jaar en toch is Björn Vleminckx goed op weg om de nieuwe Wesley Sonck te worden. De populaire spits van KV Mechelen blijft rustig onder alle lof: ‘Je bent maar zo goed als je laatste wedstrijd.’

Weinig topsporters zijn zo hulpvaardig als Björn Vleminckx (22). Een foto- shoot met enkele supporters blijkt geen enkel probleem: Vleminckx ver- schijnt stipt op tijd op de afspraak, verbroedert met de fans, groet hen, bedankt hen. Geen wonder dat deze jongen tot publiekslieveling uitgroeide van het warme Malinwapubliek. Ook zijn onfortuinlijke ploegmaat Kevin Geudens kan getuigen hoezeer de blonde bonk met zijn medemens inzit. Toen Geudens op de tweede speeldag op Moeskroen een ernstige beenbreuk opliep, stond Vleminckx als een van de eersten in de kleedkamer. Om er onder meer de hoogzwangere vriendin van Geudens bij te staan. Vleminckx: “Tja, ik zat geschorst in de tribune en ik wilde meteen gaan zien hoe erg het was. Bovendien hoort iemand die hoogzwanger is zich niet op te winden, daarom ben ik bij zijn vriendin gebleven tot Kevin met de ziekenwagen weggevoerd werd.” Bij Kevin Geudens kan Vleminckx nog weinig verkeerd doen. Geudens: “Achteraf was hij ook een van de eersten om te bellen en te informeren in het ziekenhuis. Hij zei: ‘Als je iets nodig hebt, bel je maar.’ Zoiets waardeer ik enorm. Björn is een goede jongen.”

Grote mond, klein hartje … zoiets. De massieve kop op de brede schouders voor me knikt instemmend. “Absoluut. Iedereen kent mij als de stoere Björn, of de Rambo, maar eigenlijk heb ik een klein hartje. Mijn vriendin, Sarah, zal dat zeker beamen, ik kruip graag dicht tegen haar aan. Voor mijn goede vrienden, familie of naaste omgeving doe ik alles. Daar mogen ze niet aan raken. Gelukkig ben ik in mijn privéleven gespaard gebleven van onheil.”

Laten we het eerst over KV Mechelen hebben. Sinds jij op de derde speeldag uit schorsing terugkeerde, draait de ploeg weer. En je verkeert merkbaar in een bloedvorm.

Björn Vleminckx: “Ik voel dat ik in een goede vorm steek, maar het kan nog altijd beter. Ik ben amper 22 jaar en moet nog veel bijleren. Ik ben wel blij dat ik verder kon gaan op mijn elan van vorig seizoen. In de heenronde scoorde ik slechts één keer, maar in de terugronde acht keer, zodat ik uiteindelijk op een fatsoenlijk totaal van negen treffers kwam. Nu zit ik aan drie goals in vijf wedstrijden, ook niet slecht. Ik wil in ieder geval meer goals maken dan vorig seizoen. Pas op, ik kan ook goede wedstrijden spelen zonder te scoren, maar als ik écht goed ben, scoor ik. Voor mij is het wel belangrijk dat mijn eerste balcontacten goed zijn, al is het een simpele kaats. Mijn ouders in de tribune weten dat ook: als mijn eerste drie baltoetsen goed zijn, ben ik vertrokken. En anders begin ik me nerveus te maken.”

Het is geen toeval dat het goed klikt met Jean-Paul Kielo Lezi, twee seizoenen geleden vormden jullie in de tweede klasse ook al een te duchten aanvalsduo.

“Hij is een beetje hetzelfde type als Aloys Nong, met wie het trouwens ook klikt. Vorig seizoen kreeg Jean-Paul weinig kansen omdat Nong zo sterk speelde, maar door diens blessure krijgt hij nu een kans. Hij heeft ze gegrepen. Het zal voor Aloys niet makkelijk zijn om zijn plek te heroveren, maar die concurrentie is enkel in het voordeel van KV Mechelen.”

En waar blijft Giuseppe Rossini?

“Een goeie speler, maar hij heeft de pech gehad dat het de eerste wedstrijden niet liep in de ploeg, waardoor hij als spits weinig bruikbare ballen kreeg. Een spits is maar zo goed als zijn aanvoer. Maar schrijf Rossini zeker niet af. Ik ben er zeker van dat ik nog een mindere periode zal meemaken, of misschien spelen we wel eens samen, waarom niet?”

Voorlopig is hij jouw doublure.

“Net als ik laat hij zijn hoofd nooit hangen en weegt hij op een verdediging. Hij is niet de speler die in de hoeken moet duiken of de acties maakt, hij moet in de zestien aanwezig zijn en als targetman fungeren. Rossini zal in Mechelen nog belangrijke goals maken. En is dat ten koste van mij: jammer, maar dan is dat een teken dat ik slecht bezig ben.”

Jij was de eerste twee speeldagen geschorst door een domme rode kaart – een wilde tackle op de helft van de tegenstander – op de laatste speeldag van vorig seizoen. Had je geen schrik dat Rossini het goed zou doen en jij zo een basisplaats kwijt zou raken?

“Schrik van concurrentie heb ik nooit. Je hebt dat zelfs nodig om scherp te blijven. Ik had wel wat krediet opgebouwd van vorig seizoen, maar je bent maar zo goed als je laatste wedstrijd. Bovendien weet je dat een nieuwe speler sowieso speelkansen krijgt om zich te bewijzen. Het was natuurlijk in mijn voordeel dat het die eerste wedstrijden niet draaide en dat we in mijn eerste wedstrijd meteen een punt pakten. Sindsdien spelen we goed. Maar ik zat echt niet met leedvermaak in de tribune tijdens mijn schorsing, integendeel, ik hoopte dat Rossini zijn doelpuntjes zou maken en Mechelen won. Ik beschouw Rossini niet als een concurrent, maar als een ploegmaat. De eendracht in deze ploeg maakt KV Mechelen juist zo sterk.”

Heb jij een verklaring voor de populariteit van KV Mechelen?

“Mechelen is een club die op sterven na dood was, maar de supporters legden zich daar niet bij neer. Bovendien een traditieclub, er komt veel volk en dan krijg je meer media-aandacht. Maar een verklaring? Geen idee. In de drie jaar dat ik hier ben, heb ik nog nooit een crisis meegemaakt. De supporters blijven altijd achter je staan: als het op het veld even minder gaat, trekken ze ons erdoor. Een echt plezier om te spelen. Ik ben ook zo’n type en vandaar wellicht mijn populariteit bij de supporters. Deze club is mij op het lijf geschreven.”

Zijn er tegenstanders die opmerkingen geven over de ambiance Achter de kazerne?

“Zeker. Mark Volders zei het vorig jaar toen er tijdens een oefenwedstrijd 7000 man stond: ‘Wat een zottekot is dat hier?'”

Kijken naar Defour en Jovanovic

Wat brengt Wouter Vrancken deze ploeg bij?

“Ervaring. Op gepaste momenten een foutje maken. Ik heb nooit graag tegen hem gespeeld en destijds hadden we meermaals woorden met elkaar. Op het veld worden wij iemand anders, daarbuiten zijn we losse jongens. Zowel Wouter als ik dagen de tegenstander graag uit: als je iemand op zijn paard kan krijgen, zorg je ervoor dat die niet meer met de wedstrijd bezig is. Ik maak graag eens een foutje of ik duw en trek geregeld, gewoon om te laten voelen dat de verdediger een zware avond tegemoet gaat. Ik moet alleen oppassen dat ik me daar zelf niet te veel in laat meeslepen, wat vroeger te vaak gebeurde. De trainer wees me daarop en ik vind dat ik daar al veel progressie in boekte. Ze mogen zeggen wat ze willen: zot zullen ze mij niet meer krijgen.”

Waar ligt volgens jou de grens van het provoceren?

“Over het privéleven moet je niet zeveren.”

Verdedigers spelen niet graag tegen jou, maar tegen welke verdediger speel jij niet graag?

Oguchi Onyewu! Die maak je nooit gek. Vorig jaar riep ik iets tegen hem en hij antwoordde heel kalm: ‘Zoals jij leg ik er elke ochtend twee tussen mijn boterham.’ Tja, dan ben ik ook wel even geïmponeerd. Zeker als je dan zijn gestalte en présence ziet. Dat probeer je te omzeilen door veel te bewegen, want vinnig is hij niet. Ik weet dat hij veel kritiek krijgt, maar voor mij is Onyewu de beste verdediger van België. In rechtstreekse duels komt hij negen op de tien als winnaar uit de strijd.”

Je bent zelf ook veel bezig met je lichaam en met fitnessen, vernamen en zíén we.

“Bij Mechelen zijn we verplicht één keer in de week te fitnessen. Soms doe ik daar op mijzelf wat uren bij, maar bijlange niet zoveel meer als bij Beveren destijds.”

Toen luidde de smalende kritiek dat je vaker in het krachthonk te vinden was dan op het oefenveld.

“Dat klopte ook. Ik zat drie tot vier keer per week in de fitness. Ik was niet van de snelste en niet zo sterk als nu, dus dacht ik dat te compenseren door krachtiger te worden. Maar daardoor verloor ik nog meer explosiviteit en heb ik die fitness afgebouwd. Nu doe ik bij de kinesist enkel nog wat oefeningen met de gewichten of pomp ik een aantal keren.”

Heeft die aandacht voor spieren te maken met ijdelheid?

“Nee, met compensatie. Ik was zeventien toen ik bij Beveren af en toe mocht invallen. Dan moet je sterker worden. Na een jaar ben ik snelheidsoefeningen beginnen te doen, samen met Marc Hoste, de looptrainer van de Beverse jeugd, die ook veel atleten trainde. Hij wees er bijvoorbeeld op dat je de knieën hoog genoeg moet houden om snelheid te maken. Twee keer, soms zelfs vijf keer per week, trainden we een uur op looptechnieken. Sindsdien is mijn snelheid weer met 30 procent de hoogte ingegaan. Een gespierd lichaam is dus zeker geen obsessie.”

Je ploegmaats bevestigen nochtans dat je wel een bepaalde ijdelheid in je draagt.

“Misschien wel. Maar het is niet dat ik bij het minste zonnestraaltje meteen mijn T-shirt uitzwier. Vorig seizoen zag ik in Sport/VoetbalmagazineSteven Defour en Milan Jovanovic in bloot bovenlichaam staan, dan kijk ik daar wel eens naar.”

De enige wittekop

De evolutie die je maakte, is wel opvallend. Edy De Bolle, lange tijd hulptrainer bij SK Beveren, vertelde dat je daar wel eens onder de indruk was van de techniek van de Ivorianen. Nu ja, in de jeugd speelde je daar blijkbaar als rechtsback.

“Of ik speelde voor de verdediging, als een echte breker. Bal afpakken en simpel inspelen. Een simpele bal is een goeie bal. Bij de reserven, als zestienjarige, was ik een halfjaar rechtsback. Tot ze geen spits meer hadden en ik daar mijn kans kreeg. Toen was de trein vertrokken. Al speel ik nog altijd graag op het middenveld. In de spits krijg je wel meer vrijheid dan op eender welke andere positie, je mag op je intuïtie afgaan. Maar ik speel waar de trainer me zet, ook al vraagt hij mij morgen weer op de rechtsback te spelen.”

John Baete, de hoofdredacteur van Sport/Footmagazine, vergeleek jou in een column met Wesley Sonck, veeleer dan met Marc Wilmots. Volg je hem daarin?

“Dat is een compliment. Wilmots speelde toch eerder teruggetrokken en ik vind dat Wilmots als voetballer beperkter was dan Sonck. Ik hoorde ook al de vergelijking met Dirk Kuijt. Dat kan ik enkel als een eer beschouwen. Wilmots en Sonck waren trouwens mijn twee jeugdidolen, wel leuk dat ik nu net met hen vergeleken word. Maar Sonck is geen vriend van mij. Ik heb zelfs met hem geruzied tijdens een wedstrijd: we zijn allebei ettertjes op het veld.” ( lacht)

Je bent iemand die op een veld constant roept op je ploegmaats. Zelfs op training kan je hevig tekeergaan. Deed je dat bij Beveren ook al?

“Neen. Als zeventienjarige luister je en zwijg je. Bij Oostende ( in het seizoen 2005/06 speelde Vleminckx bij tweedeklasser KV Oostende, nvdr) is dat gegroeid en nu laat ik me gelden. Als het niet goed is, zeg ik dat. Tegen mij mogen ze dat ook zeggen. Als ik op training een wedstrijdje speel, wil ik winnen. Als je tijdens de week die honger niet toont, kun je dat ook niet tijdens het weekend. Ik heb wel eens een akkefietje gehad met ploegmaats bij Mechelen, waar de trainer mij achteraf op aansprak, maar dan leg ik dat uit en is alles weer in orde. Dat sleept nooit aan.”

Je bent maar 22, vind je dat mensen dat soms vergeten?

“Absoluut. Ik las onlangs een column van Filip Joos, waarin hij toegaf dat hij zich vergiste in mij. Chapeau dat hij zoiets durft te schrijven, maar er stond ook in dat hij mij bij de nationale -19 bezig zag tijdens een EK: dat ik enkel ver kon inwerpen en als een wildeman rondliep … Ik was toen achttien jaar, uiteraard moet je dan nog veel leren. Volgens mij komt die misvatting omdat ik al op mijn zeventiende bij Beveren debuteerde in eerste. Bovendien was ik de enige wittekop in de ploeg, dus iedereen onthoudt spontaan je naam. Ik sta nu toch al vijf jaar op hoog niveau.”

Een uitspraak: ‘Ik wil tot mijn 28e in België spelen, tot iedereen mij hier kent.’ Bekendheid is dus ook een drijfveer voor jou?

“Ik bedoelde vooral dat ik zeker tot mijn 28 jaar voor het sportieve wil kiezen, achteraf kan je dan nog aan het geld denken. En anderzijds: iedere profvoetballer streeft bekendheid na. Je wil niet als grijze muis passeren, dat is trouwens ook niet goed voor je carrière. Ik heb heus niet de behoefte om overal aangesproken te worden.”

Je blijft wel dikwijls tot laat in de avond bij de supporters hangen na de wedstrijd.

“Dat is een uiting van mijn respect voor de supporters. Maar als ik op vakantie ben in Spanje of Griekenland hoef ik echt niet op z’n Ronaldo’s gefotografeerd te worden op een privéschip. Bekendheid is een mes dat langs twee kanten snijdt.”

Je bent een publiekslieveling, dat houdt ook in dat je bij een groot deel van de supporters van andere ploegen niet zo geliefd bent. Al ooit problemen mee gehad?

“Eén keer. In de tweede klasse. Het was de middag voor KV Mechelen – Antwerp. Ik reed naar de krantenwinkel en stond voor een rood licht. Achter mij stapten Antwerpsupporters uit en die begonnen met mijn wagen te schudden. Dat was een beetje onnozel doen, meer niet.”

Koken met Björn

Je woont nog bij je ouders in Puurs, voel je dan niet de behoefte om je vleugels uit te slaan?

“Ik krijg genoeg vrijheid. De meeste tijd zit ik trouwens bij mijn vriendin in Bornem. Ik weet nu ook hoe ik met die vrijheid moet omgaan, ik zet niet langer de bloemetjes buiten zoals vroeger. Mijn vriendin houdt me redelijk kort op dat gebied. Maar ik drink nog altijd graag mijn pintje, dat ontken ik niet.”

Zit je vader er nog zo kort op? Hij is diegene die je toch grotendeels als voetballer vormde?

“Hij zit er nog altijd achter, ja. Na een wedstrijd zegt hij dan: ‘Blijf maar iets drinken, … maar niet te lang.’ Hij wijst mij doorgaans op de minpuntjes.”

Je zus sport trouwens ook op hoog niveau?

“Ze speelt volleybal bij eersteklasser MSIKS Blaasveld. Als ik kan, probeer ik te gaan kijken. Zelfs naar een training. En als zij kan, komt ze ook naar mijn wedstrijden. Rond mijn vijftiende speelde ik ook geregeld beachvolleybal. Vroeger maakten mijn zus en ik veel ruzie, de laatste jaren is onze relatie enorm verbeterd.”

Hoe zijn jullie opgevoed?

“Heel streng. Op een bepaald moment maakte ik de keuze om mijn studies te laten vallen en voluit voor het voetbal te gaan. Mijn ouders gingen akkoord, maar dan moest ik er wel alles voor doen. Ik heb geen diploma, maar sinds kort volg ik avondles: koken. Misschien kan ik later een restaurant openen.”

Wat is je specialiteit van het huis?

“Quiche lorraine. Of Thaise curry met pasta. Ik ben daar eigenlijk graag mee bezig.”

En kan je zo lang stilstaan? Want je bent een zenuwpees, hé.

“Soms krijg ik mijn kuren, ja. Ik was een kind dat nooit kon stilzitten. Zeker niet op school, ik kon mij moeilijk concentreren. Meestal loerde ik maar een beetje rond of gooide ik met propjes. Maar als ik serieus moet zijn – in een gesprek met de trainer of met Fi Vanhoof bijvoorbeeld -, dan kan ik dat ook, hoor.”

Naar Peter Maes, die je regelmatig hard aanpakt, luister je?

“Hij zal me vaker afbreken dan ophemelen, omdat hij weet dat ik dat nodig heb. Met een paar positieve woordjes op vrijdag kan hij me dan weer opladen voor het weekend. Soms heb ik het moeilijk met die harde aanpak en dan zit ik tijdens de rit naar huis te vloeken op hem, maar uiteindelijk weet ik dat hij vertrouwen heeft in mij. Ik ben er een betere voetballer door geworden.” S

Met dank aan De Nekker

door matthias stockmans beelden: jonas hamers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content