De tonton van Mopti

© THOMAS BRICMONT

‘In het leven is er niets onmogelijk, maar je moet er wel iets voor over hebben.’ Moussa Djenepo, het fonkelnieuwe fenomeen van Standard, weet waarover hij spreekt. We zochten hem onlangs op in Mali en te midden van zijn wijk in de hoofdstad Bamako vertelde hij zijn onwaarschijnlijke verhaal.

Je kan Bamako, dat de Nigerrivier liefdevol omarmt, niet omschrijven zonder het te hebben over de muffe stofwolk die over de stad hangt. De metropool leeft nagenoeg op het ritme van de drie miljoen inwoners. In het Bambara, de meest gesproken taal in Mali, betekent Bamako letterlijk ‘het krokodillenmoeras’. Om de burgers er aan te herinneren dat de Niger een centrale rol heeft gespeeld voor de vissers die de nederzetting hebben gesticht.

Vanaf het ochtendgloren, wanneer de muezzin de massa oproept om te gaan bidden, worden de straten overspoeld door een horde spotgoedkope brommertjes van Chinese makelij. Het is het vervoermiddel bij uitstek waarmee de Malinese middenklasse zich stiekem kan voortbewegen door de stad. Wie wakker is, staat ongeduldig te wachten aan de startgrid: de taxichauffeurs in hun oudbakken met gele verf beschilderde Mercedessen die in Europa voor het laatst gezien werden in de jaren tachtig, de groene minibussen van het vervoersbedrijf Sotrama en de straatverkopers die hun waren proberen te slijten aan automobilisten die staan aan te schuiven voor de verkeerslichten. De stoep wordt ingepalmd door marktkraampjes, kinderen in schooluniform en kruiers die vrachtwagens laden en lossen om de winkeltjes te bevoorraden in een land dat helemaal ingesloten is door zijn buren.

Er heerst een grote onderlinge solidariteit in Mali, in Europa heb ik de indruk dat iedereen in zijn hoekje kruipt.’ Moussa Djenepo

Enkel de grote verkeersassen zijn geasfalteerd, maar die slibben elke dag helemaal dicht. Vooral op en rond de drie bruggen die de rivierbeddingen met elkaar verbinden, zit het verkeer hopeloos vast. De hectiek en opwinding verdampt van zodra je de drukke boulevards hebt verlaten. Dan pas valt het op dat het asfalt plaats heeft gemaakt voor een onverharde weg die van rood naar oranje neigt bij elke wielomwenteling. Het zweet van een gehaaste reiziger in combinatie met het rode stof dat opspringt levert na enkele uren een vuurrood plunje op. Bij veertig graden is er maar een aanbeveling: doe het rustig aan.

Om de hoek van een lukraak gekozen aardeweg is de kans groot dat je een vlakte aantreft waarvan je kan vermoeden dat het als voetbalveldje wordt gebruikt. Als de schoolbel weerklinkt, wordt dat soort pleintjes ingenomen door honderden snuiters. En dat is geen toeval: in Bamako is één op de twee inwonders jonger dan vijftien jaar.

Moussa Djenepo bracht een deel van zijn pubertijd door bij Sylla, die als een tweede vader voor hem is, in de wijk Sans Fil, in het hart van de industriële zone van de Malinese hoofdstad. Daar worden we opgewacht door de revelatie van Standard. Hij is omringd door zijn tweede familie en zijn vrienden van de Grin, een gerenommeerde ontmoetingsplaats bekend in heel Mali, die bewoners van eenzelfde buurt samenbrengt naargelang de leeftijd. ‘Je kan er thee drinken, discussiëren en debatteren over alle onderwerpen. Ja, ook over vrouwen en voetbal’, aldus Djenepo. ‘Je reikt elkaar ideeën aan, wisselt tips uit, er worden feesten georganiseerd en er wordt voetbal gekeken op een klein schermpje. Er heerst een grote onderlinge solidariteit – in Europa heb ik de indruk dat iedereen in zijn hoekje kruipt. Hier kan je op elk tijdstip je vrienden van de Grin ontmoeten om een praatje te maken. ’s Avonds lopen de samenkomsten al eens uit tot 2 uur ’s nachts en dan gaat iedereen naar huis.’

Het bed, in de kleuren van Barcelona, van Moussa bij hem thuis in Bamako.
Het bed, in de kleuren van Barcelona, van Moussa bij hem thuis in Bamako.© THOMAS BRICMONT

LOOKALIKE VAN MALDINI

Zijn parcours lag bezaaid met hindernissen maar Djenepo kwam er redelijk ongeschonden uit. ‘Ik ben geboren en opgegroeid in Mopti ( 600 kilometer ten oosten van Bamako, nvdr). Het is een van de acht regio’s in Mali’, vertelt Moussa Djenepo. ‘De stad Mopti wordt het Venetië van Mali genoemd omdat het tal van dijken en kanalen telt. Mopti wordt doorkruist door twee rivieren, de Bani en de Niger, en je hebt er ook een paar meren. Het is een mengelmoes van bevolkingsgroepen die het goed met elkaar kunnen vinden. De stad werd gebouwd door de Bozo en daarna de Peuls. Ik ben zelf een Bozo. Bozos en Dogons zijn geen vijanden, maar we mogen bijvoorbeeld niet met elkaar trouwen. Ik werd eerst grootgebracht door mijn vader en moeder en dan door mijn grootmoeder. Met haar heb ik een even robuuste band opgebouwd als met mijn ouders. Mijn moeder was huisvrouw, mijn vader was ooit voetballer. Ik heb niet de kans gehad om veel wedstrijden van hem te zien, maar ik heb mij laten vertellen dat hij zo goed als tegen elke Malinese eersteklasser gescoord heeft. Hij speelde net als ik op de flank – met dat verschil dat hij linksvoetig was. Hij was ook aanvoerder van Débo, een club uit mijn thuisstad, en later is hij trainer geworden. Vandaag is hij hoofdredacteur van Radio Guintan in Mopti.

De kleinzonen van Sylla en hun moeder.
De kleinzonen van Sylla en hun moeder.© THOMAS BRICMONT

‘Mijn jeugdherinneringen zijn heel sterk gelinkt aan voetbal. Ik liep school aan de Lycée Moderne – in mijn klas behoorde ik zelfs tot de vijf beste leerlingen – maar studeren was niet echt mijn ding. Ik dacht enkel aan voetbal. Ik deed dikwijls alsof ik naar school vertrok: ik verliet het huis met mijn schooltasje, maar dan sloeg ik een zijstraatje in om te gaan voetballen. Mijn leerkrachten zochten mijn grootmoeder op om mij te verklikken. In de familie noemde iedereen mij tonton. Omdat ik dezelfde voornaam heb als de kleine broer van mijn grootmoeder. Mijn onderwijzers stonden dus aan de deur bij mijn grootmoeder en zeiden: ‘Ik heb tonton vandaag niet op school gezien.’ Je kon mijn grootmoeder dan horen zeuren, maar ze zag mij doodgraag. Ze probeerde mij tevergeefs te pushen om elke dag braaf op de schoolbank te zitten, maar ik had geen zin om het voetbal daarvoor op te geven. Achter ons huis was er een grote open vlakte waar alle kleine jongens van de wijk samenkwamen. We vormden een ploeg en namen het dan op tegen een andere wijkploeg. We speelden van ’s morgens tot het donker werd. Aan een stuk door, zonder te pauzeren. Omdat mijn ploegmaats van bij de aftrap naar voor trokken, speelde ik in de verdediging. Ik moest de boel dichthouden en soms trapte ik de bal zonder te kijken wild naar voor. Op een dag stond een van de anciens uit de wijk aan de rand van het veld te kijken. Hij riep: ‘Die kleine in de verdediging speelt zoals Maldini.’ Die bijnaam is mij blijven achtervolgen… Om eerlijk te zijn, kende ik Maldini niet. Ik heb pas later ontdekt wat een goede voetballer hij was.’

Moussa met zijn tweede vader Mamadou Sylla.
Moussa met zijn tweede vader Mamadou Sylla.© THOMAS BRICMONT

GEMALEN BAKSTEEN

‘In Mopti heb ik in clubverband nooit met leeftijdsgenoten gevoetbald want ik was sterker dan de jongens uit mijn eigen categorie. Het werd mij zelfs verboden om met jongens van mijn leeftijd te spelen. Op tornooien werd ik dan maar ingedeeld bij oudere spelers. Ik viel in en het eerste wat ik deed was dribbelen. Mijn balgevoel heb ik ontwikkeld op Bleni, terrein waarvan de ondergrond gemalen baksteen is. Je ging er naartoe met je ploeg, je pikte er een tegenstander uit en je speelde een wedstrijdje met twee doelen die uit twee keien bestonden. Vaak moest je het veld delen met twee andere ploegen die gelijktijdig hun match aan het spelen waren. Er liep heel veel volk rond op dat veld: je diende eerst je rechtstreekse tegenstander uit te schakelen en daarnaast moet je ook rekening houden met die andere ploegen. Je voetbalt zonder je iets aan te trekken van dat andere matchke dat aan de gang is. Mijn bewegingen en mijn vitaliteit zijn daar tot stand gekomen.

Een vleugje Standard in de straten van Bamako.
Een vleugje Standard in de straten van Bamako.© THOMAS BRICMONT

‘Ik was zeker niet fors gebouwd. Integendeel. Ik was een lichtgewicht en ik incasseerde veel klappen omdat ik de bal te lang bijhield. Als ik iemand voorbijging, hoorde je de hele wijk lachen. ‘Aha, tonton heeft jou gedribbeld. Maldini heeft jou gepoort.’ Het motiveerde mij, ik was fier op mezelf. Omdat sommige jongens niet gedribbeld wilden worden, kreeg ik klop. Een ernstige blessure heb ik er nooit aan overgehouden, enkel blauwe plekken en littekens. Ik mis mijn wijk Ganga wel. De mensen zijn er arm, maar héél gastvrij, en je kan er zonder gevaar voor jouw leven rondlopen. Ik ben een kind van Ganga. De mensen houden van mij en ik word er gerespecteerd. En omgekeerd respecteer ik iedereen. Ik probeer af en toe iets te organiseren voor de mensen. Laatst nog een oefenmatch tussen mijn jeugdvrienden en de maats van mijn kleine broer. Daar komt een pak volk op af. Afgelopen zomer hebben we ook een voetbalfestival op poten gezet. Ik heb een deel van mijn jeugd in Bamako doorgebracht, maar ik voel mij het meeste thuis in Mopti. De mentaliteit is er anders. Bamako is de hoofdstad van het land en de mensen voelen zich superieur aan de rest van de bevolking.’

Ze riepen: ‘Die kleine in de verdediging speelt zoals Maldini.’ Die bijnaam is mij blijven achtervolgen…’ Moussa Djenepo

BED VAN BARCELONA

‘Tijdens een van mijn zomervakanties – in Mali is er een break van drie maanden – ging ik voor het eerst op bezoek bij mijn tante die in Bamako woont. Ik was een jaar of veertien en ik moest een soort testwedstrijd spelen in aanwezigheid van een paar mensen uit Qatar die op zakenreis waren. Ze vonden mij goed, maar ik was veel te jong om hen naar Qatar te volgen. Toen heb ik Sylla ontmoet. Hij heeft aan mijn ouders voorgesteld dat ik bij hem in Bamako zou inwonen. Hij werkte voor voetbalclub Lakika en ik heb er een paar maanden gespeeld alvorens te vertrekken naar Yeelen ( voetbalschool waarvan de ploeg recent naar eerste klasse promoveerde en die ex-aanvaller Frédéric Kanouté als ambassadeur heeft, nvdr). Daar ben ik twee jaar gebleven en in die periode werd ik opgeroepen voor de U17 en U20 van Mali. Samen met Sékou Koïta (Red Bull Salzburg) en Mohamed Sangaré (Real Bamako) heb ik deelgenomen aan een tornooi in Lomé waar ik tot beste speler werd uitgeroepen. En daar kwam Standard mij op het spoor nadat het mij ook al aan het werk had gezien tijdens een event in Spanje.’

Moussa (nummer 10) in de tijd dat hij in Mopti woonde.
Moussa (nummer 10) in de tijd dat hij in Mopti woonde.© THOMAS BRICMONT

‘De eerste dagen in Bamako waren bikkelhard want het was mijn eerste echte avontuur zonder mijn familie. Ik wilde maar een ding: terugkeren naar Mopti. Dat gevoel heeft een tijdje aangesleept, maar na een paar maanden was ik er volledig gesetteld. Sylla en zijn vrouw Awa waren mijn tweede familie en dankzij hen kwam ik niets tekort. Ik heb toen ook een band gesmeed met de kleinzonen van Sylla. Ze noemen mij tonton Moussa. Nochtans sloot ik mij in het begin af van de buitenwereld. Ik wisselde met niemand een woord uit. Het is op vraag van Sylla dat de jongens uit de wijk mij uitnodigden om een potje te gaan voetballen. Op een dag heb ik mijn schoenen aangetrokken en ben ik buiten gaan sjotten. Ik maakte het verschil en na amper twee matchen mocht ik de aanvoerdersband dragen.

Omringd door kinderen uit de wijk.
Omringd door kinderen uit de wijk.© THOMAS BRICMONT

‘Je kan het voetbal in Afrika niet vergelijken met Europa. Goede velden zijn er schaars, het is aan jou om je aan de ondergrond aan te passen. In Europa ziet alles er proper uit en is alles goed georganiseerd. Op mentaal vlak ben ik sterk en daar put ik mijn kracht uit. Ik heb veel moeilijkheden moeten overwinnen. Toen ik in Luik ben aangekomen, heb ik tegen mezelf gezegd dat ik mij moest laten gelden. Ongeacht de ploeg of de tegenstander tegen wie ik zou spelen. Op een veld zou ik van niets of niemand schrik hebben. Met die ingesteldheid ben ik dus bij Standard begonnen. Voetbal blijft voetbal. Of je nu tegen Real Madrid speelt of een wedstrijd hebt met je wijkploegje in Bamako. Mijn eerste interland met Mali was tegen Ivoorkust. Zelfs mijn vrienden waren ervan overtuigd dat we een pak slaag zouden krijgen. En toch hebben we de Ivorianen op alle vlakken overklast. De faam van een ploeg doet mij niets, ik wil gewoon voetballen. Ik wilde kost wat kost profvoetballer worden. Van jongs af was dat mijn doel. Ik keek veel naar de Champions League en meer bepaald naar de wedstrijden van Barça. Ik was zo’n grote supporter dat Sylla mij een bed kocht in de kleuren van Barcelona. Ik sliep in de open lucht omdat het binnen te warm was. Als ik in Bamako ben, slaap ik in hetzelfde bed… De passie voor Barcelona heb ik altijd gehad, vooral hun manier van spelen intrigeerde mij. Je ziet trucs en foliekes. De spelers willen spektakel brengen en het moet vooral snel vooruitgaan. Ik speelde de filmpjes van Ronaldinho tot vervelens toe af en ik observeerde zijn bewegingen. Met Messi was het liefde op het eerste gezicht en van Neymar hou ik nog altijd. Nu loopt er ook ene Ousmane Dembélé rond ( zijn vader is afkomstig uit Mali, nvdr).’

De supporters van Yeelen op de traditionele motors.
De supporters van Yeelen op de traditionele motors.© THOMAS BRICMONT

TREK JE PLAN

‘In Bamako zijn er ontzettend veel goede voetballers. Er worden veel sportactiviteiten en wijktornooien georganiseerd. Iedereen moet hier zijn plan leren trekken. Iedereen probeert op zijn manier aan geld te geraken om zijn familie te onderhouden. Het is een totaal andere wereld dan Europa. Afrikanen leven van dag tot dag. We werken om te overleven en niet om een mooie wagen of iets dergelijks te kopen. Bij mij was alles ondergeschikt aan het voetbal. Het idee om mijn land te verlaten en in het buitenland de top te bereiken, is vroeg bij mij opgekomen. In het leven is er niets onmogelijk, maar je moet er wel iets voor overhebben. Ik ben niet zo ver gekomen om nu alles los te laten. Mijn traject van Mopti naar Bamako is te vergelijken met de stap van Bamako naar Luik. Ik had geen zin om in Bamako te blijven en ik als ik kon, had ik elke dag mijn grootmoeder gebeld. Vandaag bel ik voor en na de match mijn moeder. Als mijn familie het goed heeft, ben ik ook gelukkig.’

De tonton van Mopti
© THOMAS BRICMONT

Van de rode aarde van Niaréla naar de Vurige Stede

‘In december 2015 heb ik Moussa voor de eerste keer gezien’, herinnert François Verbeeren, zijn makelaar, zich. Hij is in het gezelschap van zijn vennoot Idrissa Dembele. ‘Hij speelde met zijn team Yeelen op het rode zandveld van de club Onze Créateurs de Niaréla. In vergelijking met hem waren dat kreupelen, en het waren spelers van 25 jaar, zelfs meer. Je kon toen al het potentieel zien dat hij nu tentoonspreidt. Hij had toen al die infiltratie, die snelheid, hoewel hij fysiek nog heel licht was. Hij woog nog minder dan 60 kg. Een maand eerder was ik onder de indruk geraakt van de U17 van Mali, die finalist was op het WK. Moussa zou zich later bij hen voegen. In juni 2016 ontmoette ik Olivier Renard om hem uiteen te zetten hoe het met het voetbal in Mali stond.’

De sportief directeur van Standard toont zich geïnteresseerd en besluit zijn rechterarm, Christophe Lonnoy (hoofd van de scouting), naar een U19-toernooi in het Spaanse León te sturen. In de finale verslaat Mali La Roja met 0-3. Bij zijn terugkeer is het verslag van Lonnoy uitermate positief.

‘Dankzij de uitstekende samenwerking met Frédéric Kanouté ( die ambassadeur is voor de club Yeelen, nvdr) kon Moussa uitgeleend worden aan Standard. Hij tekende er een contract in januari 2017 en belandde twee maanden later in Luik’, gaat Verbeeren verder. ‘Toen ik hem voor de eerste keer over Standard sprak, was hij al vastberaden om het er te maken. Hij heeft nooit schrik gehad om de sprong te wagen.’ Minder dan twee jaar later is heel Standard blij dat dit fenomeen naar Luik kwam.

De tonton van Mopti
© THOMAS BRICMONT

‘Ik mag van geluk spreken dat mijn eerste Europese etappe Luik is’

‘Mijn eerste dag in Luik was op 23 maart 2017. Buiten was het bitterkoud en ik logeerde in het Ibis hotel. Ik stond er toen helemaal alleen voor. Ik dacht nog: putain, wat doe ik hier in godsnaam? Ik overwoog om te vertrekken. Er zijn dagen dat ik zat te janken in mijn hotelkamer. Wellicht omdat ik naar muziek luisterde die over het belang van familie ging… Daarna besefte ik dat ik heel die weg had afgelegd tot in Luik omdat ik profvoetballer wilde worden. Ik had die beslissing genomen en ik moest er maar de gevolgen van dragen. Ik heb afgezien, maar ik had tegelijk ook zin om Europa te ontdekken. Gaandeweg heb ik alles op mij laten afkomen. Ik ben mentaal sterker geworden door mij aan mijn droom vast te klampen. Na twee weken voelde ik mij helemaal thuis. Uiteindelijk ben ik iemand die zich gemakkelijk aanpast. In Luik kan je je net iets gemakkelijker integreren dan elders. De mensen spreken Frans, zijn bijzonder sympathiek en heel behulpzaam. Ik mag van geluk spreken dat mijn eerste Europese etappe in mijn voetbalcarrière Luik is.’

‘Ik ga nog elke vrijdag naar de moskee – dat was ook al het geval in Mopti. Heel mijn familie is moslim. Religie is de basis van alles. Bidden is voor mij levensbelangrijk, het laat mij toe om het tracé te volgen dat ik voor mezelf heb uitgestippeld en geen omweg te nemen. Eigenlijk vraag je aan God om een goede persoon te zijn en met beide voeten op de grond te blijven. Mensen die mij van het voetbalpad proberen af te wenden en die van mij een feestvarken wil maken, hebben bij mij niets te zoeken.’

Moussa (met telefoon) samen met zijn vrienden.
Moussa (met telefoon) samen met zijn vrienden.© THOMAS BRICMONT
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content