Mei 2001 was het en met Club Brugge-Anderlecht zou het kampioenschap op de op twee na laatste speeldag in een rechtstreeks duel worden beslist. We brachten in de aanloop naar de clash twee trainers samen: Aimé Anthuenis en Chris Van Puyvelde. De een de trainer van Anderlecht, de ander de assistent van Trond Sollied bij Club Brugge. Máár de assistent, moet Anthuenis hebben gedacht, want nog voor het bandje liep, was hij het die in zijn kenmerkende no-nonsensestijl de eerste vraag stelde: “Waarom niet met Sollied?” Vier woorden die mooi Anthuenis’ nooit aflatende strijd om erkenning illustreerden. Alsof hij niet voor vol werd aangezien. Niet voor vol genoeg in ieder geval om naast de als een vernieuwer op het schild gehesen Noor te worden geïnterviewd.
Nochtans, hij kon voor de derde keer op rij Belgisch landskampioen worden. Wat – zo merkte hij fijntjes op – straffer zou zijn dan Erik Gerets met Lierse en Club Brugge presteerde alvorens hij bij PSV de hemel in werd geprezen. Maar dan bedaarde hij weer en wuifde met quasi gespeelde verontwaardiging de insinuatie weg dat hij zich tekortgedaan voelde. Hij, die Anderlecht toch ondanks alle scepsis na zijn transfer uit Genk onmiddellijk landskampioen had gemaakt en er nu, in zijn tweede seizoen in Brussel, een uniek Champions Leagueparcours op had zitten. Dat was nochtans slecht begonnen, met zware uitnederlagen tegen Manchester United (5-1) en Dynamo Kiev (4-0). Meer dan nul-nulletjes en een gelukkige 1-0 (zoals thuis tegen een sterker PSV dankzij een afgeweken zondagsschot van Didier Dheedene) zou er met een tactische laagvlieger als trainer niet inzitten, had S/VM achteraf ietwat smalend geanalyseerd. Waarna Anthuenis er prompt drie spraakmakende zeges uit perste tegen Kiev (4-2), Manchester (2-1) en PSV (2-3). Anderlecht mocht als groepswinnaar naar de volgende fase van het toernooi (de formule zag er toen nog anders uit). Daar eindigde het verhaal, maar niet zonder stuntzeges tegen Lazio (1-0) en Real Madrid (2-0).
Dus toen het interview erop zat, vroeg Anthuenis aan Van Puyvelde om een luchtje te gaan scheppen. Daar zat hij dan: een reus van een vent, bijna een kwarteeuw ouder dan zijn interviewer en niet vies van een beetje intimidatie. Een bolwassing zonder weerga volgde, onder het tafeltje knikten een paar knieën. Van Puyvelde mocht weer binnen en een afsluitend glas werd besteld. Anderlecht klopte Club met 0-1. De titel wenkte, voor Anthuenis zijn derde opeenvolgende. Rancune was hem vreemd: van het incident zou nooit iets blijven hangen.
JAN HAUSPIE