Hij komt uit Tertre, een dorp in de Borinage. Maar Jonathan Walasiak heeft wortels in Polen, Ierland, Italië en Vlaanderen. Kortom, een international.

Zoals Jacques Brel aan zijn Plat Pays gehecht was, zo voelt Jonathan Walsiak zich verbonden met zijn Borinage. Langs de snelweg van Brussel naar Parijs, tussen Bergen en de Franse grens, ligt Tertre. Sinds 1977 is het dorp fusiegewijs aan Saint-Ghislain geklonken.

Zesduizend zielen telt Tertre. En de ziel van het dorp zelf ? In het café dampt het zwarte goud van vroeger nog uit de koffie – het is alsof je van de herinneringen aan een vervlogen tijd slurpt. Buiten schilderen regen en wind de straten van Tertre met strepen van melancholie. Er loopt een kanaal langs het dorp, maar het is veranderd in een plas van troosteloosheid. Rondom staan de fabrieken als betonnen getuigen van het industriële verleden van deze plek. Inmiddels bereikt de werkloosheidsgraad in de Borinage 33 procent, maar ooit waren er in deze regio 120 steenkoolmijnen en was 30 procent van de Belgische steenkoolproductie van hier afkomstig. Ach, il fut un temps…

Hij mag er graag terugkomen, Jonathan Walasiak. “Ik voel me hier goed, het doet altijd deugd om hier terug te keren en de familie en de vrienden te begroeten.” Maar de conciërge van de lagere school herkent Walasiak niet meteen. De tijd gaat snel, ook als je nog maar 21 jaar bent. De vrouw haalt haar fototoestel te voorschijn, Jonathan van zijn kant belooft haar foto’s met een handtekening op te sturen.

De grond van Walasiaks roots, een gewezen gehucht van Baudour, dankt zijn naam aan een windmolen op een tiette, een woord uit het dialect van de Borinage, dat heuvel ( tertre) betekent. Voor de kerk huldigt een monument de dorpsgenoten die hun leven gaven in de wereldoorlogen. De straat waarin het ouderlijke huis van Jonathan Walasiak staat, ontleent zijn naam aan een van die helden : Louis Glineur.

Voor en na de Tweede Wereldoorlog kwamen duizenden immigranten in de Borinage werk en een beter leven zoeken. “Mijn vader werkte in die tijd in het noorden van Frankrijk”, vertelt Alain, vader van Jonathan Walasiak. “Eén brok natuur was mijn vader. Zo sterk als een rots. Die liet niet over zich heen lopen, Jonathan heeft dat van hem geërfd.”

Op 1 september 1939 vielen de nazi’s Polen binnen. Het gekletter van wapens breidde zich als lopend vuur uit over heel Europa, grootvader Walasiak verliet het noorden van Frankrijk en vluchtte naar Spanje. “Hij wilde,” zegt Alain, “zo vlug mogelijk naar Engeland en daar de wapens opnemen. Maar dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. In Spanje werd mijn vader gevangen genomen – het regime van generaal Franco leunde dicht aan bij het bruine gedachtegoed van de Duits-Italiaanse as. Uiteindelijk kwam mijn vader vrij en deed hij per cargo de oversteek naar Engeland. Daar liet hij zich inlijven bij het Achtste Britse Leger.”

Jonathan Walasiak luistert aandachtig naar het verhaal. Hij beseft ook wel : de avonturen van een voetballer stellen niks voor in vergelijking met wat mensen als zijn grootvader hebben meegemaakt.

“Na een korte opleiding werd mijn vader naar Noord-Afrika gestuurd”, vervolgt Alain Walasiak. “Hij was radio-operator. Mijn vader heeft deelgenomen aan alle grote veldslagen in Libië en Egypte, en belandde ten slotte in Italië. Daar raakten de Brits-Poolse troepen van januari tot mei 1944 verwikkeld in de beroemde slag om Monte Cassino. Het zijn vooral de Poolse soldaten die in die strijd hun bloed en hun leven hebben gegeven.”

België was toen nog ver weg. Alain Walasiak : “Na de overwinning van de geallieerden en de demobilisatie keerde mijn vader terug naar Engeland. Daar ontmoette hij zijn vrouw, een Ierse, en ze vestigden zich in Wigan, tussen Manchester en Liverpool. Maar het leven van arbeiders was daar in Engeland onzekerder en harder dan in België. De zusters van mijn vader hadden ondertussen Noord-Frankrijk verlaten en waren naar de Borinage uitgeweken. Mijn vader besloot om zich bij hen te voegen en te gaan werken in de steenkoolmijnen van Tertre. Noem het een familiehereniging. Ik ben geboren in 1960, mijn zus in 1952, en thuis spraken we Engels. Officieel heet ik trouwens Alan en niet Alain. Mijn kennis van het Engels heeft me later nog geholpen. Na een job in een ijzerhandel ben ik als brandweerman begonnen bij de Shape. Daar ben ik binnengeraakt dankzij mijn kennis van het Engels. Maar helaas, Pools ken ik niet meer.”

En die grootvader dan ? Alain : “Een werkbeest. Hij heeft in de steenkoolmijn alle productierecords gebroken. Dat kwam goed uit, mijnwerkers werden in die tijd betaald per kubieke meter kolen die ze bovenhaalden. Maar de steenkoolmijn heeft ook zijn leven gekost, mijn vader is gestorven aan silicose. Zijn fysieke kracht heeft Jonathan van zijn grootvader. Zijn verlegenheid niet, mijn vader was helemaal niet verlegen.”

Miranda, de moeder van Jonathan Walasiak, is de dochter van een Italiaanse mijnwerker en een Vlaamse. Ook die mensen zijn voor het werk naar de Borinage uitgeweken. Vruchtbare families, dat ook. In en rond Tertre heeft Jonathan Walasiak ooms en tantes en neven en nichten zat.

Sport was belangrijk voor de Walasiaks. Vader Alan/Alain speelde voetbal, in de wijk werden er eigenlijk heuse interlands afwerkt : Polen – België of Polen – Italië, ze organiseerden een wereldbeker. Hij tekende een aansluitingskaart bij FC Hainaut Sport Tertre, liet zich daar kennen als een polyvalente middenvelder. Wali, noemden ze hem. Hij schopte het tot in bevordering en speelde in de provinciale reeksen met Standard Pâturages (waar de vader van Laurent Wuillot zijn ploegmaat was), Nimy en FCH de Tertre-Hautrage. Bij die laatste clubs voetbalt hij nog geregeld met het veteranenelftal.

Voetbal betekende iets in de familie, waarin Jonathan Walasiak op 23 oktober 1982 geboren werd. Toen hij vijf jaar was, begon de dorpsdokter in Tertre met Duiveltjes. Jonathan tekende er zijn eerste aansluitingskaart. Anderhalf jaar later klopte Bergen al aan de deur. Onder de hoede van Jacques Urbain, Jo Van Pyperzeele – de huidige directeur van de jongerenschool bij Bergen – en Dominique Cuvelier ontwikkelde Jonathan zich stelselmatig.

“Ik heb zijn transfer naar Bergen geregeld”, herinnert Jo Van Pyperzeele zich nog. “Ik ontdekte hem op een jeugdtoernooi, daarna ben ik heb nog drie keer gaan bekijken. Jonathan Walasiak voetbalde als een soort kleine Jean-Pierre Papin. Hij had blonde krullen. Hij scoorde alsof het niets was, de manier waarop hij ballen trapte, was opvallend. Dat heb ik zelden op die leeftijd gezien. Maar Jonathan was vooral een zeer welopgevoede jongen, zijn ouders hebben een belangrijke bijdrage geleverd in zijn succes. Toen Standard belangstelling voor hem opvatte, is zijn vader daar meteen met mij over komen praten. Bergen voetbalde toen nog in derde klasse, Jonathan kreeg de kans om naar eerste klasse te gaan. Maar zijn vader aarzelde. Jonathan was nog erg jong en er was de afstand tussen Sclessin en de Borinage. Luik, dat is eigenlijk al de andere kant van de wereld, ook al zijn er in onze streek veel supporters van Standard. Uiteindelijk hebben ze de stap toch gewaagd en dat heeft geloond. Hij is een voorbeeld voor de jonge voetballers uit zijn streek.”

Ook Dominique Cuvelier, nog adjunct-trainer bij Bergen geweest, weet dat hij onder de indruk raakte van de preminiem Jonathan Walasiak. “Vooral zijn algemene houding sprak me aan. Hij was altijd met alles in orde, had opvallend veel orde. Ik herinner me nog dat ik zijn vader heb gevraagd wie zijn tas klaarmaakte : dat bleek Jonathan zelf te doen. In zijn gedrag onderscheidde hij zich van de anderen. Je zag dat hij maar één ambitie had : profvoetballer worden. Ik ben nog met hem en zijn vader naar Neerpede geweest. Hij moest daar tests afleggen, Anderlecht was in hem geïnteresseerd. De commentaar van Hippolyte van den Bosch luidde : hij heeft maar één gebrek, hij heeft geen linkervoet. Anderlecht aarzelde, wilde hem nog eens terugzien, stelde hem een contract van één jaar voor. Dat vond zijn vader te weinig om van Bergen naar Anderlecht over te stappen.

“Enkele jaren later speelden Standard en Anderlecht de finale van het kampioenschap van België voor scholieren. Standard won met 3-2, drie doelpunten van Jonathan Walasiak. Na die match kwam Hyppolyt van den Bosch me opzoeken en zei : ondanks al mijn ervaring heb ik me in die jongen vergist.”

Op dertienjarige leeftijd verhuisde Jonathan Walasiak van Bergen naar Standard. Eerst versleet zijn vader een paar wagens, vervolgens ging Jonathan naar het internaat van l’Air Pur, in Seraing. Ook voor zijn moeder Miranda begon een nieuw leven. Het is voor moeders zelden gemakkelijk om hun kinderen los te laten. “Maar het moest,” zegt ze, “het was zijn droom. Ik zag hem alleen maar in de weekends, dan leverde hij zijn vuile was bij me in. En ik gaf hem maaltijden voor de hele week mee. Dicht bij Pairay, nog altijd in Seraing, heeft hij een tijd samengewoond met Antoine Pasqualino, een andere jonge voetballer van Standard. De buren en de winkeliers waren gek op Jonathan, maar toch was het een wijk vol risico’s. Je voelde daar het gevaar dat hij in een slecht milieu zou terechtkomen. Dan is hij veel beter af in Angleur, waar hij nu woont.”

Het staat in het collectieve geheugen van Standard gebeiteld dat zijn moeder en zijn familie weenden toen Jonathan Walasiak zijn eerste doelpunt in eerste klasse maakte. Tomislav Ivic nam hem op in de A-kern en deed hem debuteren in een wedstrijd tegen Antwerp. Nadien liet Michel Preud’homme hem niet vallen en Robert Waseige drong erop aan dat hij niet naar La Louvière zou worden getransfereerd – hoewel er tussen de twee clubs al een mondeling akkoord bestond. Tegenwoordig is Walasiak een van die spelers waarop Dominique D’Onofrio zeer erg rekent.

“De grootste klik is er gekomen toen mijn zoon voor het eerst werd opgeroepen voor een nationale jeugdselectie”, zegt de vader. “Hij was toen zestien jaar. Patrick Wachel, momenteel assistent van Ariël Jacobs bij La Louvière, had hem opgemerkt. Door die selectie werd hij bij Standard met andere ogen bekeken. Ze zagen plots hoeveel potentieel hij had en dat verleende hem een aparte status.”

Moeder Miranda is blij dat het allemaal zo gelopen is. Want Jonathan heeft risico’s genomen, beseft ze. Zijn radicale keuze voor voetbal, bijvoorbeeld. Daar waren ze bij de Walasiaks aanvankelijk niet zo opgetogen over. Maar Jonathan blijkt van het eigenzinnige mensensoort : de studies verschoven naar het achterplan, punt andere lijn. Zijn beslissing om een tatoeage te laten zetten – een schorpioen – viel bij vader en moeder niet in goede aarde, maar ze konden hun zoon niet tot betere gedachten brengen. En vader Alain dreigde dat hij Jonathans oor eraf zou rukken, als hij een oorring zou dragen. Wel, Jonathan Walasiak draagt een oorring en hij heeft nog altijd zijn oor. Jonathan maakte zijn ouders duidelijk : hij is geen kind meer. En hij heeft nu ook een vriendin : Monique, een Luikse van Poolse origine. Van Poolse origine ? Het moge duidelijk zijn, Jonathan Walasiak verloochent zijn roots niet.

door Pierre Bilic

‘Bij ons thuis spraken ze Engels.’ (Vader Alain)

‘Hij voetbalde als een kleine Jean-Pierre Papin.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content