Alexis Sánchez was dit seizoen een van de sensaties in de Premier League. Zaterdag kan hij met Arsenal de FA Cup winnen. Het relaas van een lange weg.

Zaterdag 12 februari 2005, Calama, in het noorden van Chili. Het is zaterdag, vier uur in de namiddag en de bal ligt op de middenstip van het veld van Cobreloa, de lokale Chileense eersteklasser. De tegenstander heet Deportes Temuco. De schrale wind van de Atacama, gekend als de droogste woestijn ter wereld, schuurt de gezichten van de spelers. De hoogte (2260 meter) snijdt als een bot mes in hun kelen. In de tribunes maken 2500 toeschouwers zich op voor een voetbalmatch zoals een ander. Maar dat is slechts schijn.

Want dit is de dag van het debuut van Alexis Sánchez. Amper zestien is hij, maar zijn faam is hem al vooruitgesneld. Felipe Siles, speler van Temuco, scoorde in die wedstrijd, maar dat is niet wat hij zich herinnert: “Ze hadden ons gezegd dat er bij Cobreloa een jongen zou meedoen die door zijn speelstijl al veel trappen had moeten incasseren. We waren benieuwd om hem in actie te zien.” Trainer Nelson Acosta, die het seizoen erop Chileens bondscoach zou worden, zet Sánchez niet meteen in de basiself, maar laat hem in de 57e minuut, bij een 4-4-stand, aan zijn opwarming beginnen. “Normaal gezien gaat het debuut van een speler van de tegenpartij onopgemerkt voorbij, maar in dit geval herinner ik het me nog alsof het gisteren was”, zegt Pato Lira, speler van Temuco. Acosta: “Hij was heel blij dat hij ging voetballen en je zag dat hij niet bang was. Angst om te voetballen heeft hij nooit gehad. Hij was gelukkig, zeker omdat zijn mama in de tribunes zat.”

In de 71e minuut gebeurt het. Alexis Sánchez, geboren in het kuststadje Tocopilla op een goeie 160 kilometer van Calama, betreedt het veld. Lira: “Het leek een volwassene in het lichaam van een kind. Hij liep het veld op alsof hij al jaren in eerste klasse voetbalde.” Acosta: “Hij ging op het middenveld staan en begon daar allerlei overstapjes en trucjes te doen. Ik riep hem toe: ‘Dat moet je op die plek niet doen. Ze gaan er je botten breken. Loop naar voren en probeer de zestien meter in te gaan. Daar zullen ze je niet tackelen.'”

Voor Víctor Águila, destijds middenvelder bij Temuco, was het meteen alle hens aan dek. “Sánchez speelde op de rechterflank en ik moest constant bijspringen om onze back uit de nood te helpen. We moesten hem dubbele dekking geven.” Ook Claudio Nigretti, de coach van de bezoekende ploeg, voelde zich verplicht om in te grijpen: “Door Alexis kreeg de wedstrijd een ander gezicht. Het was ongelooflijk. Ik moest vijf minuten voor het einde nog iemand inbrengen die als specifieke taak kreeg: het afstoppen van Sánchez. Een jongen van zestien jaar!”

De wedstrijd zou op 5-4 eindigen. Goals in overvloed, maar dat was niet het belangrijkste. Sánchez straalt. De moeder van de jonge voetballer houdt het niet droog en daalt de tribunes af om trainer Acosta te omhelzen. “De tranen liepen over haar gezicht, het stopte niet. Dat zijn beelden die je nooit vergeet.”

Eekhoorntje

Tocopilla, een stadje van 27.000 inwoners in het noorden van Chili, wordt ook wel Ciudad del Infierno genoemd, Stad van de Hel. Er wonen vooral mijnwerkers en vissers, de werkloosheidsgraad bedraagt er zo’n vijftien procent en drugsgebruik is er schering en inslag. Alexis Sánchez stond er bekend als Dilla, het verkleinwoord van ardilla, eekhoorn. Die bijnaam kreeg hij door zijn onrustige karakter en zijn kleine gestalte. Zijn moeder, Martina Sánchez, legde elke dag 77 kilometer af om vis en zeevruchten te gaan verkopen in Maria Elena, een naburige stad. Met zijn vader, een ingenieur, heeft hij nooit een relatie gehad.

Alexis hielp geld mee scharrelen door auto’s te wassen bij de ingang van een begraafplaats. Hij was een klein mannetje met grote dromen. Zijn vrienden vertelde hij dat hij later mooie auto’s voor ze zou kopen, zijn moeder stelde hij na een lange werkdag altijd gerust. Zodra hij voetballer was, beloofde hij, hoefde zij niet meer te werken. Dat hij het betaalde voetbal zou halen, wist Alexis zeker. Hij wilde net zo goed worden als Marcelo Salas, de spits die hij als tienjarige vier keer zag scoren op het WK 1998 in Frankrijk.

Van jongs af aan trok Sánchez de aandacht. Hij was dan wel tenger, maar viel op door zijn manier van bewegen. Op blote voeten danste hij behendig langs leeftijdsgenootjes. Ongrijpbaar als hij was, gaf hij de bal zelden af. De Tocopillanen kwamen er speciaal hun huizen voor uit, want iedereen kon zien dat hij anders was. Het eekhoorntje klom het snelst van allemaal de bomen in als er weer eens een bal vastzat in de takken. Met een bal in de buurt was hij niet te stuiten.

Dat zag ook Alberto Toledo, trainer in de jeugdploegen van Arauco de Tocopilla, die op een dag besloot eens naar het kleine fenomeen dat elke dag op een pleintje zijn kunstjes toonde, te komen kijken. “Hij was een mager, slecht gevoed opdondertje, maar toen ik hem had zien voetballen, ben ik direct met zijn moeder gaan praten om hem bij ons te laten meedoen.” Toledo herinnert zich ook minder fraaie kantjes: “Hij was ongedisciplineerd, kwam te laat op training en in wedstrijden zaten zijn ploegmaats op zijn kap omdat hij nooit de bal afgaf.”

Als speler van Barcelona blikte Sánchez in het Spaanse dagblad El País terug op die jaren. Hij vertelde over de dag dat hij voor het eerst met schoenen aan voetbalde. Een paar Reeboks dat hij cadeau had gekregen van een van die inwoners die heimelijk genoten van zijn spelvreugde en dribbels: de burgemeester van Tocopilla. Gelukkiger kun je een kind niet maken.

Dat Sánchez inderdaad een bijzonder kereltje was, bleek niet veel later. In 2004 belandde hij bij Cobreloa, een van de meest succesvolle clubs buiten hoofdstad Santiago. Op beelden uit die tijd zie je een ventje langs volwassen mannen dribbelen. Zijn broek reikte tot over zijn knieën, de schouderstukken van zijn shirt hingen zo’n beetje ter hoogte van zijn ellebogen. Maar voetballen kon hij. Na zijn debuutmatch werkte Sánchez zich snel op tot basiskracht en scoorde geregeld. Omgerekend verdiende hij bij Cobreloa vijftig euro in de maand. Het is met terugwerkende kracht het begin geweest van een carrière waarvan het einde nog niet in zicht is. Udinese was er snel bij, legde hem voor meerdere jaren vast en verhuurde hem eerst aan Colo-Colo en vervolgens aan het Argentijnse River Plate. De rest is min of meer bekend.

Rauwe spirit

Afgelopen zomer betaalde Arsenal 36 miljoen euro aan FC Barcelona voor Sánchez. Daarmee werd hij de duurste Chileense voetballer aller tijden. Arsène Wenger wilde eigenlijk Luis Suárez losweken bij Liverpool, maar kreeg met Sánchez uiteindelijk the next best thing. Beide Zuid-Amerikaanse spitsen hebben immers de straatvechterskwaliteiten die in het moderne voetbal het verschil kunnen maken. De coach van Arsenal glimlacht wanneer hij het over de Chileense aanvaller heeft. “Hij heeft van nature een energieniveau dat ongelooflijk is. Je zou willen dat elke speler dat heeft, maar zo werkt het uiteraard niet. Als we gaan trainen, stapt hij het veld niet op, maar komt hij eraan gelopen.” De Franse trainer ziet gelijkenissen tussen Suárez en Sánchez: “Als Suárez de bal verliest aan de tegenstander, verovert hij hem meteen terug. Bij Sánchez heb je dat ook.” Wenger stelt vast dat spelers uit Zuid-Amerika vaak een rauwe spirit hebben, die Europeanen missen. “Kijk naar het voetbal in Europa en je zal zien dat de meeste spitsen, minstens 80 procent, uit Zuid-Amerika komen. We moeten ons dus de vraag stellen: wat moeten wij in onze opleidingscentra veranderen om goede aanvallers af te leveren? Duitsland ging naar het WK met Miroslav Klose, een spits van 35 jaar. Misschien is het straatvoetbal uit onze maatschappij verdwenen. In het straatvoetbal speel je als tienjarige tegen jongens van vijftien, dan moet je wel een gehaaid kereltje zijn en vechten voor elke bal.”

Wenger stelde ook vast dat hij nooit een speler sneller vertrouwd zag geraken met zijn nieuwe omgeving dan Alexis Sánchez. Het was meteen volle kracht vooruit. Vallen, opstaan en weer doorgaan. Sterker nog: het aanpassingsproces werkte in het geval van de Chileen eerder andersom. Het is Sánchez die sinds het begin van dit seizoen de muziek bepaalt, terwijl zijn ploeggenoten uit alle macht in zijn slipstream proberen te blijven. Zonder het zelf te realiseren heeft de 26-jarige aanvaller voor extra bezieling gezorgd, voor hernieuwde honger en ambitie. Simpelweg door de mentaliteit die hij van nature bezit en waar anderen zich aan optrekken. Arsenalcoryfee Martin Keown vatte het misschien wel het best samen: “Alexis Sánchez is a little man, but he’s a big man.”

Want los van zijn doelpunten en assists zijn het vooral die onwaarschijnlijke instelling en tomeloze energie, plus het kinderlijke plezier dat hij heeft in het spelletje zelf, waarmee hij een aantal van zijn ploeggenoten de ogen heeft geopend. Alex Oxlade-Chamberlain zei dat hij aan het denken is gezet door de aanwezigheid van Sánchez. De jonge buitenspeler is zich op een andere manier gaan bekijken, door nog kritischer te zijn en de lat nog hoger te leggen. Hij moet ook wel, wil hij kunnen tippen aan zijn teamgenoot. En zo zijn er tal van dingetjes die effect sorteren.

Aaron Ramsey signaleerde verbaasd dat Sánchez nog veel meer werk verzet als hij de bal niet heeft. Voor de ploeg. Theo Walcott stelde vrolijk vast dat ze Alexis nog net niet van het veld moeten slepen na een training en dat hij teleurgesteld is als niet wordt afgesloten met een partijvorm. Want dat is wat Alexis Sánchez het liefst doet: domweg voetballen. Ook wanneer hij met de nationale ploeg op pad is geweest, door verschillende tijdzones is gevlogen en nauwelijks heeft kunnen slapen. Bij Arsenal hebben ze hem de afgelopen vier maanden wel geregeld moeten afremmen als hij weer eens voluit wilde trainen op een hersteldag. Het is de rauwe passie die Liverpool is kwijtgeraakt met het vertrek van Suárez en Chelsea juist heeft binnengehaald met Diego Costa. Het zijn mannen die alleen op de massagetafel liggen als er echt wat aan de hand is.

Uitgefloten in Camp Nou

Geleidelijk is de flitsende voetballer ontstaan die we nu zien in de Premier League. Bij Udinese zorgde hij voor spektakel en ontpopte hij zich tot een koningskoppel met Antonio Di Natale. In Spanje voelde hij zich een gevangene in een systeem dat afgestemd is op Lionel Messi. Er waren wedstrijden dat het publiek in Camp Nou hem uitfloot. Sánchez durfde op een bepaald moment de bal niet eens meer te vragen, bang voor een vernedering. Als Gunner is hij weer een vrije vogel die vanuit zijn intuïtie voetbalt en niet zoals voorheen vastgepind op een flank. Toch presteerde hij zeker in zijn laatste Barcelonaseizoen naar behoren. Slechts drie spelers wisten vaker te scoren in de Primera División: Cristiano Ronaldo, Lionel Messi en Diego Costa. Bovendien had het weinig gescheeld of de naam van Alexis was voor eeuwig verbonden aan een landstitel: het was de Chileen die Barça eind vorig seizoen, in een rechtstreeks gevecht met Atlético Madrid, vanuit een onmogelijke hoek op een 1-0-voorsprong schoot. Totdat Diego Godín het lot een andere wending gaf.

In Tocopilla en de rest van Chili is Arsenals topscorer een held sinds hij op achttienjarige leeftijd doorbrak als international. Hij speelde nog even samen met de door hem bewonderde Marcelo Salas en nam daarna diens erfenis over. Een jaar geleden werd de aanvaller in zijn geboortedorp geëerd met een straat. Het is de weg waaraan het veldje ligt waar het voor Alexis Sánchez allemaal begon. Toepasselijker kan bijna niet, want diep vanbinnen is de spits nog steeds het kind dat op blote voeten achter een bal aan holt. Alleen heten de veldjes nu Old Trafford, Anfield, Stamford Bridge en White Hart Lane.

DOOR SÜLEYMAN ÖZTÜRK & STEVE VAN HERPE

“Ik moest speciaal iemand inbrengen met als taak het afstoppen van Sánchez, een jongen van zestien jaar!” Claudio Nigretti

“Als Suárez de bal verliest aan de tegenstander, verovert hij hem meteen terug. Bij Sánchez heb je dat ook.” Arsène Wenger

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content