Vijftien jaar geleden dwong Eendracht Aalst onder Jan Ceulemans Europees voetbal af. Vandaag staat de gewezen coach met Westerlo in de beker tegenover zijn ex-ploeg, nu in de kelder van derde klasse. De vrije val van een volksclub.

Of we nog een videorecorder hadden”, vroeg Paul op een avond.

Het antwoord was

ja. “Dan zal ik je de cassette bezorgen van de avonturen van Eendracht Aalst in Sofia.”

Prelude

Paul, net 65, had het destijds allemaal zelf meegemaakt, vanuit de coulissen, de opgang (en later ook ondergang) van de volksclub die Eendracht Aalst was (en nog steeds is). Carnaval, den Iendracht en den Okapi (zo noemen ze in Aalst nog steeds hun basketbalploeg, officieel Aalstar), dat houdt de mensen in deze stad bezig. Zo was het vroeger, zo is het nu.

De cassette ’s avonds nieuwsgierig in de video geduwd. Wat we zien is een impressie van ongeveer een uur, gefilmd met een wiebelende handcamera, met nu en dan wat begeleidende commentaar. Je ziet een gezelschap onwennig het vliegtuig nemen in Oostende, waar het gewezen regeringsvliegtuig van NicolaeCeausescu wacht. Een oude Tupolev. Gecharterd voor de club, met – dixit een getuige – “tweedehands- airhostessen“. Geplamuurde gevallen.

De spelers in pak, met een zwart-wit gestreepte das, verticale strepen. Journalisten (sommigen vieren net als de club ook hun Europese debuut), supporters, ze kijken de ogen uit als ze de binnenkant van het vliegtuig ontdekken. Een lange gang langs één kant, couchetten aan de andere. Zoals in de trein! Hier fauteuils die je kan neerklappen. En daar een vergadertafel, prompt in beslag genomen door de spelers, om te kaarten.

Iemand heeft een indrukwekkend aantal valiezen bij. “Zo veel kleren nodig?”, vraagt manager Patrick Orlans. Het blijkt een draagbare karaoke-installatie te zijn. “A ja, Patrick, als we winnen, is daar niks in dat hotel.”

Schrijnend, de armoede in de Bulgaarse hoofdstad. Weinig auto’s in de straten van Sofia, wel stokoude rammelende trams. Een armetierig stadion waarin een eerste keer wordt getraind, met bomen en onkruid in de tribunes.

Het debuut in Europa schrikt de Aalstenaars niet af. “Wij gaan winnen”, klinkt het meermaals zelfverzekerd. Als dat ook effectief gebeurt, 1-2 wordt het bij Levski Sofia, lijkt het hek van de dam. In het hotel vloeit rijkelijk de alcohol en zetten de spelers meteen de polonaise in, de burgemeester meesleurend. De ambassadeur mag de karaoke openen met zijn versie van ‘Ik ben zo eenzaam zonder jou’. Keeperstrainer JackyMunaron begint, geflankeerd door twee Franstalige journalisten, aan ‘ Pour un flirt avec toi‘, de Vlaamse pers vergrijpt zich, tekst in de hand, luidkeels en onbeschroomd, aan Iendracht Vooruit, het lijflied van de Ajuinen. ’s Anderendaags keert het gezelschap met een houten kop terug naar België. Velen nog zwet zat, zoals ze in Aalst zeggen. Aankomst in Zaventem, zegt de cameraman als onderschrift bij de beelden. Het blijkt Oostende, corrigeert er eentje. Wat zij niet weten, is dat het hoogtepunt in het bestaan van de club achter hen ligt. Vanaf nu, september 1995, gaat het allemaal bergaf.

Het begin

Van 1945 tot 1991 was Eendracht Aalst een vaste waarde in tweede of derde klasse. Het had een schare trouwe supporters en het was dé club van de Denderstreek, FC Denderleeuw (later FCV Dender) in de populariteitspolls ver achter zich latend. Nu en dan kwam de club in het nieuws: vanwege een affaire of toen Paul Van Himst er zijn carrière kwam afsluiten. Vele bekende trainersnamen hebben de club tevergeefs op het juiste spoor proberen te zetten: Han Grijzenhout, Leo Canjels, Henk Houwaart, Georges Heylens, … Een Aalstenaar is ongeduldig. Wit en zwart zijn niet toevallig de clubkleuren. Zoals Paul – die van de cassette – het uitdrukt: als de ploeg verloren heeft, gaat een Aalstenaar eerst tien minuten memmen, het lokale woord voor zagen. Ondertussen heeft hij zijn drie pinten binnen en kan het feest beginnen.

‘De helaasheid der dingen’ speelt zich niet voor niks af in de Aalsterse rand.

Een club van amateurs geleid door amateurs, soms uit de streek, soms van buitenaf. Een schoenenfabrikant uit het Brusselse, Matthijs, kan als schoolvoorbeeld gelden. Een supporter, geen oog voor structuur, een afkeer van vergaderen, en een tong! Als je die bezig hoorde op de eretribune … “Ge zult er ver mee komen, met al die klotespelers.” Een naar verluidt nog braaf citaat. Wie tegen Aalst goed speelde, moest hij hebben, al woonde hij in Boezinge. Wie centen nodig had, moest dat op donderdagavond komen zeggen. Als het goed was, lag de week erna zijn envelopje klaar. En als makelaars een witte merel presenteerden, nam Aalst die gegarandeerd. Want hun verkooppraatje geloofden ze bij den Iendracht.

Dat was ongeveer de toestand toen in 1989 de groep- Goethals de club overnam. Op een dieptepunt. We besparen u de wissels in het bestuur en op de trainersbank. Het volstaat te zeggen dat het Iendracht van toen een zotte carnavalsmop was.

Het succes

Eric Goethals had wél oog voor organisatie. Van voetbal wist hij net als zijn voorgangers evenmin veel, maar als zakenman wist hij wél wat nodig was. Hij zag zijn club onder Laszlo Fazekas in 1991 via de eindronde naar eerste klasse promoveren, maar ook direct weer zakken. Structureel niet klaar. Aalst bleef een slechte carnavalsmop.

Goethals had Patrick Orlans, geïntroduceerd door James Storme en Hugo De Roeck, aangesteld als algemeen manager van de club. De voorzitter, geen babbelaar, liep wel zelf alle dagen eens langs, maar liet zijn manager werken. En die vloog erin, flamboyant als hij was.

Orlans: “Aalst had in die dagen een schuld van 40 miljoen Belgische frank, ongeveer 1 miljoen euro. Op het moment dat ik kwam, hadden twaalf mensen net elk één miljoen Belgische frank gegeven en daarmee de grootste zorgen weggewerkt.”

Veel geld was er dus niet in kas, maar Orlans liet zich daardoor niet uit balans brengen. Hij zag mogelijkheden in een stad waar iedereen meeleefde met de club. Het stadion was vervallen, de jeugd had nul accommodatie, en op een paar eigen jongeren na bestond de spelersgroep uit huurlingen, jaarlijks aangeleverd door huismanager Takac. Maar de Gentenaar zag vooral brood in de carnavalsmentaliteit en die zou hij voor de volle honderd procent exploiteren. Orlans: “Er waren op de receptie geen acht dezelfde koffiekopjes en de ticketjes werden bij wijze van spreken nog geschreven met een pen. Bovendien was het opboksen tegen een protectionistische mentaliteit. Je moet van daar zijn, of je bent geen goeie. Ze riepen dan ook snel in het stadion: Orlans buiten.”

Hilarisch en tegelijk triest zijn de anekdotes uit die periode. Over hoe een hulptrainer ooit in het stadion werd betrapt terwijl hij de liefde bedreef met een vrouw, boven op een vat Safir. Ze hadden overigens graag dat er wat werd gesmost, op die manier moest iedereen voor iedereen zwijgen. Een trainer werd er ooit ontslagen nadat hij positief testte op een alcoholcontrole uitgevoerd door de inderhaast opgeroepen clubarts. Het gevolg van interne wraak. De eerste speler met HIV in Europa? Aalst had die primeur met Webster Chikabala. Op een zomerdag stond het gras op de jeugdvelden zo hoog dat de jeugdvoorzitter zei: “Ach, wat geeft het, we maaien dat wel af met een pikdorser en dan hebben we een goed veld …”

En dan het verhaal van de aanwervingen. Zonder geld werden toch spelers met faam gehaald. Leo Van der Elst, Jules Bocandé, Juan Lozano, Philippe Desmet. Hoe? Al bricolerend, zeggen ze in Aalst. Orlans: “Leo Van der Elst kwam in mijn bureau zeggen: ik heb geen ploeg. Dan gingen we rond met de ondervoorzitter en tegen het einde van de nacht hadden we een budget. Bocandé. Iemand kwam die aanbieden. Dat ging ons ongeveer 37.500 euro kosten. Goethals vroeg: heb je het geld? Neen? Dan niet. Dus dacht ik: als we nu eens een poster maken, ‘de retour van Jules’. En we verkochten daar voor 1250 euro het stuk reclame op. Daarna een fundraising dinner, voor 250 euro de man.”

Zijn mooiste stunt was die rond Gilles De Bilde, wiens transfer naar Aalst vele vaders heeft. Dit is het échte verhaal. “Het was Jean-Pierre Kindermans, coach van de militaire ploeg, die tegen voorzitter Goethals zei: ik heb bij de militairen een goeie lopen. Heel Aalst trok naar Merchtem en je moest echt niet veel van voetbal kennen om dat te beamen.” Maar voorzitter Goethals zei aan Orlans: “Je hebt geen geld, je kunt hem niet kopen.” Orlans: “Cappellen bood 150.000 euro. Ik ging naar Luc Coppens, voorzitter van de jeugd, en die gaf me de helft. Onder een keukenhanddoek!” Daarmee trok Orlans naar het duo dat de transferrechten op De Bilde bezat, met de woorden: “Hier is 75.000 euro. Vinden jullie het een hele goeie? Neem dat geld en hou de helft van de rechten op De Bilde.” Een goeie investering, ze kregen er drie jaar later bij de verkoop van De Bilde aan Anderlecht het tienvoudige (750.000 euro) voor.

Champagnetafels, sponsorboeken, de herintroductie van het met reclame overladen clubblad Den Iendrachter, de creatie van een mascotte, ontsproten uit het brein van Paul en zijn maat Rik: commercieel draaide het op volle toeren. Zwawi heette de mascotte, met de kop van een ajuin en in twee kleuren. Paul: “Het product van een blanke met een zwarte, want van die twee groepen liep het vol op Eendracht Aalst.”

De meest geniale zet was de aanstelling van Jan Ceulemans, die in 1992 bij Aalst aan zijn carrière als trainer begon. Opnieuw een initiatief van het duo De Roeck-Storme. Jean-Pierre Van Droogenbroeck, jarenlang secretaris van de club: “Zijn eerste match was een drama. Uit bij Seraing. 3-0, kansloos verloren. Maar: aan Jan wilde niemand tornen. Eindelijk heeft men geduld getoond en Jan laten werken. Men voelde zich vereerd dat hij naar Aalst kwam en was ook fier dat Aalst Ceulemans de kans gaf trainer te worden. En met de rust kwamen de uitslagen.”

Er stond niet alleen een goede trainer, er liepen ook goede spelers rond: De Bilde, Harold Meyssen, Yves Vander-haeghe. David Paas, Godwin Okpara (later voor 1,1 miljoen euro verkocht aan PSG), Fredvander Hoorn, Edwin van Ankeren, Koen De Vleeschauwer, … Jacky Munaron werd keeperstrainer, Chris Van Puyvelde sportief directeur. Er werd intensief gescout, ook in lagere afdelingen. De naam Ceulemans werkte als een magneet: de transfer van de jonge Peter Van Der Heyden van Denderleeuw was snel beklonken.

Geleidelijk aan ontstond een goeie ploeg, die in 1994 via de eindronde naar eerste promoveerde en daar prompt vierde eindigde en Europees voetbal afdwong. Gilles De Bilde had maar een half seizoen nodig om de Gouden Schoen te winnen en voor ruim 2,1 miljoen euro naar Anderlecht te verhuizen. Hij zou de wedstrijden tegen Sofia en AS Roma niet meer meemaken.

De val

De terugwedstrijd tegen Sofia (1-0) was een feestmatch, behalve voor de voorzitter van de Bulgaren, die zich voor de wedstrijd vergreep aan te veel Kasteelbier en zo zat als een kanon scheef aan de toog hing. Maar de rest amuseerde zich te pletter. Carnavalsoptocht voor de match, Keizer Kamiel en Orlans die tijdens de opwarming tussen de spelers door liepen te zingen, du jamais vu in Europa. Orlans: “Het schoonste compliment dat ik ooit kreeg, kwam van de Caje bij het verlaten van het veld. Hij zei: ‘Ongelooflijk Patrick, ik wil weer mijn korte broek aantrekken.'”

Maar het keerde al snel. Een logische uitschakeling tegen AS Roma. Wat verlieswedstrijden in de competitie, een paar geblesseerden en de gouden periode was voorbij. Alle andere seizoenen waren minder.

De redenen? Aalst heeft geen industrie, het had nooit een rijke voorzitter en het had eigenlijk ook geen ruime achterban.

Orlans: “In Aalst werd alles uitvergroot, juist omdat ze zo veel lawaai maakten. Als we met 5000 waren, waren er precies 50.000. Evenveel volk als nu in Lokeren, maar veel heviger en dus denk je: wauw, daar is potentieel. Op KV Mechelen, in de jaren negentig ook in de problemen, zijn ze nu met 12.000. Daar kan Aalst alleen van dromen.”

De ambiance verdoezelde de problemen nog een tijdje. Sergio was de mascotte, ze waren het VTM-ploegske, gesponsord door de commerciële zender, die Aalst geregeld opvoerde in zijn programma’s. De spelersvoorstelling bij het begin van een seizoen op het kasteel van Willy Michiels is nu nog legendarisch. Dat die avond niemand dronken in de kasteelvijver is beland, heet een mirakel te zijn. Er werden concerten georganiseerd om financiële gaten dicht te rijden, waarbij de groten der aarde naar de Ajuinenstad kwamen: Bocelli, Bécaud, Borsato, Froger. De Three Degrees, Sister Sledge, The Supremes. Eendracht Aalst went Motown. En de champagne stroomde.

Maar als de zon schijnt in Aalst schijnt ze heel hard, en als het regent, regent het pijpenstelen. Het cynisme van het publiek verlamde diverse spelers. Nu nog, zegt Van Droogenbroeck, nog steeds een supporter. ChristopheLauwers, Rode Duivel en gewezen topschutter, moest “vijftig miljoen” opbrengen, maar raakte in Aalst geen bal.

Sportief volgde het ene kwakkelseizoen na het andere en in 1996 werd Jan Ceulemans ontslagen. In een Antwerps hotel, waar net op dat moment ook RenéVan Aeken zat, de afperser van Anderlecht. Orlans: “Ik zei nog lachend tegen Jan: kom, we zijn weg, of we staan nog op de foto.”

Een paar jaar later moest ook Orlans gaan. Het tekort was inmiddels opgelopen tot 2,5 miljoen euro en het publiek schreeuwde hem buiten. Er kwamen allerlei verhalen naar buiten. Orlans: “Ik wik mijn woorden: op een kunstmatige manier hebben we Aalst ergens gebracht, maar dan konden we niet volgen.”

Jean-Pierre Van Droogenbroeck: “Zo veel industrie is er niet, allemaal kleine middenstanders. Aalst had nooit grote sponsors, ze hebben altijd alles bij elkaar moeten schrapen. Ook de stad deed nooit echt veel. In geval van nood een handje toesteken, dat wel, maar een nieuwe tribune bouwen? Nooit gebeurd. Met de ene put probeerde je de andere te vullen, maar dat is geen beleid. Je kon je factuur niet betalen en dus nodigde je de sponsors uit om te komen eten, maar dat brengt niets op. Iedereen dacht: het restaurant zit vol, je doet goeie zaken, maar dat was niet waar. Iemand die schulden heeft, vindt allerlei trucjes uit, maar dat werkt niet op termijn.”

Bovendien raakte Eric Goethals zakelijk in moeilijkheden en omdat hij voor quasi de hele Aalsterse sociale top geld belegde, was iedereen getroffen en spatte zijn groep uit elkaar. Orlans: “Eric kwam op een dag bij mij en zei: ‘Ik moet aftreden als voorzitter, want ik heb wat voor met mijn beursvennootschap.’ Ik zei nog: ‘Allee jong, we gaan dat wel oplossen, een telefoontje of twee. In voetbal kan veel.”

Maar het was niet op te lossen. Alle andere voorzitters die na Goethals kwamen, kregen de zaak nooit meer op de rails. In 2002 zakte Iendracht uit eerste klasse, direct naar derde, want het faillissement werd aangevraagd. In 2006 volgde zelfs even de val naar vierde en nu zitten de Ajuinen weer in de kelder van derde.

Van Droogenbroeck: “Ik denk dat ze de mogelijkheid hebben om snel weer te groeien. Eerste klasse is te hoog gegrepen, maar een stevige middenmoter in tweede zou Aalst moeten kunnen zijn.”

We zitten, niet toevallig, op de Grote Markt. Buiten staat de Zwarte Man op zijn standbeeld. En heeft hij het indertijd niet allemaal gezeid?

Welaan dan, Iendracht Vooruit!

door peter t’kint – beelden: reporters

Jan Ceulemans zei: ‘Ongelooflijk Patrick, ik wil weer mijn korte broek aantrekken.’

De hulptrainer werd ooit in het stadion betrapt met een vrouw boven op een vat Safir.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content