Afgelopen weekend verloor het nietige Bradford de finale van de League Cup. Maar sinds de brand in een tribune er in 1985 het leven kostte aan 56 mensen, is in Bradford winnen niet alles meer.

Bradford is een troosteloze working class-stad in West Yorkshire, vooral bekend vanwege zijn curryrestaurants en rassenrellen en niet vanwege zijn voetbalteam. Dat heet Bradford City en is een armlastige ploeg in Football League Two, in feite de Engelse vierde klasse. Het is een elftal dat zelfs op dat laagste Engelse profniveau nog niet boven de middelmaat uitkomt. De complete selectie heeft volgens het bestuur niet meer gekost dan 8500 euro, geld dat volledig werd geïnvesteerd in de aankoop van ene James Hanson. Een boomlange spits die kort daarvoor nog vakkenvuller was bij de Co-op, de lokale supermarkt in de buurt van het stadion. Toch versloeg deze ploeg onlangs niet alleen Wigan Athletic, maar ook de Premier Leaguemiljonairs van Arsenal en Aston Villa. Het is bijna niet te geloven, maar uitgerekend de voetballende vakkenvuller kopte zijn ploeg naar de League Cupfinale. Die wedstrijd op het beroemde gras van Wembley speelde Bradford afgelopen zondag tegen Swansea City.

Mark Neale heeft geen idee hoe het kon dat hij en dik 30.000 andere supporters in een lange sliert van honderden autobussen naar Wembley trokken. Neale is de voorzitter van Friends of Bradford City, een supportersgroep die onder meer fanartikelen verkoopt om de club financieel te ondersteunen. Hij is al vijftig jaar supporter en dacht alles wel te hebben meegemaakt in en rond Valley Parade, het stadion dat ligt ingeklemd tussen de moskeeën, boerkashops en curryrestaurants van het troosteloze Noord-Bradford. “Ik heb promoties meegemaakt, maar nog meer degradaties. We hebben de stadionbrand gehad in 1985 en zijn twee keer bijna failliet verklaard. We zijn wel wat gewend hier. Maar dit… Heel Bradford staat op zijn kop. Deze stad kent veel problemen. Maar al wekenlang is de voetbalclub het grote lichtpunt voor de mensen hier.”

Afgezien van de immense groep Aziatische immigranten, die meer van cricket houden dan van Bradford City, heeft Neale gelijk. De stad hing vol posters waarop met grote letters Giant Killers staat en toen de inwoners twee weken geleden wakker werden, bleek het centrum plotseling vol te hangen met borden die richting het zuiden wezen. Wembley: 199 miles, stond erop.

Zelf moest Neale zich even in de arm knijpen toen hij zijn brievenbus opende en een schrijven aantrof van de Dalai Lama. De geestelijk leider van Tibet wenste Bradford City veel succes op Wembley. “De Dalai Lama gaat altijd gekleed in paars en geel, onze clubkleuren. Jarenlang grapten we dat hij wel een Citysupporter moest zijn. Dus toen hij een paar jaar geleden in Leeds op bezoek was, hier vlakbij, is het gelukt hem een shirt te overhandigen, met rugnummer 14. Hij is de veertiende Dalai Lama, vandaar. Het was een grap, een publiciteitsstunt, meer niet. Nooit had ik verwacht dat ik nog eens op een woensdagmorgen een brief van hem zou krijgen. Maar het was echt waar.”

Even later opent Neale een deur in het stadion en betreedt hij een ruimte vol oude relikwieën. Dit is het bescheiden museum van de club. Langs de muren hangen storyboards die je mee terugnemen in de tijd. Het is geen vrolijk verhaal. Zelfs het hoogtepunt van de club, het winnen van de FA Cup in 1911, heeft een bittere kant. “Eigenlijk ging het vanaf toen alleen maar minder met deze club. Er waren telkens financiële problemen. City moest tijdens de Tweede Wereldoorlog zelfs gebruikmaken van gastspelers. Een van hen was een keeper zó slecht, dat hij in zijn debuutwedstrijd negen doelpunten doorliet. ‘Maak je niet druk, son,‘ zei de manager, ‘het is onmogelijk dat je er in je tweede wedstrijd wéér negen doorlaat.’ En dat klopte, want toen liet hij er tien door.”

De clubhoogtepunten zijn schaars. Alleen in de jaren tachtig ging het beter. “We promoveerden zelfs naar de tweede klasse. In de wedstrijd tegen Lincoln City zou dat worden gevierd. Maar toen kwam de brand.”

De Brand. Het is niet gemakkelijk om hier te praten over de dramatische gebeurtenissen van 11 mei 1985, zegt Neale. “Het is meer dan een kwarteeuw geleden, maar het ligt nog steeds erg gevoelig. Bradford is een hechte gemeenschap. Iedereen kent wel iemand die getroffen is. Vergis je niet: er heerst hier nog veel pijn.”

Oude programmaboekjes

Het moest in Bradford een feestdag worden, die gedoemde elfde mei in 1985. Het is heerlijk zomerweer, het stadion zit goed vol en de Cityfans zijn uitgelaten. Nog voor de aftrap van de wedstrijd tegen Lincoln City zullen de kampioenen een ereronde lopen en de trofee aan hun supporters tonen. Om te beginnen aan de fans op de oude, houten tribune. Die stamt uit het begin van de eeuw en zal nog maar anderhalf uur worden gebruikt. De maandag na de wedstrijd wordt begonnen aan de bouw van een nieuw, moderner exemplaar. Om tien over halfvier ruiken politieagenten rond Vak G voor het eerst een schroeilucht. Ze vermoeden dat iemands jack heeft vlamgevat. Tot de eerste supporters hen wijzen op een rookpluim, ergens in de hoek van de houten tribune. De wedstrijd is dan nog steeds in volle gang. Wel roept de politie onmiddellijk om een brandblusser, maar het dichtstbijzijnde exemplaar blijkt in het clubhuis te liggen.

Even later, in de hoek ter hoogte van rij 6 en 7, slaat het vuur plotseling vanonder de houten banken omhoog. Er ontstaat al snel gedrang bij de muur die het publiek scheidt van het lager gelegen veld. Jonge fans springen de grasmat op, ouderen laten zich gewoon vallen of wachten tot een medesupporter ze over de omheining duwt. Anderen gaan juist richting de uitgang van het stadion. Zij weten niet dat daar alle deuren gesloten zijn om te voorkomen dat er mensen zonder kaartje naar binnen glippen. Ze rennen hun eigen dood tegemoet.

De wedstrijd wordt stilgelegd. Het veld raakt vol supporters. De Lincoln Cityfans vermaken zich intussen ook prima. ‘Let it burn!, let it burn!‘, zingen ze in het uitvak.

De uiteindelijke conclusie is dat iemand op Vak G een brandende sigaret in een kartonnen koffiebekertje moet hebben gedaan en die vervolgens door de openingen tussen de houten banken op de grond moet hebben gegooid. Daar lag al minstens zeventien jaar een groeiende berg licht ontvlambaar afval. Dat bleek toen forensische experts na de ramp resten vonden van oude programmaboekjes. Er stonden namen in van spelers die allang met pensioen waren. Ook troffen ze pindazakjes aan die maar zes pence kostten, een bijna vooroorlogse prijs, een krantenpagina uit 1969 en een half opgerookt pakje Park Drive, een sigarettenmerk dat al heel lang uit de handel was. Jaren eerder was er naar aanleiding van dit zich ophopende vuil al eens een waarschuwingsbrief richting Bradford City FC gestuurd, die precies wees op de brandgevaarlijke situatie onder de houten tribune. Maar het toenmalige bestuur zei nooit iets te hebben ontvangen.

Door de combinatie van brandend papier, een houten tribune en een ouderwetse overkapping die ervoor zorgt dat de hitte niet kan ontsnappen maar juist wordt teruggeblazen naar de brandhaard, grijpt het vuur razendsnel om zich heen. Binnen vier minuten brandt de volledige tribune af. Later zullen experts verklaren dat de temperatuur de 1500 graden moet hebben benaderd, een hitte vergelijkbaar met die in een crematorium. Agenten doen hun best zo veel mogelijk achtergebleven supporters te redden, maar de vlammen zijn zo intens dat de insignes op hun helmen er krom van trekken. Sommigen zien mensen voor hun ogen levend verschroeien en letterlijk in rook opgaan. Anderen slagen er nog in om de laatste toeschouwers weg te trekken, sommigen met brandend haar of brandende kleren. Tweeëntwintig mensen krijgen later een medaille voor getoonde moed.

Een van de eerste dodelijke slachtoffers die na het blussen worden gevonden, is een supporter die ook werkt als parkeercontroleur. Hij wordt herkend aan de half gesmolten knopen op zijn uniform. Daarna volgt de ene na de andere lugubere ontdekking. Bij een van de uitgangen ligt het stoffelijk overschot van een man, zijn hoofd naar de grond. Wanneer brandweerlieden hem omdraaien, vinden ze onder hem ook de lijken van zijn twee kinderen. Hij heeft ze met zijn lange jas proberen te beschermen tegen het vuur.

Een paar dagen later is er een herdenkingsdienst op het veld. Er zijn 56 mensen omgekomen. De verpersoonlijking van de tragedie is Martin Fletcher, een jongen die in de eerste helft van Bradford City-Lincoln City zowel zijn vader, broertje, oom als opa verliest. Hij is elf jaar. Als het Abide with me – een Engelse christelijke hymne: ‘Blijf mij nabij’ – wordt gezongen, vallen er tranen op het gras waar eigenlijk het kampioenschap had moeten worden gevierd.

Levend verbrand

Steve Gorringe is een zestiger die al vanaf zijn achtste jaar als supporter in het stadion komt. Hij runt tegenwoordig een bedrijf in touringbussen, maar op die zwarte dag in 1985 was hij brandweerman. “Het was tijd voor de middagthee. Daarna deed ik de lokale radio aan. Ik wilde weten hoe mijn club het kampioenschap vierde. Toen hoorde ik de verslaggever voor het eerst iets zeggen over een brandje op de tribune. Het klonk niet al te alarmerend, maar net toen ik mijn collega’s wilde vertellen wat ik op de radio had gehoord, ging de bel en moesten we uitrukken.”

Gorringe, Bradford Cityfan in elke vezel van zijn lijf, werd erop uitgestuurd om zijn medesupporters te redden in het stadion waar hij al zijn hele leven kwam. “Ik zat in de derde spuitwagen. We waren er binnen drie, vier minuten. Maar het was al te laat. Ik heb nog wel een jongen tegengehouden die terug de vlammen in wilde gaan om zijn vrienden te redden. Ik moest dreigen hem knock-out te slaan om hem te stoppen. Ik werd die middag nog verschrikkelijk uitgescholden door mijn commandant. Hij had gezien dat ik op een lijk had gestaan. Maar ik had dat niet eens door. De meeste slachtoffers waren volledig verkoold.”

Ook Mark Neale was bij de wedstrijd. Hij stond achter het doel, samen met zijn vijfjarige zoontje. Het was diens eerste wedstrijd. Nog weken na de ramp maakte hij op school telkens dezelfde tekening: een brandend stadion. “Ik heb gezien hoe mensen waren ingesloten door de vlammen en levend verbrandden. Sommigen explodeerden gewoon. Het vuur verspreidde zich sneller dan een man kan lopen. Mijn ex-vrouw zei dat ik me daarna wekenlang heel vreemd gedroeg. Iedereen die erbij is geweest, is erdoor veranderd. Ondanks alles voelt dit stadion nog steeds al thuis. Ik zou niet zonder Bradford City willen. Ik heb hier zo veel meegemaakt.”

Achter hem, in zijn kraampje, wapperen de shirts die hij verkoopt. Op een daarvan staat de afbeelding van een oud-idool van de club, Bobby Campbell. Daaronder de slogan they don’t make them like him anymore. “Bobby Campbell dronk hier in de pub om de hoek vier pints, wandelde naar het stadion om te gaan voetballen en was dan nog vaak de beste van het veld ook. Tegenwoordig zijn die jongens allemaal op dieet. Het zijn echte atleten geworden. Ze drinken geen pints maar gezonde shakes.” Mark Neale spreekt de woorden gezonde shakes uit alsof hij het over een geslachtsziekte heeft.

Sinds het League Cupsucces wordt er in de competitie bijna alleen nog maar verloren. Veel invloed op Neales humeur heeft dat overigens niet. Dat is een van de effecten van de ramp. “Je weet toch wat Bill Shankly heeft gezegd, de Liverpoolmanager? Dat sommige mensen denken dat voetbal een zaak van leven en dood is, maar dat hij zeker weet dat het veel belangrijker is? In Bradford weten we sinds 1985 zeker dat Shankly ongelijk had. Voetbal is veel minder belangrijk geworden voor ons. Ik hou nog steeds evenveel van de club als vroeger, maar winnen is niet alles meer.”

Neale wandelt nog even snel naar zijn auto om een kopie van de brief van de Dalai Lama te overhandigen. Zijne heiligheid is op slag de bekendste Bradfordsupporter ter wereld. “Dit is geen club van celebrity fans. Onze enige beroemdheid is de weerman van het lokale televisiestation. Hij noemt ons altijd even wanneer hij zijn voorspellingen doet. Voornamelijk om de supporters van Leeds United te irriteren. In de eerste onderlinge wedstrijd na de ramp zongen zij: ‘Where’s the barbecue?’ Ze worden hier gehaat.”

Op weg naar het parkeerterrein passeert Neale de gedenksteen naast de hoofdingang. Hij stopt en wijst op de 56 namen in het marmer. “Er zitten bijna geen mensen van middelbare leeftijd tussen. De slachtoffers waren óf heel jong óf heel oud. Zij waren degene die niet in staat waren om tijdig te vluchten. Dit is voor de rest van de wereld een vergeten ramp. Maar niet voor ons. Er worden hier nog elke week bloemen bezorgd.”

Een paar minuten later zitten Neale en zijn vrouw Julie op hun stoeltje voor de zoveelste wedstrijd van hun favoriete elftal. Ze hebben elkaar ooit hier, op de tribune van Valley Parade ontmoet en zijn nu al jaren getrouwd. Met elkaar en ook een beetje met de club. Er wordt die middag weer niet gewonnen.

Na afloop wandelt clubmanager Phil Parkinson het al verlaten stadion uit. Hij passeert de gedenksteen, de enige plek waar nu nog mensen zijn. Een jongen en een meisje leggen bloemen aan de voet van het monument. Een tijdje staan ze doodstil en lezen de namen in het marmer. Een dag later zal de club een persbericht versturen. Op verzoek van de fans heeft de leiding besloten dat de spelers op Wembley een speciaal trainingsjack zullen dragen. Daarop staat, vlak onder het clubembleem, in sierlijke letters: 56 – Always with us.

DOOR MICHEL VAN EGMOND

De complete selectie heeft volgens het bestuur niet meer gekost dan 8500 euro.

De supportersvoorzitter moest even in zijn arm knijpen toen hij zijn brievenbus opende en een schrijven aantrof van de Dalai Lama.

“Iedereen die bij de brand is geweest, is erdoor veranderd.”

Mark Neale

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content