NIETS ZO VERRIJKEND ALS EEN ONGEHOORDE MENING. FILOSOOF IGNAAS DEVISCH ZIET DE WANPRAKTIJKEN EN DE EXCESSEN TOENEMEN IN ONS VOETBAL. HIJ PLEIT VOOR DE OPRICHTING VAN EEN REFLECTIEKAMER DIE WAAKT OVER DE ETHIEK OP EN ROND HET VELD.

I gnaas Devisch: “Sporters zoeken altijd de grens op en het liefst van al overschrijden ze die. Alle legitieme en soms ook illegitieme middelen zijn daar goed voor. Om dat te bewaken heb je een juridische component, die een wettelijk kader creëert, en een ethische. Ethiek gaat om het creëren van een klimaat waarbinnen er zich minder juridische conflicten voordoen. Een kwestie van preventie dus, al zal je nooit kunnen veranderen dat een sporter zijn limiet opzoekt. Ethiek moet zich dus niet de vraag stellen: hoe kunnen we de sporter afremmen? Maar wel: is het voor de sporter duidelijk waar de grens ligt in het opdrijven van zijn sportprestaties?

“Ethiek gaat veel verder dan de spelregels. Met regels alleen kan je de excessen niet indijken, want dan kom je weer in de juridische context terecht. Het is heel lastig om ethiek via juridische weg af te dwingen. Zodra je in die fase zit, is de ethiek al voor een stukje verloren geraakt. Ethiek is net wat je met elkaar kan afspreken in de hoop dat je de ergste conflicten kan vermijden. Vervolgens moet je daar heel consequent mee omgaan en dat kan alleen als het in de sportstructuur ingebakken zit. Als ouders vanaf het moment dat ze voor het eerst met hun kind in een club binnenkomen, geconfronteerd worden met de normen en waarden van die club en weten dat ze eruit worden gezet als ze die niet respecteren. Nu heeft ethiek veel weg van window dressing. Als het goed is voor het imago, zal men het erbij plaatsen in de vitrine. Anders niet.”

Rotte appels

“Ethiek zal nooit het uitgangspunt worden van de sport. Wat mij betreft hoeft dat ook niet. Maar de sport is zo’n belangrijke factor geworden dat het heeft geleid – en naar mijn indruk steeds meer leidt – tot wanpraktijken en excessen. Zeker op voetbalvelden zie ik vaak een fairplaybordje rondgedragen worden, terwijl er daarna nauwelijks nog sprake is van fair play. Alsof dan de échte sport begint. Het is mijn stellige indruk dat de entourage voetballers mee stimuleert om zo veel mogelijk over de grens te gaan. En dan zie je die arme scheidsrechter die het moet verduren en steeds meer agressie over zich heen krijgt omdat hij de enige is die nog waarden belichaamt.

“Mijn pleidooi is daarom dat sport-ethiek ook iets is van het management. Nu zegt men vaak: je hebt een goed systeem met een paar rotte appels. Als die over de schreef gaan, is iedereen zwaar verontwaardigd en vervolgens gaan we weer verder. Sportbesturen hebben de taak sporters minstens niet te stimuleren over de grens te gaan. Ze moeten duidelijk maken dat ze zelf een aantal waarden in zich meedragen en verwachten dat hun werknemers, de sporters, zich daarnaar gedragen. Clubs geven daar nu al vaak een aanzet toe, maar als het er echt op aankomt, kiezen ze toch nog voor de punten. De vraag is dan: waarom moet winnen altijd ten koste gaan van ethiek? Waarom kan het niet dankzij ethiek?”

Symptoomdebatten

“Twee jaar geleden was er die schuchtere poging in de Pro League om een ethische commissie op te starten. Volgens mij hebben ze nooit goed geweten wat ze hiermee wilden bereiken. Een aantal leden is er vrij vroeg uitgestapt. Op dat moment is er contact geweest tussen de Pro League en mezelf. Toen bleek dat er geen duidelijk kader voor zo’n ethische commissie was, hebben ze mij gevraagd die uit te tekenen. Dat heb ik gedaan. Er staat dus een kader op papier waarvan ik denk dat het een goed kader is voor een ethische commissie – ik noem het een reflectiekamer – die een ondersteunende en stimulerende rol speelt. In de tussentijd hebben ook de resterende leden allemaal ontslag genomen en nu is er niets meer. Ik heb niet de indruk dat het nog een prioriteit is. Zelfs nu de machtswissel achter de rug is, blijft het oorverdovend stil.

“Nochtans zijn er genoeg aanleidingen om er snel werk van te maken. Zoals de wedstrijd Standard-Anderlecht en zeker die staking van de West-Vlaamse scheidsrechters. Dat vind ik veel fundamenteler nog, want het is een oud zeer dat maar niet opgelost raakt en zelfs lijkt te verergeren. In die mate dat ik me afvraag: hoe is het mogelijk dat er nog iemand scheidsrechter wil zijn? Als je dan als federatie stil blijft, geef je een verkeerd signaal. Minstens moet je een signaal geven dat je de actie hebt begrepen en vervolgens een structuur in de steigers zetten. Anders krijg je voortdurend symptoomdebatten en zit je na een paar maanden weer in de oude situatie.

“Het is absoluut noodzakelijk dat je een kader creëert waarin sporters anders omgaan met elkaar. Dat doe je door vanuit de federatie of de Pro League een gedragscode af te spreken met de clubs. Als spelers hun contract tekenen, moeten ze dat mee ondertekenen. De ouders moeten erbij betrokken worden, de supportersfederaties ook. Clubs moeten er vervolgens prat op gaan dat ze daarvoor staan. Precies zoals ze zeggen spreekkoren en racisme niet te tolereren en hun supporters daarop aanspreken en desnoods uit de stadions weren. Clubs moeten ook trainers opleiden, van de prille jeugd tot boven, en hen meegeven welke grenzen ze aan gedrag moeten stellen. Dat moet bij de jeugd beginnen. Ik merk daar een opgefokte sfeer die vaak bij de ouders begint. De gemiddelde voetballer van zestien jaar heeft alle truken van de foor al geleerd.”

Bezigheidstherapie

“Zo’n reflectiekamer moet niet zelf kunnen sanctioneren. Anders word je een soort van politieman. Ze moet kunnen doorverwijzen naar een geschillencommissie, maar dan met de duidelijke afspraak dat er ook daadwerkelijk gevolg wordt gegeven aan zo’n doorverwijzing. Anders is het bezigheidstherapie en loop je het risico dat alleen het juridische overblijft en je als reflectiekamer net niet openbaar wordt uitgelachen. Je moet het op een of andere manier afdwingbaar maken.

“Ik vond het zeer positief dat de Pro League ervoor openstond om werk te maken van een ethische commissie. Ik denk nog altijd dat ik er interessant werk zou kunnen leveren, maar alleen als het in een onafhankelijke omgeving gebeurt en met duidelijke randvoorwaarden. Aangezien ik mijn tijd heb gestoken in die omkadering, blijf ik geïnteresseerd om er mijn schouders onder te zetten omdat ik denk dat het maatschappelijk relevant is, zeker als je ziet voor hoeveel jongeren voetballers rolmodellen zijn. Maar als het een vrijetijdscommissie wordt die niets te zeggen heeft, bedank ik voor de eer.”

DOOR JAN HAUSPIE

“Ik heb niet de indruk dat ethiek nog een prioriteit is in het voetbal.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content