Ofschoon het falen van vorige generaties er in de aarde bestorven ligt, vond Adekanmi Olufade in Togo de kracht om, meanderend tot bij AA Gent, carrière te maken op het Europese continent.

Met nadrukkelijke letters beschreven heeft de jongen op 7 juni 2001, meteen na ons bezoek, zijn blauw-rood gerande brief in de bus gedaan en als een klets in het aangezicht lag hij onlangs, vijfenhalf jaar later opgediept uit de rommeltrommel, voor ons.

Van KPENYIGBA ANANI, SÉCURITÉ HOTEL MERCURE SARAKAWA, BOULEVARD DU MONO, BP 2232 LOMÉ, TOGO aan RAOUL DE GROOTE, RUE DE LA FUSÉE 50 BOITE 5, 1130 BRUXELLES, BELGIQUE.

Of Monsieur zich hem nog herinnerde ? En of Monsieur hem dan aan een baan in Europa kon helpen ? Alstublieft ? Monsieur ?

Kpenyigba Anani stond op het strand van Togo tussen de grote golven en het chique hotel, om terug te sturen wie zich via de achterkant onrechtmatig een toegang tot de tuin zou proberen te verschaffen. Hoe eentonig de dagen ook voorbij slenterden, een boek lezen of naar de radio luisteren om de tijd te doden terwijl hij op zijn stoel zat, was verboden. 1000 CFA (anderhalve euro) per dag kreeg hij ervoor, zei hij, en 300 daarvan had hij nodig om zuinig te eten, 500 om de huur van één kamertje van vijf bij vijf te betalen.

Hij was bij de gelukkigen. Hij had zes dagen op zeven een inkomen.

’s Avonds naar huis wandelend kon hij binnen de omheining van het hotel piloten tot onder de palmbomen horen en de vanille wangen van stewardessen aan het zwembad zien happen in een mango. Hoop kwam met het vliegtuig naar Hotel Mercure Sarakawa in Lomé, tevens de geboortestad van Adekanmi Olufade, maar buiten vloekte de armoede. Een tegenstelling zo zwart en wit als de huidskleur van de inheemse bevolking en haar buitenlandse gasten.

Afrika vraagt het

Bij een wasplaats, waar de Monorivier langs een brede oever onder de weg glijdt, staat het onomwonden op de pastelkleurige muur geverfd : Interdit de chier ici. Verboden hier te schijten. Wie rondkijkt, ziet kraampjes woekeren in de met vuil aangestampte straten, een venter leurt met het snoer van een scheerapparaat dat hij heeft gevonden, mensen zitten, liggen, hangen, kreunen op stoelen, banken, muurtjes, krotten of de grond, bejaarden sjokken je amechtig kermend achterna, kinderen smeken je om geld, je hoedje, je notitieboekje, je balpen, je … Iéts !

Is geven goed ? De kreupele hupt van extase op zijn stompen. Was het Afrikaans maandloon dat hem door een autoraampje in de schoot viel arrogantie of had een Europese aalmoes van minachting getuigd ? Een stoplicht, een smeekbede, een bankbiljet verandert van eigenaar. Maar wie geeft wie het beste gevoel ? Liefde zou ook eerlijk en hard kunnen zijn. Moet de rijke zich niet geremd voelen en de arme ondernemend worden door hun beider aanvaarden van de realiteit ?

Afrika vraagt het.

Keer op keer.

In de maïskolven die op alle hoeken van de straten worden geroosterd en gevent, in de vragende blik van een veel te magere puber, in de bezwerende woorden van professeur Adjimoro, het door spiegels op tafel getoverde hoofd van een magicien die in een tentje op het strand – * Magic * – tegen betaling de toekomst voorspelt.

God heeft vele gedaanten.

En God geeft wat de mens ervan maakt.

Adekanmi Olufade heeft een andere dan de bedelweg gekozen om zich aan zijn wortels te onttrekken.

Un frére est mort

Buiten het centrum van Lomé, op het terrein van Dynamique Togolais – Dyto – FC de Lomé, hangt een haast sacrale rust. Zevenentwintig spelers trainen, bewonderend toegekeken vanaf de tribunes, met vier ballen in de lome warmte. Als beloning voor anderhalf uur zweten in het met stoffige, roestbruine aarde doorregen gras wachten twee douchekoppen met een straaltje water. Voor wie de zure walm in het smalle hok wil trotseren tenminste.

Olufade speelde hier zijn eerste wedstrijden in de hoogste klasse. Spelers krijgen, meldt een medewerker naast de lijn, van de club 5000 CFA, ongeveer 7,5 euro, per gewonnen wedstrijd en een maandloon dat schommelt tussen 45 en 75 euro. Voor wie zijn statuut van semiprof aanvult met een baan een redelijk surplus.

Maar verder is het behelpen. Wie speelt, weet zich gesteund, maar wie geblesseerd uitvalt, zal alleen moeten terugvechten. In Afrika helpt iedereen iedereen, maar in de strijd om de adoratie geldt de wet van de sterkste. De clubdokter, de enige man rond het veld met een hoge opleiding, legt uit dat wie een vleeswonde oploopt, op het terrein zelf wordt dichtgenaaid, maar wie iets erger treft, rest alleen het lijden. Geld om medisch materiaal te kopen – als het al te vinden is – is er niet. Onlangs nog brak een speler zijn nek. Na dertig minuten kermen van de pijn bleken les sapeurs pompiers veel te laat ter plaatse. Een maand voor hij naar Europa zou vertrekken, overleed een talent op het voetbalveld en met hem knakte een houvast voor veler dromen. Un frère est mort, Monsieur.

Een kleine kamer

Adekanmi Olufade mag eind jaren negentig van FC Dyto naar Europa op proef. Spanje is zonnig maar na drie maanden luiwammesen wil hij voetballen. De grote club die hem zonder dat hij er zal hoeven te testen door een paar makelaars is beloofd, laat niets van zich horen. De vijfde afdeling van het Spaanse voetbal wordt het dan maar. Maar meer dan een zoethoudertje voor de conditie is Tenerife niet, waardoor hij na amper één seizoen onverrichter zake Ivoorkust opzoekt. Hij komt er bij FC Satellite terecht, de club waar Sporting Lokeren mee samenwerkt.

Het debacle in Europa heeft de jonge voetballer niet afgeschrikt. Un guerrier is hij. Toch ? Een strijder, naar het beeld van zijn ouders. Want zoals hij het van zijn vader en moeder heeft geleerd, staat hij in het leven : gedreven om er iets van te maken. Yoruba zijn het, gechristende moslims die hun ondernemingszin daardoor aan nederigheid gekoppeld weten. Uit Nigeria overgekomen commerçanten in stoffen en stofjes, cosmetica en toebehoren. Pita, zijn vader, heeft een kraam die ruimschoots in het onderhoud van het gezin voorziet. Niet alleen betrekken de Olufades een stenen woning in een deftige negorij, ook bezitten ze een hoogst eigen van de buitenwereld afgesloten waterput. Dat duidt op welvaart, maar evenzo blijkt hij een maatstaf voor Olufades succes : hoe langer hij nodig heeft om zijn darmgestel weer aan het Afrikaanse drinkwater aan te passen, hoe groter de stap die hij in Europa heeft gezet.

Met dezelfde fierheid waarmee Pita zijn rijkdom vergaarde en op de markt het stapeltje bankbiljetten van onder zijn tradi- tionele gewaad haalt, zal zijn zoon zijn eigen ambitie doordrijven.

Door makelaars komt hij in Zwitserland, bij Nyon, terecht, maar een blessure op de eerste training noopt hem ertoe het grootste deel van zijn drie maanden durende testperiode in een klein kamertje door te brengen. Er zit niets anders op dan terug te reizen. Zwitserland wordt een tweede Europees debacle.

Dan liever Afrika, waar de duisternis je plots overvalt en de militaire politie op de weg naar de luchthaven naar eigen willekeur auto’s tegenhoudt en speurend naar handvuurwapens met zaklampen de inzittenden belicht, maar waar evenzeer het ritme van de djembé danst met de zoete geur van de aarde en het rollen van de golven je rug masseert bij het strand.

Het seizoen maakt hij opnieuw in Ivoorkust af. Dankzij de samenwerking van Sporting Lokeren met FC Satellite Abidjan wacht hem daarna een contract bij de Waaslandse club. De indruk die hij er in zijn eerste wedstrijden maakt, brengt zijn kwaliteiten – snelheid vooral – duidelijk naar voren. Maar zo nadrukkelijk als de Togolees met twee doelpunten tegen Club Brugge zijn entree in Lokeren heeft onderstreept, zo verlegen stamelt hij achteraf in de kleedkamer tegen de nieuwsgarende journalisten. Zijn derde Europese poging begint met woorden zo dun als afgetekende ribben in een Afrikaanse huid.

Amper dertien wedstrijden, een half seizoen, speelt hij in Lokeren of Rijsel roept. In Frankrijk kan hij zich voor het eerst meten met de top, maar met twee operaties aan een ontwrichte schouder en makelaars uit zijn jeugd die hem op de huid blijven zitten, draait alles in zijn hoofd.

De ene blessure volgt de andere op.

Van november tot juni is er geen concentreren meer bij.

Brieven van rechtbanken, angst dat zijn contract bij de club waar hij speelt verbroken zal worden, dreigementen.

Maar God beschermt hem. Hij bidt elke dag.

En hij rijdt drie keer in de week van Rijsel naar het nabijgelegen Santes waar zijn aanstaande vrouw hem opvangt.

God kent vele gedaanten.

Nice en Sporting Charleroi volgen later in het rijtje clubs waar hij speelt, maar eclatante successen worden het niet. Adekanmi Olufade zit op een doodlopend spoor. Alleen de nationale ploeg, de Sperwers van Togo, brengt af en toe soelaas.

Geel en groen

Les Eperviers, ça vole ! Hoog in de lucht. De nationale Sperwers kennen de roes van het geluk. Zoals in 2001, toen ze op de geel-groen gepavoiseerde luchthaven van Lomé landden en de 0-3-overwinning op Oeganda, met één doelpunt van Adekanmi Olufade, uitbundig werd gevierd. Van het verzengende asfalt ging het, omstuwd door echte én zelfverklaarde dragers van gezag, naar de bus en het nationale stadion voor een officiële huldiging.

Toeters schalden, auto’s claxonneerden en Radio Appolinaire deed verslag, hun reporter achterop een gammele scooter gezeten, laverend tussen vlaggen die in de hoogte werden gehouden, benen die door raampjes staken, hoofden die uit daken puilden en voeten die naast motorkappen bengelden. Ook te voet was de stoet makkelijk bij te houden. Want hoezeer de buschauffeur ook op het gaspedaal duwde of telkenmale stopte en onder de motorkap sleutelde, sneller dan stapvoets zou het vehikel niet rijden.

Tchanile Banna, toenmalig bondstrainer, liep plompverloren tussen de menigte. Niet hij, maar de spelers zijn in hun land de vedetten. Al mag hij zich de vroege chaperon van op zijn minst één onder hen noemen : Adekanmi Olufade. Acht maanden woonde hij in Abidjan bij hem in. Als hulptrainer bij het Ivoriaanse Satellite was het hem opgevallen hoe sterk zijn pupil in de schoenen stond. Meisjes, drank, sigaretten, volks vertier : nooit zag de nationale trainer Adekanmi Olufade toegeven aan de verlokking. Geheel in overeenstemming met het introverte beeld dat zelfs in zijn thuisland van hem bestond : wat Adekanmi dacht, wist niemand, maar dat hij zonder anderen problemen kon overwinnen, zag iedereen.

Ondertussen krioelde de massa door het nationale stadion. Zo ging dat elke keer als de nationale ploeg met een succes hun dag had opgeleukt.

Soms is God een Sperwer.

Intermezzo

De Sperwer schudt zijn veren.

Eruit !

Eruit moeten ze, de makelaars !

Hij was een kind nog toen hij voor hen tekende. Hij had er eerst in geloofd, een grote ploeg in Europa, een mooie carrière, maar sinds Tenerife weet hij beter. Zijn makelaars hebben hem in hun greep. Het werd gênant hoe ze zijn clubs probeerden uit te melken. Rijsel, Nice, Charleroi. Na Lokeren is het zienderogen bergaf met hem beginnen te gaan. Zijn hoofd zit vol. Niet God, maar de mens zelf blijkt diens grootste vijand en jaagt de angst aan.

Nu hij een advocaat op de zaak heeft gezet, is het beter even in het Verre Oosten te verwijlen. Al-Sailiya in Qatar biedt soelaas en ademruimte voor de geboorte van een dochter, Christa. Áls Adekanmi Olufade al gemotiveerd moest worden om te werken aan een terugkeer naar Europa, dan nu zeker niet meer. De extra verantwoordelijkheid geeft zijn leven wat hij in zijn voetbal al eerder vond : diepgang.

Qatar is fijn, al draag je er niet wat je wil, ervaart zijn vrouw. Geen rok noch decolleté wordt er gedoogd. Ook is het land klein met veel Zuid-Amerikaanse en Braziliaanse voetballers die elkaar in de hoofdstad treffen. Op de zeven kilometer lange Corniche in Doha is het aangenaam wandelen, van het restaurant Layali Zaman tegenover het nationaal museum tot aan het Sheratonhotel. Wie genoeg heeft van flaneren in de schaduw of lanterfanten onder de palmbomen hoeft bovendien maar te wenken om door een van de vele dhows of speedboten onder de zon over het water te glijden. Gek is het dus niet dat menig speler dan het veld op komt met vet aangezette technische bravoure om de conditionele achteruitgang te camoufleren.

Maar Adekanmi Olufade wil vóóruit.

Trainen op de club doet hij slechts één keer daags, ’s avonds, maar overdag loopt hij voor zichzelf en werkt hij in de fitness aan zijn spierkracht. Anderhalf seizoen later staat hij op het veld van Al Emirates, de club uit de Verenigde Arabische Emiraten, die hem op de Afrika Cup in Egypte 2006 aan het werk heeft gezien. Veel hoop had de voor Togo in chaos verlopen Afrikaanse landenbeker hem nochtans niet geboden. Stephen Keshi vocht met Emmanuel Adebayor, met wie Olufade opgroeide, om de nationale hiërarchie.

Maar in de Emiraten vergaat het hem zowaar nóg beter dan in Qatar. Er wordt fysieker gevoetbald, ervaart hij. Ook is het dagelijkse leven er veel opener. Voor de kust van Dubai vormen de Palm Islands ’s werelds grootste drie kunstmatige eilanden, maar in vergelijking met de Burj Al-Arab moet zelfs dat huzarenstukje de duimen leggen. Burj Al-Arab, het enige zevensterrenhotel ter wereld dat met zijn vorm refereert aan een Arabische dhow, zou met zijn achtendertig verdiepingen probleemloos het vrijheidsbeeld kunnen herbergen en tintelt met zijn goud en marmer belegde lounge in de ogen. Zoals het hele Midden-Oosten overigens baadt in luxe.

Adekanmi Olufade mag tijdens zijn verblijf in de Verenigde Arabische Emiraten graag in Dubai vertoeven, maar laat zich, gesteund door het werk dat zijn advocaat ondertussen verricht, door de uiterlijke rijkdom niet van zijn parcours slaan. Als een rariteit tussen de vele uitgerangeerde voetballers blijft hij werken aan zijn terugkeer. Na anderhalf seizoen in het Midden-Oosten is hij klaar voor Europa.

De Sperwer vliegt weer.

Hoog.

Hij is vrij.

Herfst in de winter

Geen seconde was voorbij getikt voor hij had beslist op Georges Leekens‘ vraag in te gaan en bij AA Gent te komen voetballen. Speelt hij voor de ploeg, dan speelt de ploeg voor hem, drukt de trainer hem op het hart. De trainer die hem bij Lokeren begeleidde, haalt hem als voetballer zó weer onder de mensen. Doelpunten tikt hij als vanouds binnen, versnellend laat hij met gemak de tegenstand achter zich, zijn lichaam gooit hij onverschrokken in de strijd. Maturiteit groeide in zijn speelwijze. Wie op God vertrouwt, behoeft geen angst.

Als hij tussen Gent en Rijsel rijdt, wil het Adekanmi Olufade wel eens gebeuren dat hij zijn carrière als voetballer overdenkt. Dan ziet hij, nu zijn gezinsleven en het voetbal elkaar versterken, nog een droom in Engeland voor zich. Zou het directe voetbal van de Premier League hem niet op het lijf geschreven zijn ? En terwijl de afrit naar Santes, een randgemeente van de stad, al staat aangekondigd, kan hij in de adrenaline het respect voelen dat hij in de loop der jaren heeft opgebouwd.

Van Abou-Osse D’Anie, is hij inmiddels de peter, een club in het ondertussen geëvolueerde Lomé, waar cybercafés woekeren en FC Dyto zich opmaakt voor een modernisering omdat Togo overweegt met volledig professioneel voetbal te beginnen. Ook zal hij er zijn medewerking verlenen aan het opleidingscentrum dat in juni Togolese jongeren moet helpen hun droom waar te maken.

Als zijn carrière over een paar jaar is afgelopen, hoopt hij genoeg te hebben laten blijken om van alle Togolese voetballers die nog naar België komen graag geziene gasten te maken. Verscheidene vrienden zijn ondertussen zijn pad gevolgd. Vaak richting Duitsland, de vroegere kolonisator, maar ook naar België, zoals Oyawolé, met wie hij opgroeide en voetbalde in het gele truitje dat zijn moeder voor hem maakte. Of Stan, die in Brussel woont en er inmiddels een vrouw en kind heeft.

Oók met vrouw en kind verblijft hijzelf dezer dagen bij zijn blanke Franse schoonfamilie, maar in oktober, als hun eigen woning af zal zijn, zullen ze verhuizen naar de keurige nieuwbouwwijk aan de rand van de dorpskern en zal hun geluk compleet zijn.

Terwijl hij het vertelt, zit voor de sofa de kleine Christa, die op 2 februari twee jaar wordt, te spelen. Als hij haar goedenacht heeft gekust en haar moeder haar naar de slaapkamer brengt, glimlacht Adekanmi Olufade om zoveel huiselijke zaligheid.

Naast de kast met een foto van het gezin, Bérénice, Christa en Adekanmi sereen kijkend in de lens, leest Patrick Poivre D’Arvor op TF1 het avondjournaal. Het klimaat raast boven het vrijgevochten westen. Kranen zijn geplooid, bomen geknapt, gebouwen omgewankeld. De broeikas kraakt onder de druk.

“Tsss …”, zegt Adekanmi Olufade terwijl hij zich, een been op het salontafeltje rustend, naar ons toe draait. ” Ça fait peur, hein ?” RAOUL DE GROOTE

Raoul De Groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content