Een blik achter de schermen in de Oostendse kleedkamer bij de match tegen WS Woluwe. Inclusief massage, moppen en peptalk door coach Fred Vanderbiest.

Vorige week donderdag. Een koude wind veegt over de Belgische kust, maar in Oostende lopen de mensen er met de glimlach bij. De kuststad ondergaat volop een gedaanteverwisseling: na de bouw van de hypermoderne basketbalarena enkele jaren geleden (die de benepen Mister V Arena verving) schieten nu de futuristische gebouwen als paddenstoelen uit de grond. Het Albertpark daarentegen is niets veranderd en dat is zowel een voordeel als een nadeel. Het stadionnetje van KV Oostende, op 200 meter van de Noordzee, draagt nog de sporen van de clubgeschiedenis, maar zou amper geschikt zijn om volgend seizoen ’s lands elite te ontvangen. De ploeg daarentegen staat er wel. Vanavond krijgt KVO, dat al weken aan de kop staat in tweede klasse, het bezoek van White Star Woluwe (winnaar van de eerste periode en dus zeker van de eindronde), dat in een extrasportieve malaise zit en dreigt te verdrinken in de financiële moeilijkheden. Terwijl alles dus laat vermoeden dat de balans in het voordeel van Oostende zal doorslaan, is er een flinke verrassing in de maak. Maar eerst duiken we de kleedkamer in, waar de voorbereiding op de topper aan de gang is en richten we de schijnwerpers op Fred Vanderbiest, de succescoach van de kustjongens.

Grappen en grollen

De wedstrijd wordt een dag later afgewerkt dan de andere inhaalmatchen omwille van de uitzending op tv. Wanneer we de kleedkamer van de thuisploeg betreden, hebben de spelers net samen gegeten. Het is 18.15 uur. Fred Vanderbiest scheurt nauwgezet enkele stukjes plakband af die hij onderaan op het bord kleeft waarop hij vijftien minuten theorie zal geven. Lander Van Steenbrugghe is de eerste die door Bram, de kine, onder handen wordt genomen. De sfeer is ondanks het belang van de match erg ontspannen.

“Het is kouder dan ik had gedacht vanavond”, oppert een speler.

“Koud?”, kaatst zijn coach terug. “Dat is zeker om te lachen? In mijn tijd speelde ik zelfs als het nog veel kouder was met korte mouwen en zonder handschoenen.”

Fred Vanderbiest is nog niks veranderd. Op zijn 35e heeft de Brusselaar nog altijd dat strijdershart waarmee hij een aardige loopbaan kon uitbouwen in eerste en tweede klasse, ook al was hij zeker geen grote speler. Hij woont nog altijd in Roeselare met zijn vrouw en hun dochtertje.

“De verplaatsing kost me tussen de 30 en de 35 minuten. Afhankelijk van hoe ik me voel”, voegt hij er met een brede grijns aan toe. Een vlotte prater is hij altijd geweest. Mentaal sterk ook, soms provocerend tot op het randje, en die karaktertrekken zijn ook terug te vinden in de manier waarop hij zijn spelers toespreekt. Die spelers zijn behoorlijk verrast dat wij in de kleedkamer zitten terwijl de theorie gaat beginnen. De coach maakt er handig gebruik van: “Zo gaat dat als je aan de kop staat in tweede klasse. Dan komt de belangstelling op gang. Ze willen weten waarom het zo goed marcheert in Oostende. Let maar op: een van de dagen worden jullie wakker en staat er een paparazzo naast jullie bed!” En met een luide lach draait hij zich om naar het theoriebord. Mama Dissa kijkt hem stomverbaasd aan. JérémyDumesnil, de tweede doelman, moet erom glimlachen. Het is 18.35 uur, na wat grappen en grollen begint de theorieles. Enkele fragmenten:

“Ik wil vanavond niet de minste nonchalance zien! Als we tegen deze overhoopgehaalde ploeg van White Star punten verliezen, zal dat enkel en alleen aan onszelf te wijten zijn. Die mannen zitten met een pak afwezigen, ze spelen voor de eerste keer samen. Daar moeten we van profiteren. Wat hen momenteel overkomt, wens ik niemand toe, maar gedurende de negentig minuten wil ik geen sentiment. Ik zeg u: bij de bond zien ze ons liever niet kampioen spelen. Daar hopen ze dat Westerlo weer naar eerste gaat. Maar dat zal niet gebeuren! Westerlo probeert ons onder druk te zetten door hun wedstrijden voor die van ons te spelen, maar ik heb de Kempenaars al aan het werk gezien: ze winnen met geluk en ze gaan nog kraken, zeker weten. Wij niet. Al tweeënhalf jaar werken wij om te raken waar we nu staan. Wij gaan niet kraken. Er zijn nog zeven wedstrijden: vijf keer winnen en het is binnen. Dan zitten wij in eerste. Jullie willen dat net zo hard als ik. Nog twee, drie weken vol gas en ’t is gebakken.”

In tegenstelling tot Westerlo, de grootste titelrivaal, is promotie voor Oostende geen kwestie van moeten. Er is geen druk in de club. Westerlo heeft een loonmassa die kolossaal is in vergelijking met die van KVO, en toch zijn het de kustjongens die de dans leiden.

Vervroegd debuut

Nadat Vanderbiest elke speler van Woluwe grondig heeft ontleed, zit de theorie erop. Tijd voor een halfuurtje mentale pauze. Opmerkelijk: de bespreking gebeurde voor twee derde in het Frans. Lander Van Steenbrugghe legt uit: “Er zijn veel Franstaligen in de ploeg, dat is altijd zo geweest. Geen enkel probleem.”

Een na een passeren de spelers (nogmaals) bij kine Bram, wiens handen door het masseren en kneden almaar roder worden. Het is nu de beurt aan Yohan Brouckaert, die met Tubeke al even in eerste voetbalde. “Hij heeft de bleekste benen van tweede klasse. Juist een kieken”, lacht de kine. We zeiden het al: de sfeer is erg ontspannen.

Elke speler heeft zijn kleine gewoonten en tics. Georgios Kaminaris borstelt zijn sloffen. Fred Vanderbiest van zijn kant gaat een koffietje drinken in de kantine. Hij komt er de technische staf van White Star tegen, Philippe Droeven en Grégory Vanmelkebeke. Felice Mazzu komt wat later binnen. Een minuutje of tien zitten ze rond de tafel over hun respectievelijke clubs te praten en dan wensen ze elkaar succes. Het vervolg op het veld.

19.35 uur, de spelers zijn klaar voor de opwarming, het stadion loopt stilaan goed vol, hoewel het nog bijna een uur is tot de aftrap. De coach van KVO zet de laatste puntjes op de i. Zijn stem klinkt luid, de toon is nog overtuigender dan daarvoor: “Ik duld geen enkele misstap. Er zijn hier geen vedetten, er is alleen een ploeg. Dat is onze enige troef. Wees sterk, wees goed, wees vastberaden! Zorg dat Woluwe achteraf niet meer weet of ze in Oostende of in Virton zijn. Sommigen van jullie komen uit bevordering, anderen uit derde klasse. Vorig jaar hebben we de eindronde gemist door de schuld van Woluwe. Geen sprake van dat ze ons nog eens naaien! Allee vooruit!”

Met een kreet springen de spelers als één man recht. Vanderbiest neemt uit een kastje een sjaal in de clubkleuren. “Bijgeloof. Ik pak die altijd mee. Ik mag graag denken dat hij geluk brengt.” Hij heeft nog enkele minuten voor ons vooraleer het veld hem roept. Graag zou hij zelf nog op het gras rondlopen, maar… “Mijn lichaam wil niet meer mee. Ik had last van een hernia en was niet meer op niveau. Op een bepaald moment moet je stop kunnen zeggen, ook al valt dat zwaar en doet dat pijn.” Als speler leek hij nochtans niet in de wieg gelegd om zelf het petje van trainer op te zetten. Hijzelf beweert nochtans het tegendeel: “Door een samenloop van omstandigheden heb ik vlugger gedebuteerd als trainer dan ik in gedachten had, maar ik wou wel altijd al trainer worden. In elke club waar ik gespeeld heb, was ik een centrale figuur. Ik stond altijd dicht bij de coach en was vaak zijn verlengstuk op het veld.”

Hartstochtelijk publiek

In het diepst van zijn ziel blijft Fred Vanderbiest een Brusselse ket. Hij doorliep de jeugdreeksen bij RWDM en kwam daar in de A-kern. Nadien speelde hij ook voor Union Sint-Gillis, een andere cultclub uit de hoofdstad. Hij maakte heel wat trainers mee, maar degene die de meeste indruk hebben nagelaten en die hem nu nog inspireren, zijn niet degenen die je zou denken: “Ik werkte graag onder Daniël Renders omdat die op menselijk vlak heel bijzonder was. En dan is er Joël Crahay, de trainer die me bij Walhain opnieuw gelanceerd heeft op een moment dat niemand nog in mij geloofde. En Ariël Jacobs, die me op het goeie spoor gehouden heeft. Maar wat mijn houding langs de lijn betreft, daarin lijk ik toch het meest op Dennis van Wijk.”

Een van de troeven van KV Oostende is de hartstocht van het publiek. Vaak zijn er meer dan 2500 toeschouwers, zelfs op een kille donderdagavond. Diezelfde vurigheid merk je ook rond het parket van de naburige basketarena en langs de piste van de hippodroom, die vorige zomer de deuren weer opende. Het Oostendse publiek is van nature warmbloedig.

“Dankzij hen hebben we al heel wat punten gewonnen”, zegt de coach. Hij staat op, bedekt zijn kale schedel met een zwarte muts en stapt naar buiten. De muziek schalt uit de luidsprekers. Het is 20.20 uur, de spelers gaan terug naar de kleedkamer. Nu wordt het ernst.

Stoom aflaten

De wedstrijd verloopt niet zoals voorzien. White Star, dat nochtans met een onuitgegeven elftal aantreedt, verzorgt de organisatie uitstekend en komt ei zo na op voorsprong. Naarmate de minuten wegtikken, windt Vanderbiest zich meer en meer op. Zijn ploeg slaagt er niet in de bovenhand te nemen en verliest te veel duels. Bij de rust voert hij een eerste vervanging door. Tegen de gang van het spel in komt Woluwe op voorsprong via Ivan Yagan. Oostende komt weer gelijk door een doelpunt van de Franse kapitein Xavier Luissint. Met Jamaïque Vandamme mee in de aanval keert het wedstrijdbeeld, Oostende belegert nu het Brusselse doel. Toch zijn het opnieuw de bezoekers die weten te scoren uit een counter afgerond door de Ghanese Zweed Patrick Amoah, eerder een tijdje in dienst van OHL. Bij een 1-2-achterstand op luttele minuten voor het einde kan Oostende eens te meer rekenen op verdediger Baptiste Schmisser, die nog een gelijkspel uit de brand sleept. Te weinig in volle titelstrijd. Vanderbiest applaudisseert even voor de supporters en haast zich dan naar de kleedkamer, onderweg breekt hij bijna zijn hand wanneer hij van woede op een paneel klopt. Zijn ploeg heeft zich erin laten luizen.

“Ik dacht dat ik de ploeg had met de beste mentaliteit van tweede klasse. Ik heb mij vergist”, zegt hij daarop. “We hebben ons vanavond laten naaien door gasten die al zes maanden niet meer betaald zijn. Chapeau voor White Star, ik ben jaloers op hun hardnekkigheid. En wij, wij waren slecht. Dat is onaanvaardbaar. Sommigen gaan dat cash betalen. Ik heb al gezegd dat we niet over de titel moesten praten. Bij sommigen zit het al in het kopje.”

Het klopt dus helemaal: Vanderbiest is nog niks veranderd. Het hart op de tong. Voor al wat hij sinds het begin van vorig seizoen gerealiseerd heeft, verdient hij het om met KV Oostende naar eerste klasse te promoveren. Een toffe club, gemoedelijk, zonder de minste Vlaamse arrogantie. De mensen zijn er cool, de supporters sympathiek. “Wat wel goed is, dat is het ontbreken van druk”, zegt de trainer. “We nemen wat komt. Onderhandelingen en beslissingen over transfers gebeuren hier in onderling overleg, als goede huisvaders. Ik ben er niet helemaal zeker van of we echt wel klaar zijn voor de elite op het vlak van omkadering, trainingsfaciliteiten en dergelijke, maar we gaan er toch alles aan doen om het waar te maken. Correctie: we zúllen het ook waarmaken.”

En dan gaat Vanderbiest er als de wind vandoor. Om wat stoom af te laten zal hij de 30 minuten die hem van zijn woonplaats Roeselare scheiden goed kunnen gebruiken. Nu ja, 30 of 35, afhankelijk van…

DOOR JEROEN VANDERGUCHT – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Let maar op: een van de dagen worden jullie wakker en staat er een paparazzo naast jullie bed!” Fred Vanderbiest

“Ik heb Westerlo aan het werk gezien: ze winnen met geluk en ze gaan nog kraken, zeker weten. Wij niet.” Fred Vanderbiest

“Druk is er niet. We nemen wat komt.” Fred Vanderbiest

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content