Het voorbije seizoen was dat van de doorbraak van Romelu Lukaku, maar ook van zijn ploegmaat Cheikhou Kouyaté. ‘Hij zei: merci, Mariama’, zegt zijn vriendin Mariama Sow. ‘Cheikhou is kampioen, maar Mariama is ook kampioen.’

“Dat ik hem kon inspireren om opnieuw een positieve houding aan te nemen, deed mij plezier, maar toen hij bij zijn wederoptreden al direct zijn neus brak, dacht hij meteen weer dat het voor hem afgelopen was. Ook alle krantenartikels waarin stond dat hij geen kans op een basisplaats maakte, dreven hem tot wanhoop. Ik zei hem dat hij niet moet geloven in wat journalisten schrijven, maar in zichzelf. Al die artikels bewaarde ik trouwens en er blijkt uiteindelijk niets van te kloppen. Dat Cheikhou er toch in slaagde om titularis te worden, is magnifiek. Bij Anderlecht is dat voor een jongen zoals hij niet vanzelfsprekend, want daar komt echt heel veel stress bij kijken, hoor. Het is een grote club, iedereen is er getalenteerd, en om er door te breken en stand te houden, moet je constant knokken. Dat weegt fysiek en mentaal zwaar op een speler en zijn entourage. Nu is hij aangepast aan het ritme van een topploeg, maar er blijft natuurlijk nog veel werk te verrichten. Elke dag bij Anderlecht is een ervaring waarvan hij bijleert. Cheikhou is nog jong ( 20, nvdr) en kan heel ver raken. Insjallah.”

Assepoester

“Ik weet dat Cheikhou al afzag en triest is geweest in zijn leven. Het is niet vanzelfsprekend om alleen van Afrika naar hier te komen. Je stelt je Europa voor als de ideale wereld, maar dat is het bijlange niet. Je denkt dat je er alleen maar mooie woningen, veel geld, veel sereniteit en veel vreugde zult zien, maar de realiteit is dat het leven er koud is en dat alleen de klok telt. Bij ons lachen de mensen op straat, zeggen ze ’s ochtends tegen iedereen goeiendag en schudden ze links en rechts iemand de hand. Hier niet, hier is er veel minder menselijke warmte. Zelfs als je valt, kan het gebeuren dat niemand je de hand reikt. Als je de ambiance van bij ons gewoon bent en plots in Brussel alleen op een kamer zit en je leven enkel nog bestaat uit eten, trainen en slapen, dan moet je heel moedig zijn om niet naar huis terug te keren. Cheikhou luisterde toen veel naar muziek die hem herinnerde aan zijn vrienden in Senegal.

“Mijn pad ging ook allesbehalve over rozen. Ik ben geboren in een heel bescheiden familie in Somone, een vissersdorp op een uur of twee rijden van Dakar. Om mij een betere opvoeding, een opleiding in een private school en een mooiere toekomst te kunnen geven, plaatste mijn schoonbroer, een leraar, mij toen ik zeven jaar was bij een Frans koppel dat een hotel bezat in het drie kwartier verder gelegen Mbour. Maar vijf jaar later scheidden die mensen en kwam ik in een ander gastgezin terecht. Daar is de ellende begonnen. Ik voelde er mij net Assepoester. Terwijl de dochters zich als prinsessen gedroegen, werd ik gedwongen en geïntimideerd om ál het huiselijk werk op te knappen. In die tijd las ik elke avond in ‘Les Misérables’ van Victor Hugo. Ik herkende mezelf in Cosette en vond er troost in. Toen ik eindelijk naar een andere familie mocht verhuizen, was ik heel blij, maar daar werd ik nog meer als een slet behandeld. Elke ochtend doorkruiste ik een dag op de kalender. Dag na dag, week na week, maand na maand, jaar na jaar. Zo ongelukkig voelde ik mij. Met zestien jaar ben ik weggelopen en werk gaan zoeken in de horeca. Mijn eerste maandsalaris, in het Lamantin Beach Hotel in Saly, bedroeg 30.000 CFA ( omgerekend ongeveer 44 euro, nvdr). Later werkte ik onder meer in Café de Rome in Dakar, het grootste hotel van Senegal.

“Als ik het moeilijk kreeg, trok ik naar het strand, ging ik altijd op dezelfde rots zitten en dan weende ik en sprak ik tegen de zee. Op een dag kwam er een meneer met dreadlocks en een gitaar voorbij die mij aansprak. Hij was een Martinikaan, hij nam mij mee naar zijn familie, stelde mij voor aan zijn vrouw en haalde mij uit al mijn miserie. Die man liet mij de kleuren van Afrika zien, ging met mij naar het slaveneiland Gorée, vertelde mij over de Afrikaanse diaspora, toonde mij wie ik was en waarom mijn huid minder donker was dan die van andere Senegalezen. Al was ik nog honderd jaar naar school geweest, nooit zou ik zo veel geleerd hebben. Mijn geest werd geopend en ik ben beginnen te reizen, onder meer naar België. ( glimlacht) In Martinique ontmoette ik Aimé Cézaire ( een belangrijke strijder voor de Afrikaanse identiteit die in 2008 op 96-jarige leeftijd overleed, nvdr). Ondanks zijn hoge leeftijd rechtte hij zich om mij te omhelzen. De tranen rolden langs mijn wangen.”

Immuniteit

“België is een gastvrij land en ik vind het mooi dat het al zijn gemeenschappen respecteert en steunt, maar in het begin was het er voor mij heel moeilijk. Ik kwam mensen tegen die mij hielpen, maar ook mensen die mij tegenwerkten. Ooit sliep ik bij min vijf graden in een station. Al mijn geleden leed is een bron van inspiratie. Ik geniet ten volle van de goede momenten, want ik weet dat er slechte kunnen komen en áls ze komen, zal ik niet verrast zijn. Voor mij is niets in het leven vanzelfsprekend.

“Toen ik Cheikhou voor het eerst tegenkwam, geloofde hij niet dat ik een Senegalese was. Door mijn blekere teint dacht hij dat ik een mulattin was. Maar zodra ik Wolof ( de meest gesproken taal in Senegal, nvdr) begon te spreken, waren we vertrokken. ( lacht) Ondertussen zijn we al bijna tien maanden verder en schieten we uitstekend met elkaar op. We zijn jong en amuseren ons, maar niet als Anderlecht verliest. Dan zwijgen we, eten we en gaan we slapen.

“Mijn vorige relaties liepen nooit goed af, maar ik gaf mezelf een nieuwe kans. Ik cijfer mij een beetje weg en begin daardoor steeds meer mijn ware zelf te herkennen. Cheikhou is een jongen die niet rookt, geen alcohol drinkt en dagelijks bidt. Door hem bid ik nu ook elke dag en sindsdien voel ik mij overal beschermd, precies alsof er een immuniteit rond mij hangt. Tenslotte ben ik net als hij geboren in een heel religieuze familie. Mijn moeder is de dochter van een grote maraboe en mijn grootvader aan vaderszijde, die van Mauritaanse afkomst is, ging ooit te voet naar Mekka. Maar ik leefde altijd elders. Voor het eerst in mijn leven voel ik mij thuis.

“Ik woon in Antwerpen, werk er als familiaal helpster en ga met de trein naar Cheikhou, maar in september wil ik naar Brussel verhuizen om dichter bij hem te kunnen zijn. Behalve naar een appartement ben ik in de hoofdstad ook op zoek naar een job als dienster, hostess of telefoniste. Ik ben er dankbaar voor dat ik iemand als Cheikhou ben tegengekomen. Hij is heel gewoon, eenvoudig, bescheiden en rechtuit. Er zit geen valsheid in hem, zijn hart is zuiver. Al is hij twee jaar jonger dan ik, hij inspireert mij.

“Cheikhou houdt ontzettend veel van zijn moeder. Hij zegt: ‘Alles wat ik verdien in mijn leven is voor haar.’ Van de vrouw die je het leven schonk, móét je houden. Mijn moeder is de enige persoon die altijd in mij is blijven geloven. Toen ik zeven jaar was, ging ik al babysitten om haar wat geld te kunnen geven. Ik weet hoe Cheikhou zich voelt op momenten dat het hem niet lukt om mensen te helpen die in Senegal op zijn hulp rekenen.

“Ook zijn moeder werd al door veel leed getroffen. Zij is een bron van motivatie, zij betekent álles voor hem. Als hij blijft vechten na zijn jukbeenbreuk en zijn neusbeenbreuk, dan is het ook omdat hij weet dat zij onvoorwaardelijk achter hem staat. Op zijn appartement staan er overal rond foto’s van haar en als hij moe is, roept hij soms haar naam om zich beter te voelen.

“Natuurlijk is ook zijn vader, die zelf voetbalde en het spel door en door kent, zijn bron en daar is hij zich evenzeer heel bewust van. Daarom schonk hij hem het shirt dat hij in de uitwedstrijd tegen Ajax droeg. Cheikhou deelt de lengte en de power van zijn vader en de kalmte en de vriendelijkheid van zijn moeder. Hij is bijvoorbeeld heel gevoelig voor de aandacht van fans. Als een kleine jongen hem op straat aanspreekt, zie je de vreugde in zijn ogen. Ook daar put hij kracht uit.”

Milagro

“Iedereen volgt zijn lotsbestemming en bij Cheikhou is dat de weg van het voetbal. Elke dag spreken we erover. Van ’s ochtends tot ’s avonds is hij over voetbal bezig. Het is voor hem het allerbelangrijkste en als het niet goed gaat, praat ik op hem in en bid ik in mijn hart dat hij gelukkig mag zijn.

“Zelf hou ik ook heel veel van voetbal. Toen ik twaalf jaar was, voetbalde ik op school en noemden ze mij Milagro. Dat was een jong meisje dat de hoofdrol speelde in een Braziliaans feuilleton op de Senegalese televisie. Net als ik destijds was zij een beetje wild, een halve jongen van eenvoudige komaf die niet al te gelukkig was en veel doelpunten maakte. Dankzij Cheikhou vond ik mijn liefde voor het voetbal terug.

“Ik ben wel iemand die na de wedstrijd laat horen wat zij ervan vindt. Als hij niet goed presteerde, is hij soms niet op zijn gemak om naar mij toe te komen. ( lacht) Dan buigt hij het hoofd. Het gebeurde ook al dat hij zei ‘jij bent ook nooit tevreden!’, maar ik weet dat hij rekening houdt met mijn opmerkingen. Toen hij het een keer niet eens was met de trainer en ik hem ongelijk gaf, was hij twee dagen boos op mij. Daarna belde hij mij terug om te zeggen dat ik gelijk had.

“Dat de spelersvrouwen tijdens de kampioensviering elk een shirt kregen en mee het veld op mochten om de supporters te groeten, vond ik logisch. Wij kunnen de spelers meer bijbrengen dan de trainers. Thuis zijn wij de bron, dan zijn wij het die hen soigneren en stimuleren. Herman Van Holsbeeck weet dat, hij zegt mij geregeld dat ik goed moet blijven zorgen voor Cheikhou.

“Op het einde kreeg Cheikhou heel veel inspuitingen in zijn enkel om toch maar te kunnen spelen, maar ik hou daar niet van. ’s Avonds masseerde ik hem met karitéboter die zijn moeder uit Afrika meebracht, en legde ik een bandage. Hij is mij dankbaar voor alles. Toen Anderlecht kampioen was en hij met de Senegalese vlag rondliep, nam hij mij in zijn armen. In de Carré ( discotheek in Willebroek, nvdr) danste hij daarna als een gek, zonder één druppel alcohol te drinken trad hij uit zijn timiditeit, legde al zijn complexen af en fluisterde mij toe: ‘Het is mooi om jong en kampioen te zijn. Als je ziet van waar ik dit seizoen kom: merci, Mariama.’

“Cheikhou is kampioen, maar Mariama is ook kampioen. ( lacht) Het was tijd om te slagen en vooruitgang te boeken en dat is gebeurd, maar toen hij op vakantie vertrok naar Dakar zei ik hem: ‘Vergeet niet, Cheikhou, dat het moeilijkste seizoen het volgende is.’ Hij weet het en zal er klaar voor zijn.”

door christian vandenabeele

Ik zei hem dat hij niet moet geloven in wat journalisten schrijven, maar in zichzelf.Ooit sliep ik hier bij min vijf graden in een station. Voor mij is niets in het leven vanzelfsprekend.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content