Pierre Bilic

‘De belangen van de club primeren altijd op de belangen van de trainer.’ Michel Preud’homme maakt de sportieve balans op van Standard. ‘Ik heb een goede groep.’

Ondanks de uitschuiver tegen Sint-Truiden is Standard na een rampzalige start tot in het kielzog van de overige topclubs geraakt. Coach Michel Preud’homme over die achtervolgingsrace : “Vergelijk het met Michael Schumacher. Tot in de slipstream van de concurrenten komen is niet het moeilijkste onderdeel van de opdracht. De concurrenten passeren, dat is de zwaarste taak.”

Preud’homme beseft dat Standard voorlopig niet langszij de rivalen zal raken. Opmerkelijk : de trainer van de Rouches citeert behalve Anderlecht en Standard ook met nadruk Racing Genk als titelkandidaat. “Sommigen beweren dat Genk een beetje per abuis aan de leiding ligt. Onzin. Als je in deze fase van de competitie staat waar Genk staat, is dat nooit toeval.”

Mogelijk heeft de thuisnederlaag tegen Sint-Truiden Standard en Michel Preud’homme weer met de voeten op de grond gezet. Vlak vóór die misstap toonde de coach zich tamelijk euforisch in de analyse van zijn team. Die evaluatie begon met de volgende vraag :

De terugkeer van Igor De Camargo vergroot de offensieve mogelijkheden van Standard.

Michel Preud’homme : “Allicht, maar voor de terugkeer van Igor De Camargo stelde Standard ook al drie aanvallers op met Milan Jovanovic, Sérgio Conceição en Milan Rapaic. De laatste twee opereren bij voorkeur op de flanken, maar denken en handelen nadrukkelijk offensief. Waardoor je bijna tot een 4-2-4 komt, ongeacht of De Camargo of Sá Pinto in de ploeg staat.

“Als coach breng ik altijd de meest competitieve ploeg op het veld aan de hand van de spelers waarover ik beschik. Ik zoek altijd naar de beste balans in de ploeg. Toen ik de groep in handen kreeg, had ik geen enkele spits. Nu heb ik er twee met Jovanovic en De Camargo, terwijl ik nog de jonge Serhiy Kovalenko achter de hand houd en ook Ali Lukunku terugkeert na een blessure en een lange afwezigheid.

“Met een vast systeem werk ik liever niet. Een spelersgroep is een beweeglijke realiteit : hij is constant onderhevig aan veranderingen van de dagelijkse werkelijkheid. Je moet altijd naar de beste oplossing van dat precieze moment zoeken. Naar de beste veldbezetting van dat moment. We volgen een algemeen concept : er is de verplichting om offensief en hoog te voetballen. Maar er mag geen verstarring in de tactiek sluipen : we kunnen zowel een 4-2-3-1 als een 4-3-3 spelen. We kunnen op het middenveld spelen met een driehoek met de punt naar voren, maar evengoed met een driehoek met de punt naar beneden, afhankelijk van wat er op het veld gebeurt.

“Een 3-4-3 ? Op dit ogenblik bezitten we niet de spelers voor dit systeem. Efficiëntie moet altijd de ultieme ambitie zijn. Een goede ploeg is een efficiënte ploeg. In wezen kan balbezit me geen barst schelen. Wat niet wil zeggen dat we de opbouw verwaarlozen. Helemaal niet zelfs, en ons middenveld bewijst dat. Alleen, er moet op het geschikte moment worden overgeschakeld naar de verticale beweging. Daarom heeft Standard twee complementaire spitsen nodig. We kunnen door het centrum aanvallen, dankzij de lengte en kracht van De Camargo en de snelheid van Jovanovic. Maar we kunnen net zo goed langs de flanken uitbreken met spelers als Rapaic, Conceição, Areias, Frédéric Dupré enzovoort. En we kunnen vanuit het middenveld volk centraal vooraan brengen : ik verwijs nu naar de gestalte van Marouane Fellaini, de infiltraties van Karel Geraerts.”

Vuurtje stoken

Na een periode van twijfel stralen verdediging en doelman tegenwoordig meer zelfvertrouwen uit. Lag daar uw eerste prioriteit ?

“Neen, het is altijd een geheel. Alle linies van de ploeg moeten beantwoorden aan de collectieve verwachtingen. In het ideale voetbal neemt iedereen deel aan alle acties van het team, zowel de offensieve als de defensieve, uiteraard rekening houdend met de specifieke eigenschappen van elke individuele speler. Maar wanneer de spelsituatie het vereist, moet een verdediger aanvallen en een aanvaller verdedigen. Daar steekt een kolossaal werk achter : werk met elke speler van de groep, werk op zowel fysiek, mentaal als technisch niveau. Dat werk beheren we dus dagelijks en met veel spelers, de doelman inbegrepen. Olivier Renard ontwikkelt zich, bouwt zijn bagage uit. Doelman, het is geen gemakkelijke positie bij Standard.

“De technische staf levert hier goed werk. Als het nodig is, geef ik advies. Ik ben hoe dan ook vertrokken bij de basis die Johan Boskamp hier gelegd heeft, en dan heb ik daar eigen klemtonen aan toegevoegd. In de verdediging heb ik slechts één correctie aangebracht. Areias is als linksback in de plaats van Rogerio Matias gekomen. Frédéric Dupré zet zich als rechtsback door en beantwoordt aan de verwachtingen.”

Ten koste van Eric Deflandre.

“Heeft hij Eric Deflandre verdrongen ? Want dat is wat u wilt zeggen, nietwaar ? Ik antwoord u dat dit niet het echte debat is. Ik heb 27 spelers : 11 staan tijdens de match op het veld, 7 zitten op de bank, 9 zijn niet geselecteerd. Er moeten constant keuzes gemaakt worden, op basis van wat er in wedstrijden gebeurd is, van het vormpeil van spelers, van blessures, van schorsingen. Eric Deflandre maakt deel uit van de spelerskern. Alles is tijdelijk in het voetbal. Wat waar is op het ene moment, is op het einde van de week of een maand later niet meer waar. Er is alleen maar de waarheid van het moment.

“Ik ben tevreden over mijn verdediging. Alleen zou ze de rest van de ploeg meer moeten coachen. Een moderne defensie draait niet meer rond een leider of rond één speler met meer ervaring dan de andere. Je mag niet te veel etiketten op voetballers kleven. In Nederland kan en mag een jongen van achttien jaar een oudere speler coachen, geen probleem. Het is om elkaar te helpen. In België is dit minder gebruikelijk.

“De verdediging van Standard is permanent in opbouw. Er wordt veel gesproken – en dat is logisch – over Mohamed Sarr. Hij presteert sterk en hij is nog altijd maar 22 jaar. Oguchi Onyewu is maar een beetje ouder. De verklaring van hun succes ? Hard werken. Sinds ze op Sclessin zijn, heeft de technische staf – in al haar verschillende personeelsbezettingen – intens met hen gewerkt. Dat loont, maar ik weet ook dat we het duo Sarr-Onyewu hier geen drie jaar meer kunnen houden.”

Drie duo’s

Op het middenveld loopt er nog zo’n parel rond : Marouane Fellaini. Misschien is zijn spel wat te veel toegespitst op fysiek engagement ?

“Dat is een cliché. Marouane Fellaini lijdt zelden balverlies. Hij is nog volop bezig de eerste klasse te ontdekken. Natuurlijk moet hij nog werken om door te groeien, moet hij kleine tekortkomingen in zijn spel wegvijlen, zoals de snelheid van het beslissen. Snelheid wordt almaar belangrijker in het voetbal. Het komt erop aan om dezelfde handelingen steeds sneller uit te voeren. Als je Chelsea tegen Barcelona ziet, krijg je daarvan een demonstratie. Op ons niveau zijn bijna al onze spelers technisch bekwaam om diezelfde handelingen uit te voeren, maar ze moeten ze uitvoeren met een hoge snelheid. Als Marouane zijn mentaliteit, zijn bescheidenheid en zijn werkkracht handhaaft, wacht hem een schitterende toekomst.

“Karel Geraerts bezit de uitzonderlijke gave om telkens op het juiste moment vanuit de tweede linie vooraan op te duiken. Marouane doet dat ook, en dat ze elkaar daarin afwisselen, maakt onze ploeg beter. Ik vind Geraerts en Fellaini niet zo erg van elkaar verschillen. Fellaini recupereert wat meer ballen dan Geraerts, maar hij is ook niet het type stofzuiger zoals Siramana Dembélé, die altijd schitterend zijn job doet. Marouane kan net als Karel diep gaan, in een andere stijl misschien, maar even geëngageerd. Hij heeft alleen nog niet die feeling van Karel.

“Het is een schitterend duo, en ik zou hen graag houden. Als technisch directeur heb ik enorm veel tijd uitgetrokken om Karel Geraerts te overtuigen. Maar het bleek onmogelijk. Karel heeft zijn eigen redenering en blijft die volgen. Ik weet niet of hij in januari nog voor Standard voetbalt. Of hij zijn contract verlengt, is niet meer mijn probleem, in die zin dat ik dat dossier niet meer beheer.

“Ik weet wel dat Karel Geraerts mij doet denken aan Michael Ballack of aan Steven Gerrard : het zijn geen pure nummers tien maar ze zoeken vanuit het middenveld de diepte op. Ze brengen het gevaar tot diep in het kamp van de tegenstander en toch kunnen ze ook verdedigen. Dat soort spelers is gemaakt om in de verticale as van het team te evolueren. Maar goed, Geraerts-Fellaini is een fantastisch duo, maar er zijn nog andere duo’s denkbaar, desgevallend in een klassieke samenstelling met een spelverdeler en iemand die ballen recupereert.”

Een duo Fellaini-Defour zou een alternatief kunnen vormen.

“Dat is een mogelijke oplossing. Steven Defour heeft het potentieel om centraal op het middenveld te spelen en in steun van de aanval. Hij kan ook op de flanken terecht, maar veeleer op de linkerflank dan op de rechter, omdat hij op links zijn tegenstander gemakkelijker op het verkeerde been zet. Uit Defour kan een schitterende spelverdeler groeien, die toch nog defensief werk verricht.

“Sergio Conceição, Sá Pinto en Milan Rapaic organiseren het spel vanop hun flank, maar geregeld bewegen ze naar binnen, naar het centrum, en houden daar de bal bij. Het zijn voetballers die in alle omstandigheden, ook de moeilijkste, de bal durven te vragen.

“Steven Defour is een harde werker. De manier waarop hij moeilijke momenten verwerkt – de transferperikelen, de match in Genk -, dat is voor een jongen van zijn leeftijd hoogst uitzonderlijk. Hij moet geduld leren oefenen, niet te veel van zichzelf verwachten, er niet te veel aan denken dat ze het etiket van supertalent van het Belgisch voetbal op zijn rug hebben gekleefd enzovoort. Stap voor stap zullen we hier iets uitbouwen voor de toekomst en we zullen Steven daarbij een welomschreven rol geven.

“In het middenveld hebben we zeker geen gebrek aan troefkaarten en daarbij denk ik aan nog andere jongere spelers : Yanis Papassarantis, Axel Witsel, die titularis wordt, en zo meer. Junior is hier ook nog en is goed bezig op training. Mustapha Oussalah kan ook meerdere problemen oplossen, vooral als verdediger.”

Over duo’s gesproken : Milan Jovanovic met Igor De Camargo, dat is ook niet mis ?

“Milan Jovanovic doet verdedigingen pijn met zijn snelheid, zijn techniek, zijn diepgang. En hij begint ook almaar collectiever te voetballen, want dat was in het begin niet zijn sterke punt. Jovanovic werd ons gepresenteerd als een linkermiddenvelder maar tijdens een oefenwedstrijd tegen Hannuit viel zijn explosiviteit me op. Ik zei dat tegen Luciano D’Onofrio en we stelden gaandeweg vast dat Jovanovic veel gevaarlijker was als spits dan als linkermiddenvelder.

“Igor De Camargo heeft nu de hoogten en laagten, die typisch zijn bij een terugkeer na zo’n lange afwezigheid. Jovanovic en De Carmargo zijn inderdaad complementair, maar we hebben nog veel ander offensief potentieel : Sá Pinto, Conceição, Defour, Kovalenko of Hakim Bouchouari. Samengevat : ik heb een goede groep. Het potentieel is aanwezig.”

Vroeger en nu

Als speler speelde u in uitzonderlijke teams, met trainers als Ernst Happel, Raymond Goethals en Aad de Mos. Kunt u het huidige Standard vergelijken met die teams ?

“Onmogelijk.”

Waarom ?

“Het zijn verschillende generaties. Nogmaals, alles gaat vandaag veel sneller in het voetbal.”

Erik Gerets en Simon Tahamata waren toch ook geen schildpadden ?

“Dat zeg ik niet. Ik zeg dat er nu veel sneller gevoetbald wordt.”

Ze zouden nu niet aan de bak komen ?

“Dat zeg ik niet. Ze zouden nu anders trainen natuurlijk.”

Maar neem nu het Standard onder Raymond Goethals. Dat was toch de max ?

“Die ploeg was het resultaat van twee grote trainers : Ernst Happel en Raymond Goethals. Happel had de trein op de rails gezet. Hij predikte excessief offensief voetbal. Ik herinner me een 3-0-nederlaag tegen Berchem, waarin ik bij een counter van de thuisploeg tegenover drie tegenstanders stond. Standard dacht toen alleen maar aan aanvallen. In 1981 is Goethals gekomen en hij heeft dat bijgestuurd. Je mag echter niet vergeten : in die ploeg liepen buitenlandse internationals rond die Belgische clubs niet meer kunnen betalen.

“Mechelen was een ander verhaal. Aad de Mos organiseerde de ploeg tot in de kleinste details. Wij vormden een blok en wij kregen bijna geen doelpunten tegen. Als nieuwkomer aan de top van het Belgisch voetbal had KV Mechelen geen verplichtingen op het niveau van aanvallend, spectaculair voetbal. Men had zeker niet aanvaard dat Anderlecht, Standard en Club Brugge hadden gevoetbald zoals KV Mechelen. Maar KV Mechelen had geen reputatie te verdedigen. De Mos zei altijd : ‘Aan het spektakel zullen we wel eens denken zodra we een prijs hebben gewonnen.’ We wonnen toen dikwijls met 1-0. Geleidelijk is de ploeg dan gegroeid.”

KV Mechelen won de Europacup. Waarom is dat voor de huidige Belgische clubs onmogelijk geworden ?

“Er is een groot probleem. Als een Belgische topclub zijn ploeg drie, vier jaar zou kunnen behouden, dan zou dat misschien wél weer mogelijk zijn. Het Standard van Happel-Goethals en het KV Mechelen van Aad de Mos, die ploegen kregen de tijd om te groeien. Die werkten met spelers die nadien internationals werden en toch bij de club bleven. Als er nu een van onze eigen jongens doorbreekt, krijgt die meteen schitterende aanbiedingen uit het buitenland. Dus die vertrekt. Dat is een economische realiteit die alle Belgische clubs treft.

PIERRE BILIC

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content