Een ongeluk komt nooit alleen. Tien dagen na het fietsongeval van zijn vriendin Femke Melis kwam Dave Bruylandts zelf ten val. ‘Ze zouden de helmplicht ook op training moeten invoeren.’

Hij zou het speerpunt vormen van de Chocolade Jacques in Luik-Bastenaken-Luik. In de Ronde van Vlaanderen stond hij al op het podium en La Doy-enne ligt Dave Bruylandts (27) nog beter. De Itegemnaar zal zondag echter niet aan de start staan. Tien dagen nadat zijn vriendin Femke Melis bij een ongeval een hersenschudding opliep, liep het ook voor Bruylandts fout. Tijdens de verkenning van het parcours van Luik-Bastenaken-Luik nog wel.

In een aantal kranten stond te lezen dat je ten val kwam toen je een jasje uitdeed ?

Dave Bruylandts : “Nee, dat jasje had ik al uit. Het laatste wat ik mij herinner, is dat mijn stuur wegsloeg, maar waarom ? Raakte ik een steen, reed ik in een putje ? Dat weet ik dus niet.”

De gevolgen zien er niet fraai uit.

“Dat mag je wel zeggen. Mijn lin- kerelleboog brak in drie en een van die stukken is verbrijzeld. Via verscheidene ijzeren plaatjes zou alles nu opnieuw moeten vastzitten. Ik viel ook op de binnenkant van mijn rechterknie en kneusde daarbij mijn gewrichtsband. Voor het overige bleef het beperkt tot blikschade : schaafwonden op mijn zij, borstkast, handen en gezicht.”

Droeg je een valhelm ?

“Nee, ik besef dan ook dat ik nog van geluk mag spreken. Nochtans train ik vrij vaak met mijn helm op, maar ik dacht : paasmaandag, de Ardennen, weinig verkeer… Ze zouden de helmplicht ook op training moeten invoeren. Op trainingsstage in Italië reed ik vorig jaar altijd, ook bij vijfendertig graden, met mijn helm op, om eraan te wennen. Ik deed dat als enige van heel de ploeg. Toen Johan Coenen bij een val op zijn hoofd terechtkwam en het bloed eruit gutste, lachte ik nog : ‘Ik verkoop mijn helm aan de hoogst biedende.’ ( Mijmerend.) Ja, de gevolgen hadden zowel voor Femke als voor mij nog ernstiger kunnen zijn. Laat deze ongevallen als waarschuwing dienen.”

De bel gaat in huize Bruylandts : de vader van Femke. “Hoe gaat het, Dave ?” “Al beter.” “En de pijn ?” “Een paar ‘Dafalgannekes’ per dag volstaan om die te onderdrukken. “

Naast de fysieke pijn moet het allicht vooral mentaal niet gemakkelijk zijn om de Amstel Gold Race en Luik-Bastenaken-Luik aan je neus voorbij te zien gaan ?

“Als ik zondag tijdens Luik-Bastenaken-Luik voor tv zit, zal ik wel eens vloeken : ‘Verdomme, daar moest ik een hoofdrol kunnen spelen.’ Dit is een slecht moment, maar het kon nóg erger. Krijg ik dit voor in de aanloop naar het seizoen, dan is heel mijn voorjaar naar de vaantjes. Nu kon ik toch de Ronde rijden. Ik weet wel : als ik één grote koers kon winnen in april, dan was het Luik-Bastenaken-Luik. Met de conditie waarover ik beschikte, zat het er zeker in, maar dan moet ik dat volgend jaar maar doen, hé. Bij de pakken blijven zitten haalt niets uit. Ik focus me nu op mijn revalidatie, heb mijn doelen verlegd en kijk vooruit.”

Vooraleer we dat doen, zullen we misschien nog even áchteruitkijken. Het scheelde niet veel of je was er in de Ronde van Vlaanderen ook niet bij.

“Tja, dat ongeval van Femke… Twee dagen voor de Ronde van Vlaanderen zou ik enkele uurtjes gaan trainen met Jurgen Van Goolen. Samen met Femke en Jef Van den Bosch, een belofte uit de buurt, reed ik Jurgen tegemoet. Op een kruispunt in Booischot zag ik een bestelwagen, maar ik dacht dat die stilstond en stak gewoon over. Femke en Jef, die achter mij reden, deden dat ook. Met de gekende gevolgen.”

Je putte blijkbaar mentale kracht uit het voorval ?

“Ja, dat speelde mee. Hoewel mijn hoofd onmiddellijk na dat ongeval niet naar koersen stond.”

Femke Melis : “Ga verder trainen, zei ik hem, toen we in het ziekenhuis aankwamen, maar Dave wilde niet. ‘Ik rijd zondag niet mee’, mompelde hij. Ik heb hem moeten overtuigen om deel te nemen. Gelukkig maar… En hij had de bloemen bij die hij beloofde.”

Bruylandts : “Een schrale troost… Ik forceerde de beslissing op de Muur van Geraardsbergen, was wellicht de beste man in de wedstrijd, maar moest me tevredenstellen met de derde plaats.”

Waarom probeerde je als beste klimmer niet aan te vallen op de Bosberg ?

“Stel dat ik daar demarreer, dan moest Leif Hoste daar misschien lossen. Alleen met Steffen Wesemann naar de streep rijden zou hélemaal geen goede zaak geweest zijn. Bovendien verwachtte ik dat Hoste na de Bosberg mee op kop zou rijden.”

Je zou denken : de twee Belgen spreken af om elk om beurt aan te vallen en de snelle Duitser het gat te laten dichtrijden.

“Hoste bleef altijd in derde positie zitten. We kwamen elkaar niet tegen. Op anderhalve kilometer van de aankomst kon ik hem voor het eerst dwingen in tweede stelling te rijden.”

En in plaats van de snelle Duitser reed Hoste het gat dicht…

“Ja. ( Stilte.) Hij wou zelf winnen, zeker ? Ik denk dat hij reageerde op wat er in de volgwagen verteld werd. Had ik gewonnen, dan zou dat veel publiciteit weggenomen hebben van Lotto-Domo. Wesemann hield zijn benen stil en deed teken : doe jij het nu maar. Hoste pokerde : jij bent de snelste. Plots sprong hij toch, wat er allicht op duidt dat hij instructies kreeg via zijn oortje.”

Zegt een felle tegenstander van de oortjes ?

“Bwah… Nee. Mijn demarrage kwam er ook op aangeven van Johan Capiot. Op dat moment ben je niet echt helder, maar waarschijnlijk zou ik het zelf ook op die plaats geprobeerd hebben. De Ronde van Vlaanderen van 1997, waar Rolf Sørensen op precies dezelfde plaats aanzette, zat in mijn hoofd. Dat vormde ook een van de redenen waarom ik niet aanviel op de Bosberg. En ook : kan ik daar Wesemann en Hoste uit de wielen rijden, dan krijg ik de laatste tien, elf kilometer een duo van Lotto, een duo van T-Mobile en Erik Dekker van Rabobank achter me aan. Dat hou je nooit vol tot aan de streep.”

Het draaide uit op een spurt met drie. Je werd derde. In de zesde rit van Parijs-Nice sprintten jullie met zijn vieren. Je werd vierde…

“( Verdedigt zich.) In de Ronde van Vlaanderen zette ik de laatste kilometer alles op alles. Maar akkoord : ik ben geen spurter, maar ik kan wel goed bergop rijden. Je kan niet alles kunnen ( grijnst).”

Kan je daar niet op trainen ?

“Volgende winter ga ik er mogelijk wat meer aandacht aan besteden. Als je je wil profileren als klassiek renner, moet je wat meer snelheid in de benen hebben. Anderzijds vind ik dat je je best specialiseert. Beter uitblinken in een bepaalde discipline, dan alles een béétje te kunnen. Misschien heb ik volgend jaar mijn sprint niet nodig en kom ik overal alleen aan ( lacht).”

Je ploegleider, Johan Capiot, verwijt je in Knack dat je nog te vaak met je krachten woekert.

“In het verleden klopte dat ongetwijfeld, maar dit jaar kon ik me voldoende inhouden. Analyseer mijn wedstrijden maar. De E3-Prijs in Harelbeke : ik trok maar één keer stevig door, op de Knokteberg, en nadien wachtte ik zelfs, anders zat ik alleen vooraan. In Parijs- Nice miste ik de goede ontsnapping in de eerste rit en liet ik me de volgende dagen rustig meedrijven om slechts één keer uit te pakken. Misschien was het wel mijn geluk dat ik me na die openingsetappe niet meer moest bekommeren om het klassement. Daardoor hield ik voldoende reserves voor de klassiekers. Dat onthou ik voor de volgende jaren.”

In Parijs-Nice bleek ook nog maar eens dat je niet de beste daler van het peloton bent.

“In de afdaling van de Tanneron ging het even fout, ja, maar dat had ook zo zijn reden. Ik voelde me niet zo fris meer op de top en kwam achteraan het groepje boven. In die afdaling heb je een stuk vals plat omhoog en net daar besloot Floyd Landis, die voor me reed, om te wachten op de geloste George Hincapie. Er viel ineens een gat van twintig, dertig meter. Daardoor moest ik risico’s nemen. In een van de bochten vond ik het iets te snel gaan en besloot ik even rechtdoor te gaan in plaats van het gevaar te lopen ten val te komen.”

Vorig jaar vertelde je nog dat je psychologische hulp overwoog indien die angst om te dalen niet verdween.

“Ik zal altijd voorzichtig blijven als het bergaf gaat, maar echt angst heb ik niet, hoor. Zolang ik in de afdaling kan volgen, maak ik me geen zorgen. Ik zal in de beklimming wel wegrijden ( grijnslachje).”

Laat we het even over je ploeg hebben. Wat veranderde er met de komst van Walter Planckaert als extra sportdirecteur ?

“De renners ondervonden bij het begin van het seizoen nog geen hinder van de meningsverschillen tussen Capiot en Braeckevelt, maar dat zou wellicht niet lang meer geduurd hebben, want ze raakten het moeilijk eens over de wedstrijdprogramma’s. Nu heerst er duidelijkheid. Walter overbrugt ook de generatiekloof tussen Jef en Johan. Capiot is tactisch sterk en heeft een goede verstandhouding met de renners. Braeckevelt is van de oude stempel, hé. Maar hij heeft zijn sporen verdiend en moet voor niemand meer veranderen. Ik werkte vorig jaar al zonder problemen met hem samen.”

Je uitte vorig seizoen wel, zij het in bedekte termen, je onvrede over het team. ‘Als je professioneel met je vak bezig bent, is het niet altijd even gemakkelijk in een kleinere ploeg’, liet je in dit magazine optekenen.

“Het materiaal was niet altijd voorhanden en dat wrong soms. Ik ben nu eenmaal iemand die alles tot in de puntjes in orde wil brengen. Anderzijds maakt zo’n periode je mentaal sterker. Je laat je niet zo snel meer uit je lood slaan bij tegenslagen. Zoals nu, ja. Dit jaar merkte ik al snel dat ik bij een professionelere ploeg, met een betere structuur, terechtkwam.”

Een ploeg die weliswaar niet zal beantwoorden aan de eisen van de Pro Tour. Wat betekent dat voor jou ?

“Uiteraard wil ik de grote wedstrijden rijden. Lotto-Domo lijkt mij op dit moment overigens evenmin aanspraak te kunnen maken op de Pro Tour. Misschien moet er een nieuwe, sterke Belgische ploeg komen die Chocolade Jacques, Lotto-Domo en Landbouwkre- diet-Colnago vervangt.”

Je bent een van de enige Belgische renners met een lagedrukkamer en een trilplaat. Welke voordelen haal je daaruit ?

“Die trilplaat bevordert de recuperatie omdat de CK-waarde van het bloed ( de afvalstoffen, nvdr.) vermindert. Je krijgt soepeler spieren en je explosiviteit neemt toe. Door te slapen in een lagedrukcabine springt je lichaam zuiniger om met zuurstof en recupereer je beter. Er zijn maar weinig Belgische renners die over zo’n kamer beschikken, maar in sporten als schaatsen en langlaufen is het wel ingeburgerd. In het wielrennen krijg je te horen : ‘Mag dat wel ?’ De slechte naam van de koers, hé.”

Je zei vorige week in Humo : ‘Misschien kunnen de Belgen geen grote rondes meer winnen omdat ze geen epo nemen.’

“Ik las dat hele verhaal van Manzano met enorme verbijstering. Toen me daarover een vraag gesteld werd, zei ik dat van die epo al lachend. Ik wilde er niets mee insinueren. De Spanjaarden specialiseren zich in het rondewerk, zoals wij ons specialiseren in de eendagswedstrijden. Volgens mij bestaan er weinig geheimen in het wielrennen. Het verschil wordt gemaakt door hard te trainen, en in de wereldbekerwedstrijden door ervaring, je lichaam kennen.”

Opnieuw rinkelt de bel : Kris Vandermieren, dokter van Dave Bruylandts. “En hoe gaat het, Dave.” “Al beter. Maar kun je ’s kijken : is die bloeduitstorting aan de binnenkant van mijn arm normaal ?” “Dat komt door die plaaster, daar moet je je geen zorgen om maken. Over een paar weken zit je opnieuw op je fiets.”

* Wanneer denk je weer te kunnen trainen ?

“Ik hoop dat ik over een drietal weken stilaan kan hervatten. In het begin zal ik met een tijdritstuur moeten rijden, zodat ik mijn arm kan laten rusten.”

En de nieuwe doelen ?

“Ook na een relatief korte inactiviteit kost het tijd om de conditie opnieuw op te bouwen. Ik ga niet forceren, maar ik hoop toch de Olympische Spelen te halen. Het deed in elk geval deugd te horen dat bondscoach José De Cauwer op me rekent. Het voornaamste doel is het WK. Het parcours in Verona moet me liggen en ik zal sowieso nog fris zitten. Na die tegenslag zal de wereldtitel dubbel zo mooi zijn ( grijnst).”

door Roel Van den broeck

‘Misschien heb ik volgend jaar mijn sprint niet nodig en kom ik overal alleen aan.’

‘Als ik zondag voor tv zit, zal ik wel eens vloeken : daar moest ik een hoofdrol spelen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content