Na een voortijdig afscheid bij achtereenvolgens Club Brugge (2009), Lokeren (januari 2010) en Charleroi (september 2010) is Jacky Mathijssen inmiddels in Antwerpen aanbeland. ‘Nu moet ik een tand bijsteken, want dit zou wel eens kunnen lukken’, zegt hij. ‘Het is lang geleden dat ik dat gevoel nog eens had.’ Hoezo?

J acky Mathijssen: “Inderdaad, Germinal Beerschot is ook weer een club waar het niet gaat zoals er gehoopt werd. Dat is meestal zo bij trainerswissels en in mijn geval misschien nog meer dan bij veel anderen. Hoe groter de problemen ergens zijn, hoe minder overzichtelijk de situatie nog is, hoe meer kans ik maak om er aan het werk te kunnen gaan, lijkt het wel. Ik denk dat de indruk die van mij bestaat, is dat ik iemand ben die ergens instapt en dan meteen een duidelijke richting probeert uit te zetten. Wellicht heeft het daarmee te maken.

“Met onzekerheid ben ik in dit verhaal gestapt, maar ik vond er snel werkomstandigheden en mensen die mij het gevoel geven dat ik heel welkom ben en kans op slagen maak. Niet alleen in het bestuur, ook in en rond de kleedkamer. Vanaf de eerste dagen voelde ik mij er thuis. Ik kan er heel naturel zijn en van de dingen zeggen wat ik denk dat ze zijn. Dat vind ik belangrijk. Het maakt dat hier iemand zit die zegt: oké!

“Ik trof een club aan met in alle geledingen veel onderlinge negatieve gevoelens. De challenge de komende drie maanden is om daarvan iets positiefs te maken. Ik wil, ik vraag, ik éís dat iedereen in het belang van Germinal Beerschot zijn negatieve denken aan de kant zet, de zaak herbekijkt en probeert het beste in elkaar naar boven te halen. Mensen die dat niet kunnen, blijven de komende cruciale drie maanden beter weg. Daarna kunnen ze nog altijd terugkeren en oordelen of ze gelijk hadden of niet. Maar: laat mij nu werken! Ik zal mij er met al mijn mogelijkheden ingooien, er heel veel tijd en energie insteken, omdat ik er graag ben en omdat ik weet dat als ik daarin slaag de kans reëel is om er verder in te gaan. Het is lang geleden dat ik dat gevoel nog eens had.”

Klaar zijn

“Als je in een nieuw verhaal stapt, moet je iets uitstralen, er met een positieve spirit tegenaan gaan. Daar moet je helemaal klaar voor zijn, want anders lukt het niet. Misschien is dat het verschil met een jaar geleden. Nu is mijn gevoel veel meer: kijk, nu is alles echt goed verwerkt, goed geplaatst, goed gerelativeerd en goed gefilterd. Toen ik bij Lokeren instapte, was dat om na de klap die ik bij Club kreeg te voelen: wat is precies het probleem, het voetbal of de eindfase die ik in Brugge meemaakte? Het is niet het voetbal, laat dat meteen heel duidelijk zijn. Ik wil erin blijven. Maar misschien heeft het te maken met de uitdaging die Germinal Beerschot mij biedt, met het feit dat ik iets heb van: nu moet ik een tand bijsteken, want dit zou wel eens kunnen lukken.

“De opdracht is de komende moeilijke maanden door te raken, beter en sterker te worden en meer mensen mee te krijgen, een geloofwaardig alternatief te zijn voor de velen die van deze club houden. Ik ben klaar voor de strijd. Mijn gevoel vertelt mij dat ik nu de kans krijg om weer een heel mooie weg in te slaan. Die wil ik pakken. Verder in de toekomst kijk ik niet. De korte termijn is interessant en uitdagend genoeg.

“Ik heb altijd gezegd dat ik vroeg of laat eens in een andere cultuur, in een ander lánd wil werken en dat zal ook nog wel komen. De mogelijkheid om dat in Roemenië te doen, benutte ik niet omdat die te snel na Club kwam.”

Strijden

“Bij Club Brugge was ik op het einde alléén aan het strijden en dat is heel zwaar geweest. Maar ik mócht het niet loslaten. Na een goed gesprek met Michel D’Hooghe sloten we het verhaal op een bepaald moment wel af, maar ik gaf hem mijn woord dat ik niettemin nog tot het einde van het seizoen zou blijven en proberen om de derde plaats en een Europees ticket te pakken. De bedoeling was om stil te houden dat we de samenwerking na twee jaar zouden be-eindigen, maar op de een of andere manier raakte dat bijna meteen toch bekend en toen veranderde de perceptie ten aanzien van mijn persoon plots. Als je in een machtspositie – en een aandachtspositie – werkt en dat stukje macht valt weg, dan beginnen veel mensen opeens mee te duwen om je omver te krijgen en wordt het ontzettend moeilijk om nog te functioneren. We werden alsnog derde, maar dat was absoluut de zwaarste periode die ik meemaakte. Nu zou ik dat verhaal op een andere manier afsluiten. Maar toen had ik het gevoel dat ik dat voor Club Brugge en een aantal mensen móést doen: echt de zak met álle zonden op mijn rug pakken, zodat de club op een propere manier een doorstart zou kunnen maken. Dat wil ik mezelf niet meer aandoen, want uiteindelijk ging dat veel te ver. Ik wil mezelf maximaal engageren maar me niet meer kapot laten maken.

“Ik trok er lessen uit om niet meer in dezelfde situatie verzeild te raken. Af en toe moet je dingen kunnen loslaten. Dat is wat ik in Lokeren deed. Voetbal is heel belangrijk voor mij, maar niet zo belangrijk dat het ten koste van mezelf mag gaan. Bij Club nam ik bijna alles op mij, maar uiteindelijk is het toch altijd een gedeelde verantwoordelijkheid. Wat ik er wel een beetje miste, is dat men eens zei: jamaar, het is niet alleen de schuld van de trainer, hé. Dat probleem loste zich ondertussen vanzelf op, door de tijd en de resultaten die na mijn vertrek werden behaald, maar het duurde wel twee jaar. Nu zijn er nog maar weinig mensen die beweren dat het alleen mijn fout was. De vergevingsgezindheid is sindsdien alleen maar groter geworden. Achteraf bekeken lagen in Brugge de doelstellingen veel te hoog, maar dat moet ik niemand verwijten, want ik was het zelf die ze zo hoog legde ( landskampioen worden, nvdr). Daar moet ik mee oppassen. Ik onderschatte die. Ik dacht echt dat het kon, maar blijkbaar ontbraken daarvoor de wapens.

“Bij mijn komst was een van mijn hoofdtaken weer wat karakter en eenheid in de groep te krijgen en dat is mij gelukt. Misschien ging het te snel te goed ( Club Brugge stond tot een eind in de terugronde aan de leiding, nvdr), waardoor we de intrinsieke basisvoetbalkwaliteiten wat vergeten zijn. Maar dat er toen ’te weinig gevoetbald’ werd en dat er nu blijkbaar ’te veel gevoetbald’ wordt en er weer geroepen wordt om meer mentaliteit, komt volgens mij ook omdat het bestuur zich te veel met het sportieve moeit. De dinsdagavond worden op bestuursvergaderingen soms veel voetbalwijsheden verkondigd en als die dan op de een of andere manier in de buitenwereld terechtkomen, is dat niet altijd gezond. Michel D’Hooghe was nog een van diegenen die dat goed kon controleren, maar ik vang echo’ s op dat het nu een beetje verslapt is.

“Ik vond het altijd al heel vreemd dat een club sportieve specialisten binnenhaalt zoals een trainer en een sportmanager en die dan zegt wat ze moeten doen en welke spelers er aangeworven moeten worden.”

Stoppen

“Als je een lijn uitzet, een doel nastreeft en onderweg voelt dat je niet verder kunt, dan stop je beter. In Lokeren zegde ik na een tijd tegen Roger Lambrecht dat er absoluut bepaalde keuzes gemaakt moesten worden. Hij liet me weten dat hij die raad zou meenemen, maar dat we op dat moment die kant niet op konden omdat er andere verhoudingen waren die gerespecteerd moesten worden. Daardoor kon ik de controle over de kleedkamer niet krijgen op de manier waarvan ik vind dat ik het in mijn job moet doen. Ik denk dat na mij Emilio ( Ferrera, nvdr) met hetzelfde, op korte termijn niet oplosbare probleem werd geconfronteerd. Pas na het seizoen werden wat van die knopen doorgehakt, wellicht mede dankzij het temperament van Peter Maes. Dat komt Lokeren ten goede. Zo konden er bijvoorbeeld enkele spelers binnengehaald worden die er vorig seizoen al hadden moeten zijn. Toen was dat niet mogelijk omdat er een aantal mensen … ‘in de schaduw’ werkte. Het sportieve gedeelte van een club moet worden geleid door een minimumaantal personen. Er moet een lijn zijn en daar moet je achter staan.”

Niet luisteren

“Charleroi is helemaal iets anders. ( glimlacht) Dat is gewoon een fout verhaal geweest. Ik liet mij door de hulpkreten van zowat iedereen daar overhalen om terug te keren, maar dat was een vergissing. Eén man had de moed moeten opbrengen om te zeggen: blijf weg, Mathijssen, want dat zal niet lukken. De voorzitter ( de Iraniër Abbas Bayat, nvdr).

“Het verhaal duurde maar enkele maanden en dan moet je weten dat hij mij al drie of vier keer eerder had kunnen ontslaan. Zelf zegde ik trouwens ook een paar keer dat ik zou stoppen, maar dan susten anderen mij weer met de boodschap dat het wel zou beteren. Het was er gewoon niet fijn werken. Voorzitter, sportief verantwoordelijke, trainer en spelers moeten elkaar toch ergens aanvullen, maar daar ben je er alleen maar om te doen wat híj denkt. Het lijkt mij nochtans al een aantal jaren duidelijk te zijn dat het op die manier niet meer lukt.

“Ik ging niet opzij. Ik kan met iedereen praten, redeneren, dingen op tafel leggen en een compromis sluiten, maar naar flauwekul kan ik niet luisteren. Deze man is niet meer te herkennen in vergelijking met vijf jaar geleden. Hij is totaal geïsoleerd geraakt in zijn eigen denken en helemaal afgegleden naar een aantal vroegere ideeën. Althans, zo ervaar ik het. Mogi en Mehdi, zijn neven, zijn helemaal aangepast, maar hij, de oom, maakte sindsdien de omgekeerde evolutie. Onbegrijpelijk. Na drie weken al kreeg ik het gevoel: dit is gedoemd om te mislukken. Ik denk niet dat de voorzitter wou dat het zou lukken.

“Maar daar kom ik niet slecht uit. Wat hij deed, vind ik het domste wat ik ooit in het voetbal meemaakte: iemand die zogezegd geleerd en intelligent is, een geslaagd industrieel en een man van de wereld is, die na een wedstrijd in de kleedkamer op de trainer afstormt en hem ontslaat terwijl er dertig man op zit te kijken. Hoe denkt hij van die mensen ooit nog respect te kunnen krijgen? Ook de financiële afhandeling is smerig. Dat maakt dat ik eigenlijk niets verdiende. Het is een schande. De zaak zal voor de rechtbank komen, maar ik hoop nog altijd in Charleroi ergens iemand te vinden die zegt: laten we dit gewoon afhandelen, zodanig dat iedereen zijn eigen weg kan gaan.”

Uitbreken

“Twijfel of ik wel in het voetbal zou blijven, kwam er ook omdat ik soms de indruk kreeg dat mijn wereld enorm verengde. Als je acht à negen jaar aan een stuk van het ene seizoen in het andere overgaat, denk je wel eens: zijn dat nu de vijfhonderd mensen met wie ik het moet doen? Af en toe moet je daar eens proberen uit te breken en misschien is dat wel gebeurd in de periodes dat ik zonder werk zat. Dankzij de hindernissen in mijn carrière leerde ik toch andere personen te ontdekken. Met het leven in de kleedkamer had die twijfel alleszins niets te maken.

“Ik denk dat het mentale aspect een werkgebied is waar je ver mee kunt raken en daarom vind ik het werk in de kleedkamer heel belangrijk. Hoewel Club Brugge in mijn tijd volgens velen over veel minder talent beschikte dan er nu aanwezig is, deden we het toch lang heel goed. De groep is toen heel ver meegegaan in mijn verhaal, helaas werd dat in een moeilijke periode van binnenuit doorgeprikt. Nu zal ik dat weer proberen. Ik hoop dat ik heel veel mensen weer kan laten geloven in zichzelf en in Germinal Beerschot, want nu zijn er te veel die denken dat het allemaal verkeerd is.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE

“Naar flauwekul kan ik niet luisteren.”

“Als je een lijn uitzet, een doel nastreeft en onderweg voelt dat je niet verder kunt, dan stop je beter.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content