De ziel moet nog in de zaal

© belgaimage - yorick jansens

Zevenenveertig jaar geleden zette Alain Coninx voor het eerst een voet op STVV. De radioreporter van toen is nu perswoordvoerder van de seizoensrevelatie uit Haspengouw.

Het blijft indrukwekkend, een bezoek aan Stayen, samen met de Ghelamco Arena het modernste voetbalcomplex in België. Van de ondergrondse parking met directe toegang tot verschillende warenhuizen gaat het via het gezellige Grand Café Stayen naar de kantoren van de club, waar foto’s uit de jaren 50 en 60 duidelijk maken dat dit een oude waarde in het Belgische voetbal is. De Sint-Truidense VV, in 1957 voor het eerst in eerste klasse beland, maakt dit jaar zijn 25e seizoen op het hoogste niveau vol. Eentje dat straks met gouden letters in de geschiedenisboeken kan worden bijgeschreven als het voor de tweede keer in tien jaar play-off 1 haalt.

Dat had Alain Coninx (70) voor het seizoen niet meteen verwacht, zegt de voormalige journalist die in 1972 voor het eerst een voet op het toenmalige Staaien zette als radioverslaggever, en sinds 2012 perswoordvoerder van de Truienaars is. Dat STVV geen terugval kreeg na de verkoop van Roman Bezus, Casper De Norre en Jonathan Legear verbaast hem dan weer niet: ‘Er zijn niet alleen spelers weggegaan, er zijn er ook bijgekomen. Bezus is een heel goeie voetballer, maar naast de briljante dingen had hij ook een paar minpunten. Er komen nog onbekende, maar heel goeie spelers aan. De Japanner WataruEndo, die de finale van de Asian Cup speelde en nog geblesseerd is, zit nog niet aan honderd procent. En hou onze Guinese verdediger Sory Sankhon, die hier in juli aankwam en nu klaar is, maar goed in het oog. Dat wordt een topper. We hebben met onze drie centrale verdedigers van het beste op die positie in België.’

Marc Brys is een strateeg. Hij zit niet vast in één denksysteem.’ Alain Coninx

Polleunis

Het zijn andere namen dan de gekende mythische figuren van vroeger. Toen Coninx op Stayen belandde, imponeerde vooral spelmaker Odilon Polleunis bij STVV. Die had in 1968 de Gouden Schoen gewonnen. ‘Toen moest je al héél goed zijn om als speler van STVV de Gouden Schoen te winnen.’ Polleunis zou vandaag misschien voor een subtopper in de Premier League spelen, maar bleef destijds lang hangen in ‘zijn’ Sint-Truiden, tot hij in 1973 verhuisde naar RWDM, waarmee hij kampioen zou worden: ‘ Lon is een echte Truienaar. Die had het hier naar zijn zin, op en naast het veld. Hij komt trouwens nog elke wedstrijd kijken. Later had je Danny Boffin. Die vond men hier te klein, maar Jef Cleeren, nu nog erevoorzitter, haalde hem terug toen hij uitgeleend was aan FC Liège. Danny heeft Sint-Truiden veel bijgebracht. Met hem zijn we in 1987 kampioen geworden in tweede, met de gouden generatie van Boffin, Marc Wilmots, Gunter Jacob… Ook Wilmots paste goed bij deze club. Boerenjongen, vond hier zijn vrouw, de dochter van de toenmalige voorzitter. In Marcs tijd waren er wel een paar honderden Franstalige Haspengouwers. Nu komen die niet meer. Onze vorige eigenaar, Roland Duchâtelet, dacht: er is niet alleen Haspengouw maar ook het Franstalige Hesbaye. Roland meende dat die banden inniger waren, maar dat is niet zo. Standard is in deze streek een enorme magneet.’

Goethals

Naast opmerkelijke voetballers kende STVV ook speciale trainers: ‘Toen ik hier voor het eerst kwam, leefde de mythe van Raymond Goethals nog sterk. Goethals had iets gedaan wat in heel België, misschien wereldwijd, nieuw was eind jaren 60: op buitenspel spelen. Sint-Truiden beschikte toen over heel snelle verdedigers, die op het juiste moment naar voren moesten spurten om die val open te trekken, maar als het moest ook snel konden terugkeren. Ze hadden ook een keeper die eigenlijk libero was. Als er toch iemand door die buitenspelval glipte, kon Leon Bosmans tot 30 meter uit zijn doel komen en dat opvangen. In die tijd werd wekelijks de vraag gesteld: wie gaat als eerste club dat systeem kraken? Met die buitenspelval is Sint-Truiden in 1965/66 tweede geworden.’

Coninx ontmoette Goethals later nog als journalist, of wanneer de Brusselaar gefêteerd werd in zijn adoptiestad. Na de match, vertelde Goethals hem, bleef hij soms op de Grote Markt in de cafés hangen. Omdat hij met de trein vanuit Brussel kwam, belde men dan naar het station met de vraag om de trein te laten wachten, want den trainer was nog onderweg. ‘Dat kon toen. Na die tweede plaats is Goethals hier heilig verklaard. Het was ook een goeie coach, hij pakte mensen letterlijk vast. Dat slaat hier aan. Truienaars zijn dol op emotie, net als op lopen en vechten, als het over voetbal gaat.’

Later had STVV nog Brusselse trainers. Martin Lippens en Freddy Smets kenden minder succes. Yannick Ferrera was net als Goethals ook graag gezien, zegt Coninx. ‘Die had hier iets neergezet: de beste flanken van België. Met hem speelden we Club en Genk weg, tot hij zot gemaakt werd door Standard. Ik geloofde in Yannick: een geweldige communicator, duidelijk pratend, snel denkend, met veel zelfvertrouwen. Een lefgozer. Hij wilde José Mourinho worden, dat was toen zijn voorbeeld. Yannick mocht hier zijn zin doen. Zo was hij geobsedeerd door spionnen die hier op training kwamen kijken. Daarom wou hij dat het hele oefenveld, dat open en bloot lag, afgeschermd werd. ‘Ik ben zelf spion geweest, ik heb hier zelf nog gespioneerd’, zei hij. Een geweldig man. Maar toen Standard hem het hof maakte, was hij weg.’

Zonder Roland Duchâtelet speelden we nu misschien ook in de tweede amateurreeks.’ Alain Coninx

In de rij van mythische trainers maakte Coninx op Stayen ook Guy Mangelschots mee, die de club na dertien jaar vagevuur in tweede klasse in 1987 terug naar eerste bracht. Hasselaar van geboorte, maar Truienaar van adoptie. ‘Een speciale man, altijd op de achtergrond blijvend. Maar misschien net daardoor zo succesvol.’

Alain Coninx had ook een goed gevoel bij de trainer van vorig seizoen, Jonas De Roeck: ‘Aangename kerel, bracht goed voetbal, maar hij haalde niet het doel dat gevraagd werd. De Japanners wilden toen absoluut Marc Brys. Marc is een schitterende keuze gebleken. Beschaafd, het type trainer dat niet roept of onbeschoft is. Zeer gedreven, een geweldige voetbalkenner. Ik zie hem dingen doen die tegenstanders verrassen. Marc is een strateeg, hij zit niet vast in één denksysteem. Hij analyseert goed en gaat ook goed om met de spelers. Nu maakt hij furore met zijn vrije trappen. Altijd komt hij met iets nieuws, dat ook aanslaat. Hij zeurt niet om nieuwe spelers, het is een man die kan bouwen, analyseren en keihard werken. Hier wordt zwaar fysiek getraind. Sommige spelers waren toen hij overnam plots snel moe. Jonathan Legear, bijvoorbeeld, is er niet meer.’

Jef Cleeren

Ooit was STVV folklore. Vooral in de jaren 80 en 90, toen Jef Cleeren burgemeester was en tegelijk ondervoorzitter van de club. Alain Coninx grinnikt wanneer die naam valt. ‘Jef Cleeren is een plaatselijke figuur die door uitspraken en rare dingen te doen, nationale bekendheid heeft gekregen. Dat moet je kunnen. Jef heeft bij STVV van alles gedaan, en is er nog altijd bij ( toonteen foto waarop de Truiense delegatie, met Jef erbij, met de Japanse eigenaars aan tafel zit). Jef gaf iedereen een hand, ging cafés én tearooms binnen, want hij wilde ook de vrouwen bereiken, en zei: geef iedereen iets op mijn rekening! Daarmee haalde hij hier bijna 30 procent van de stemmen. Hij was achttien jaar burgemeester. Jef straalde de mentaliteit uit van een Truienaar en voerde beleid op maat van de Truienaar.’

Wat is dat dan eigenlijk, een Truienaar? ‘Zuid-Limburg is landbouw en fruitteelt. De hele industrialisering, mijnen, Ford, die je rond Genk en Beringen had, is hier nooit geweest. Dat maakt dat het een tamelijk behoudsgezinde regio is, waar mensen letterlijk goed boeren, maar dat niet laten blijken. De laatste twintig jaar heeft het toerisme hier enorm aan belang gewonnen. Bij de opbloei van dat toerisme heeft een tv-serie uit 2007 op de VRT een rol gespeeld: Katarakt, die streek mooi in beeld bracht.’

Niet alleen de streek, ook de club kwam in een nieuwe dynamiek terecht. Sinds november 2017 wordt STVV gerund door de Japanners van Digital Media Markt, in overleg met voorzitter David Meekers en technisch directeur Tom Van den Abbeele. ‘Roland was het beu,’ zegt Coninx, ‘hij zocht overnemers.’ Is Sint Truiden daardoor niet zijn karakter van gezellige volksclub kwijtgeraakt? ‘Misschien wel, maar ik vind het niet erg dat we een stuk professionaliteit hebben ingebouwd die er voorheen niet was. Je kunt vandaag niet meer de warme, amateuristische club zijn die we misschien te lang geweest zijn. Anders kun je op dit niveau niet standhouden. Toen ik als reporter begon, kwam ik hier in een straal van 30 kilometer bij eersteklasseploegen die nu verdwenen of flink afgezakt zijn: Diest, Beringen, Tongeren, Hasselt… Dat had hier ook kunnen gebeuren. Dit is blijven bestaan, mede door Roland Duchâtelet. Die heeft de club van het failliet gered. Zonder hem spelen we nu misschien ook in de tweede amateurreeks. Aanvankelijk was iedereen hem dankbaar, tot hij begon spelers te verkopen. Men had hier nog niet door dat het overal gebeurde, men dacht dat het aan Roland lag.’

Coninx mijmert: ‘Met Yannick wonnen we met schitterend voetbal tegen Club en Genk. Die kregen hier voetballes. De mensen werden zot. Twee, drie maanden later waren de trainer en de betere spelers, Edmilson Jr en Rob Schoofs, weg. Dat heeft iets gebroken.’

Te modern

Vandaag krijgt STVV opnieuw bewondering en respect van de buitenwereld, maar het heeft nog wel een pijnpunt. Ondanks alle lof, de uitstekende resultaten en het verzorgde voetbal daagden een paar weken geleden slechts 4500 kijkers op. En dat voor een ploeg die op een voor Sint-Truiden ongewone topzesplaats staat. Coninx zucht: ‘We hebben te weinig supporters. Dat is een werkpunt: hoe halen we meer mensen naar het stadion?’

Aan het comfort kan het niet liggen, want al een paar jaar speelt STVV in een ultramodern complex waar je gerust vrouw, kinderen en grootouders mee naartoe kunt nemen. ‘Misschien is het net dat’, meent Coninx. ‘Is er op korte termijn té veel veranderd, zijn we plots té luxueus, té nieuw geworden voor deze streek? Mensen kunnen moeilijk tegen verandering. Die heeft hier wel plaatsgevonden: eerst nieuwe eigenaars, dan een nieuw stadion, kunstgras, nu Japanse eigenaars. Dat is veel verandering in zo’n korte tijd. Ik dacht: als we goed spelen én resultaten halen, komt dat allemaal in orde. Niet dus.’

Vandaag kan in de feestzaal R-Vue 1500 man in alle comfort na de wedstrijd vieren. Heel anders dan voorheen in het vervallen café achter de tribune, waar men ooit na de thuismatchen samentroepte, zong, dronk en danste. ‘In die chique, supermoderne zaal moeten we nog een voetbalziel krijgen. Hebben al die veranderingen de oude mannen die op het oude Staaien thuis waren misschien afgestoten terwijl we nog volop bezig zijn de jongere mensen, ook vrouwen, aan boord te krijgen? Tegen Genk en tegen Anderlecht zijn ze er plots weer allemaal, met 12.000, maar dat is niet voldoende.’

Toch heeft Alain Coninx, die net als iedereen eerst de kat uit de boom keek bij de overname, een goed gevoel bij wat er op Stayen gebeurt. Stilaan worden de nieuwe Japanse eigenaars aanvaard: ‘Het is simpel. De supporter wil slechts één zaak: winnen. En dat doen we.’

De nieuwe eigenaars spelen kort op de bal, zegt de perswoordvoerder: ‘Zij zorgen voor de centen, zij beslissen. Ze kenden hier niemand, spreken de taal niet, maar ik zie het langzaam evolueren. Dat is de constante in hun verhaal: ze doen het traag. De eerste keer toen ze ontvangen werden op het stadhuis, schreven ze in het guldenboek een Japanse tekst: ‘Traag maar gestaag.’ De Japanse mentaliteit lijkt een beetje op die van ons. Ze zijn ook bescheiden, dringen zich niet op. Ze willen vooral niet storen, maar ze hebben wél meer ambitie dan wij.’

De ziel moet nog in de zaal
© belgaimage – yorick jansens

‘Sint-Truiden davert’

Alain Coninx belandde als 23-jarige leraar in Sint-Truiden, waar hij Nederlands en Engels gaf in het Klein Seminarie. In het kader van een wedstrijd voor nieuw radiotalent werd hij door de toenmalige coryfeeën Piet Theys en Jan Wauters naar een thuiswedstrijd van Sint-Truiden gestuurd, waar hij op zondagmiddag bij de rust en na afloop commentaar gaf. STVV had toen zijn glorieperiode achter de rug (met een tweede plaats na Anderlecht in 1966) en was afgezakt naar de middenmoot, alvorens het in 1974 voor liefst dertien jaar uit de hoogste klasse zou verdwijnen. ‘Ik zat op de banken in de hoofdtribune, geprangd tussen de kritische Truienaars die een blik op mijn papieren gooiden en vroegen: wat schrijft u daar? Theys vond het goed, maar wees ook op enkele taalfouten, zoals ‘zouteloos’ in plaats van ‘zoutloos’, zo typisch voor die tijd.

Tot enkele jaren geleden was Coninx aan de slag op de sportdienst van de BRT, later VRT, en ook bij Panorama, Terzake en De Zevende Dag, dat hij tot 2008 presenteerde.

Als kind was hij supporter van STVV. ‘Maar niet fanatiek. Dat ben ik nu meer geworden. Als journalist mag je sympathie hebben, maar moet je afstand nemen.’

Coninx is verantwoordelijk voor de uitdrukking ‘Het davert op Sint-Truiden’, die hij eind jaren 80 de ether in stuurde. ‘Bij elke aanval klopten de mensen op de hoofdtribune op de metalen platen die aan de omheining hingen. Omdat het zo’n oude tribune was, daverde die helemaal mee, en dus ook de camera die daarop stond én de beelden die hij uitzond. Nu is er een nieuwe tribune, die niet meer davert.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content