Op zoek naar de roots van de Ratten: hoeveel Beerschot schuilt elf jaar na de fusie nog in Germinal Beerschot? ‘Meneer, als je de tweede keer trouwt, zie je dan je tweede vrouw liever dan je eerste?’

Met de aanstelling van Jacky Mathijssen is de rust ogenschijnlijk weergekeerd op het Kiel. In de bestuurskamer heeft Patrick Vanoppen de touwtjes naar zich toe getrokken, maar al sinds de fusie botst de flamboyante Beerschotmentaliteit, nu vertegenwoordigd door Herman Kesters en diezelfde Vanoppen, met de berekende instelling van het Germinalkamp, waar Jos Ver-haegen en René Snelders de plak zwaaien. Nochtans was Kesters bij Germinal Ekeren nog de eerste luitenant van Verhaegen …

Ancien Philippe Clement dribbelt liever rond de materie heen, maar geeft toch mee dat het zo’n beetje een optelsom is. “Als het sportief niet draait, doen bestuursproblemen erbovenop geen goed. Anderzijds kan het ook als een extra motivatie worden beschouwd. Als op het veld immers goed wordt gepresteerd, gaat het rumoer automatisch minderen.”

Ex-trainer Aimé Anthuenis schreef de problemen van Germinal Beerschot in de Gazet van Antwerpen toe aan de fusie die, meer dan tien jaar na datum, nog steeds niet verwerkt zou zijn. “Sommigen leven nog in het tijdperk Ekeren, anderen spreken nog over Beerschot. Die twee culturen botsen nog altijd.” Dat had hij bij Racing Genk, tien jaar na de fusie Winterslag-Waterschei, nooit zo ervaren.

Philippe Clement, ex-Beerschot en ex-Genk beaamt: “Ik heb drie jaar bij Genk gevoetbald, en daar hoorde ik eigenlijk nooit praten over Waterschei en Winterslag zoals nu over Beerschot en Germinal. Maar dat heeft volgens mij te maken met de resultaten. Werkelijk alles was in Genk beter na de fusie: de resultaten, het stadion, het palmares … Hier werden de zeer hoge verwachtingen niet voldoende ingelost. Bovendien is er een verschil in mentaliteit: een Antwerpenaar is kritischer en sneller teleurgesteld, Limburgers zijn wat optimistischer en positiever, denk ik.”

Eric Verhoeven, van zijn tiende bij Beerschot en er vier jaar algemeen manager en dan negen jaar directiesecretaris/sportief manager van Germinal Beerschot, omschrijft het als volgt: “In Antwerpen wordt altijd alles uitvergroot, zeker als het slecht gaat.”

Een wandeling door de club leert evenwel dat de ziel van Germinal Beerschot nog steeds donkerpaars is. Een waarnemer, een werknemer, een ex-werknemer, een speler, een ex-speler/ex-trainer, het onbetwistbare Beerschoticoon en de eerste burger van ’t Stad getuigen. Het laatste woord is – noblesse oblige – voor de Slimste Mens ter Wereld, ook een Beerschotter en dus zeker het Slimste Manneken ter Wereld. De roots van Germinal Beerschot.

Opel

Dit zijn de feiten: van het bestuur van Germinal Beerschot (op het Kiel weigert men Germinal Beerschot uit te spreken), opgericht op 21 januari 1999, blijft geen enkele Beerschotter meer over. “Allemaal buiten gebonjourd”, zegt dan een giftige tong in de perskamer. Van Ludo Vandewalle, chef-sport van Het Nieuwsblad, opgegroeid op ’t Kiel en lang een echte Rat, krijgt het ‘Germinalbestuur’ in elk geval alle krediet. “Precies om wat ze hebben gepresteerd met Germinal, een clubje met 3000 supporters en een stadionnetje van tweede klasse. En zij hebben het flamboyante Beerschot, al bijna failliet in 1990, gered. Dat ze nu nog steeds op dezelfde zakelijke manier Germinal Beerschot runnen is dan ook hun volste recht.”

Ludo Driesen, terreinverzorger en ex-Beerschotter – hij werkt er al sedert 1974 – is duidelijk: “Flamboyant of zakelijk: een club moet realistisch worden geleid, dat is in het voetbal overal zo. Want als de kas niet meer klopt, gaat de boel dicht, zoals bij Opel, zo simpel is het.”

Verhoeven, die twee jaar geleden moest inleveren en dan maar opstapte – “zonder rancune evenwel” – noemt het beleid liever conservatief dan zuinig. “Ik werd binnen de club altijd aangezien als de duidelijkste Beerschotfiguur maar dat kon ook niet anders: ik was al van mijn tiende op die club. En dat was ook geen probleem. Ik heb wel vaak tegen de bierkaai moeten vechten en ik heb het gevoel dat ik er nu meer respect krijg dan toen ik er werkte. Het is gewoon een familieclub geworden, waarbij de aandeelhouders het beleid bepalen, daar is niets fout aan. Ik vind dat momenteel toch snel de verdiensten van Germinal worden vergeten. Ook het stadiondossier speelt zijn rol. En vergeet niet dat Ajax de eerste vier jaar de lijnen bepaalde. Jos Verhaegen heeft het echt niet slecht gedaan, hoor.”

Dat vindt Jos Daerden ook. Niemand kan de club beter kennen dan Daerden: hij voetbalde vier jaar voor Beerschot, maakte in 1990 de overstap naar Germinal en was twee keer trainer van Germinal Beerschot, in 2005/06 en vorig seizoen. Zijn analyse is helder: “Germinal Ekeren was een familieclub, Beerschot was grandeur – alles kon. Toen ik er in 1986 onderhandelde, wist ik hoeveel ik bij Feyenoord en Roda JC kon verdienen, maar dat was allemaal geen probleem. Beerschot moest tóp zijn: loges, champagne … het kon niet op.” Dat was in 1986. In 1999 was het nog zo, toen moest Germinal Ekeren redding brengen. In november 2010 is de praktijk: “De organisatie is Germinal, alles eromheen is den Beerschot.” Dat is echter het probleem niet: “Een club moet zakelijk creatief zijn. En dat waren en zijn de mensen van Germinal, die uiteindelijk Beerschot hebben gered. Hét probleem is een totaal gebrek aan langetermijnvisie. Eén voorbeeld: in februari zat ik samen met Jos Verhaegen, Gunther Hofmans en Herman Kesters. ‘Ons redden is oké, we willen een plan voor drie jaar’, zeiden ze. Een paar maanden later lag ik buiten en was van dat plan geen sprake meer. Dát en niet het Beerschot- of Germinalgehalte is het probleem. Ik vind ook niet dat men mag zeggen dat Genk het wel meteen goed heeft gedaan. In het begin liep het daar ook moeilijk, hoor.”

Met Brys tenminste prijs

Van in de beginjaren lagen de sportieve verwachtingen in de fusieclub hoog. Ze werden nooit echt ingelost, de bekerwinst in 2005 (gehoord op ’t Kiel: met Brys tenminste prijs) leek even de definitieve doorstart. “Maar zowat ’s anderendaags was Daniel Cruz weg en een paar maanden daarna werd Marc Brys ontslagen en ging het juist weer bergaf”, zucht Jef Hellemans, habitué in de perskamer.

Ook Vandewalle vindt dat de bekerzege voor een boost had kunnen zorgen maar merkt op: “Cruz kon bij Lierse 500.000 euro verdienen en Germinal Beerschot zal er ook wel wat aan verdiend hebben. Bovendien moet je eens analyseren hoeveel goals en assists Cruz sindsdien waard is. Maakt hij echt zo’n verschil?” Philippe Clement vult aan: “Ik heb het zelfs meegemaakt bij Club Brugge: een ploeg samenhouden is niet makkelijk. Dat zijn de wetmatigheden van het voetbal.”

Volgens Driesen heeft alles te maken met de resultaten. “De periode Coppens, de periode Lozano: toen was het hier altijd vollen bak. Dat gaat toch bij elke club in periodes? Vijf jaar geleden waren we ook met 25.000 op de Heizel en liep iedereen op een wolk. ”

Twee culturen

Beerschot was een flamboyante club: ‘Karnaval op ’t Kiel’, altijd veel ambiance na de match. Dat was in de beginjaren van Germinal Beerschot nog zo maar dat is er door de zakelijke Germinalaanpak systematisch uitgehaald, vinden velen. Waarbij wordt verwezen naar de inwisseling van de socioclub, waar na de match spelers en supporters verbroederden, voor de Presidents’ Club, ver weg van het gewone volk. “Dat klopt”, knikt Vandewalle. “Germinal Beerschot is niet langer een vrolijk avondje uit. Die socioclub kwam van Eric Verhoeven en Louis De Vries, die daar ook geld aan verdiend zouden hebben. Die sfeer zouden Verhaegen en co nooit stimuleren, maar om nu te zeggen dat ze die systematisch fnuikten?”

Verhoeven: “Het zijn keuzes die worden gemaakt. Als ik nu een uur na de match die lange zaal leeg zie staan, dan denk ik wel eens aan die vrolijke tijden. Het gaat erom wat je wil bereiken, hé? En ja, we verdienden aan die socioclub. Heel simpel: we hadden voor horeca en catering enzovoort een percentage. Maar het werkte. Men heeft dan besloten dat in eigen beheer te doen, met mensen in vaste dienst en zo. En dat werkt blijkbaar minder.” Het Beerschotgehalte binnen de club blijft een wat gevoelig onderwerp, ook buiten het feestgedruis, weet Driesen. Voorzichtig: “Ach, ik hoor links en rechts wel wat, natuurlijk. Maar nogmaals: twee keer naeen winnen en er wordt niet meer gesproken over twee culturen.”

Philippe Clement noemt zich voorstander van een gezond evenwicht. “Toen ik hier terugkeerde, heb ik ook nogal wat verhalen gehoord over de beginperiode. Dat er nu minder wordt gefeest, heeft toch weer alles te maken met de resultaten. Toen we vorig seizoen tien of elf matchen op rij wonnen, was er hier ook nogal ambiance, hoor.” Toch is Verhoeven niet helemaal overtuigd: “Het is moeilijk precies aan te wijzen wat er schort, maar de club heeft nog steeds een identiteitsprobleem. Heel simpel: het DNA van Germinal Beerschot heeft nooit goed gemarcheerd. Als ik nu op de club kom, merk ik vooral gelatenheid: minder volk op de tribunes, een uur na de match nog nauwelijks volk in het stadion … Een reeks goede resultaten neerzetten kan weer wat dynamiek brengen, maar met de huidige ploeg zie ik dat niet snel gebeuren.”

Rood-geel randje

Jos Daerden kan vergelijken: “Geen andere club ademt zoveel voetbalt uit. De hele omgeving, het Kiel, ademt voetbal uit. Ik heb er als trainer twee heel goeie periodes gekend, dat was een ongelooflijk plezier.”

Vandewalle kent het supportersheir van Germinal Beerschot: “98 % is ex-Beerschot, de vroegere Germinalsupporters zijn weggebleven. De mentaliteit is heus niet zoveel veranderd, het blijft een volksclub. Of er nu Germinallers, Limburgers of Luikenaars de dienst uitmaken maakt niet zoveel uit, het gaat altijd om de resultaten. Neen, ik geloof niet dat het niet meer hún club is. Al staat dat geel en rood bij het paars nog altijd een beetje raar.”

“Emoties, hé”, haalt Verhoeven de schouders op. “Wat niet wil zeggen dat de supporters niet mee willen. Ze moeten wel blij zijn met het ‘surrogaat’ Germinal Beerschot: uiteindelijk is de fusieclub op een paar jaar na altijd op een plaats geëindigd, zijn budget waard, met een paar halve bekerfinales én bekerwinst bovenop.”

Ook Philippe Clement zag bij zijn terugkeer eigenlijk alleen maar veel getrouwen van vroeger. Van het paarse tijdperk dus. “Toen ik achttien jaar geleden debuteerde bij Beerschot en nog studeerde, kwamen heel veel studiegenoten supporteren. En die zijn er nog. In die zin was komen voetballen bij Germinal Beerschot toch een beetje terug thuiskomen bij Beerschot. Maar of dat geel-rood de Beerschotsupporters nog steeds een beetje in de weg zit? Ach, dat hoort bij de folklore. Ik ken ook Clubsupporters die weigeren met een paarse en Cerclesupporters die weigeren met een blauwe stift te schrijven. Trots zijn op het verleden van je club, daar is niks fout aan. Zolang ze zich maar kunnen identificeren met hun nieuwe club en blijven komen. En dat doen ze wel, zeker als successen worden behaald. Daarom blijft dit een geslaagde fusie, ik zie hetzelfde nooit gebeuren als Germinal Beerschot en Antwerp zouden fuseren. Dan zie ik er toch veel geen voet meer in het stadion zetten.”

Als Antwerp ter sprake komt, gooit Vandewalle wel op dat het Germinal Beerschot nooit/nog steeds niet gelukt is om de Antwerpse voetballiefhebber naar het Kiel te lokken. “Elf jaar na de fusie voetbalt R Antwerp FC in tweede klasse soms voor meer toeschouwers dan Germinal Beerschot, dat moet toch steken?” Het is zelfs een beetje de schuld van ’s lands oudste club dat de fusieclub nu zo sukkelt, meent Verhoeven. “Germinal Beerschot dat in die jubileummatch tijdens de voorbereiding verloor van Antwerp, geloof me, dat heeft serieus impact gehad.” Rood van schaamte, paars van woede waren de Germinal Beerschotsupporters. Jos Daerden noemt ze de beste van het land. “Oké, misschien zijn ze soms cynisch en hard maar geloof me: het zijn kénners.”

De huidige jeugdtrainer van FC Twente wil dan ook niet kiezen: “Kán ik ook niet. Ik onthoud alleen de positieve dingen van Beerschot, die van Germinal Ekeren en die van Germinal Beerschot.” Als je dan Ludo Driesen vraagt of hij, héél eerlijk, nu echt Germinal Beerschot even graag ziet als Beerschot indertijd, ontwijkt hij lachend: “Als je twee keer bent getrouwd, zie je dan je tweede vrouw even graag als je eerste?” Verhoeven ziet zijn eerste vrouw liever. “Ik steek niet weg: Beerschot zal altijd mijn club blijven. Maar Beerschot bestaat niet meer hé.”

Het laatste woord is voor Linda De Win: “Ik kom er niet veel meer, maar volg den Beerschot nog steeds op de voet. Laten we zeggen dat het den Beerschot niet meer is, neen.”

DOOR FRANK BUYSE

“Germinal Beerschot is niet langer een vrolijk avondje uit.” Ludo Vandewalle

“Jos Verhaegen heeft het echt niet slecht gedaan, hoor.” Eric Verhoeven

“De organisatie is Germinal, alles eromheen is den Beerschot.” Jos Daerden

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content