Bruno Govers

Senegal werd uitgeroepen tot Afrikaans voetballand van 2001. Voor adjunct-bondscoach Jules-François Bocandé (43), ex-Seraing en ex-Aalst, wettigt dat enig WK-optimisme.

In die tijd was de Senegalese ploeg gebouwd rond één vedette, Jules-François Bocandé. Bocandé, 43 intussen, is geen onbekende in België. Enkele jaren voor het eerste hoogtepunt uit de Senegalese interlandgeschiedenis maakte hij mee het mooie weer bij RFC Seraing. Later was hij nog te zien in de shirts van Metz, PSG, OGC Nice en Lens. Om zijn carrière af te sluiten keerde hij terug naar België, waar hij in het seizoen 1992/93 op 33-jarige leeftijd bij Eendracht Aalst een punt zette achter zijn spelersloopbaan.

In het najaar van 1993 al werd hij benoemd tot bondscoach van zijn land. Twee jaar bleef hij dat, waarna hij de functie neerlegde, maar wel in dienst bleef van de Senegalese federatie. Op de recente Afrika Cup in Mali assisteerde Bocandé Bruno Metsu, de Franse bondscoach van Senegal.

Tien jaar geleden draaide het Senegalese elftal nog rond u. Hoe kijkt u naar de huidige selectie ?

Jules-François Bocandé : Deze generatie is niet alleen getalenteerder, ze is ook harder. Daarin schuilt haar sterkte. In mijn tijd speelden de meeste spelers in eigen land, slechts een handvol jongens voetbalden in het buitenland. Behalve ik waren dat Mamadou Tew bij Club Brugge en de Sénefs ( de Senegalezen in Frankrijk, nvdr) : Oumar Gueye Sène, Lamine Sagna, Victor Diagne, Oumar Dieng, Roger Mendy en Thierno Youm. Nu speelt iedereen, van doelman Tony Silva tot aanvaller Henri Camara, in het buitenland. Vooral in de Franse competitie. Zij maken deel uit van de tweede emigratiegolf, en niet weinigen onder hen hebben de mogelijkheid gehad om zich te vervolmaken in een centre de formation in Frankrijk. Khalilou Fadiga is daar een goed voorbeeld van : hij begon zijn carrière bij Red Star Paris en maakte later de overstap naar Club Luik. Al die jongens hebben ervaring die wij tien jaar geleden niet hadden. Dat vertaalt zich nu in overtuigende resultaten op het veld.

Ook al omdat het individualisme plaats ruimde voor het collectief.

Helemaal correct. Vroeger speelden we stuk voor stuk voor onszelf : de spelers uit de Senegalese competitie in de hoop dat ze door een buitenlandse scout opgemerkt zouden worden, en de profs omdat ze de hoge verwachtingen moesten inlossen. Naast het veld was het hetzelfde verhaal : de Senegalezen konden op geen enkel moment verhelen hoe jaloers ze wel waren op de buitenlanders. Van ’s morgens tot ’s avonds gingen de gesprekken alleen maar over geld en transfers. In zulke omstandigheden kan je geen wereldploeg op de been brengen.

Nu ligt het helemaal anders. De spelers zijn niet alleen blij dat ze elkaar terugzien, maar ook buiten de wedstrijden blijven ze met elkaar in contact. Neem nu Khalilou Fadiga en El Hadj Diouf. Als hun programma’s bij respectievelijk Auxerre en Lens het toelaten, spreken zij met elkaar af ergens halverwege. Meestal in Parijs, bij de zus van Khali waar ze dan samen een glas drinken. En dat is slechts één voorbeeld van de vele.

Is er een goede verstandhouding tussen u en de huidige generatie ?

Zeker ! Als ik die twee jongens bezig zie over wie we het net hadden, zie ik mezelf helemaal terug. Zij zijn even opvliegend als ik vroeger was. Begin jaren tachtig kwam ik bij US Doornik terecht, omdat ik in mijn eigen land levenslang geschorst was door de federatie. Ik had namelijk een scheidsrechter geslagen. Het is geen geheim dat Khalilou Fadiga uiterst prikkelbaar is. In Lommel en Brugge leverde dat geregeld problemen op. En ook El Hadj Diouf gaat soms door het lint. Sindsdien probeer ik hen goede raad te geven om in alle omstandigheden hun kalmte te bewaren. Ik doe mijn best om hen ook buiten de trainingen en de matchen te begeleiden. Je moet weten dat door de prestaties van de nationale ploeg het Senegalese volk sinds enkele maanden in en uiterst euforische stemming verkeert. De internationals worden bedolven onder de huwelijksaanzoeken ( lacht). In zo’n waanzinnige omstandigheden is het niet altijd even makkelijk de voeten op de grond te houden. Toen ik nog speler was, was ik op dat vlak ook niet bepaald een voorbeeld, integendeel. Nu wil ik er mee zorg voor dragen dat de spelers verantwoordelijker zijn. Rekening houdend met hun onberispelijke gedrag moet ik zeggen dat het tot nu toe goed gegaan is.

Er wordt gezegd dat bondscoach Bruno Metsu op dat vlak zelf een krak is ?

Klopt. Ik heb nooit iemand gezien die zo toegewijd is als hij. Een anekdote om dat te illustreren : tussen onze eerste wedstrijd op de Afrika Cup, die we met 1-0 wonnen tegen Egypte, en de tweede, tegen Zambia, lagen er zes dagen. Het spreekt vanzelf dat door de zege én die zes dagen de spelers erop uit waren een feestje te bouwen. Ik herinner me hoe wij tien jaar geleden, nadat we hadden geopend met een zege tegen Kenia, tot ’s morgens vroeg de bloemetjes hadden buitengezet. In dit geval zei Bruno Metsu tegen zijn spelers : “Heren, amuseer jullie en keer terug op een uur dat jullie redelijk vinden.” De spelers keken elkaar aan en vroegen zich af wat de trainer verstond onder een redelijk uur. Het resultaat was dat ze allemaal om één uur ’s morgens al in bed lagen ( lacht) !

Metsu is een Fransman. Zo heeft Senegal gemeen met de meeste andere deelnemers aan de jongste Afrika Cup dat het ook een Europeaan als bondscoach heeft. Een blanke tovenaar, zeg maar. Kan het nog altijd niet anders, ondanks de ontwikkeling die het voetbal op het Afrikaanse continent heeft doorgemaakt ?

Ik ben de eerste om met de verdiensten van Bruno Metsu op te scheppen. Hij is niet alleen goede psycholoog, maar ook op alle andere vlakken een formidabele trainer. Toch mogen we de Afrikaanse coaches niet onderschatten, zij maken toch stilaan naam. In 1992 al won Ivoorkust de Afrika Cup onder leiding van Géo Martial, een Ivoriaan. Kameroen haalde goud op de Olympische Spelen in Sydney met Jean-Paul Akono aan het roer, een Kameroener. Eerlijk gezegd, ik begrijp niet waarom de Kameroense federatie hem aan de kant schoof ten voordele Winfried Schäfer. Want ze hadden die Duitser echt niet nodig om hun titel van Afrikaans kampioen te verlengen. Voor ons was het al een prestatie dat we het tot de strafschoppen volgehouden hebben. Gezien het wedstrijdverloop was hun overwinning volkomen verdiend, zij blijven het beste voetballand op Afrikaanse bodem. Ik denk trouwens dat Kameroen op het WK voor de verrassing gaat zorgen. Een plaats in de halve finales is haalbaar, denk ik.

En wat mogen we van Senegal verwachten ?

Het voetbal zit in een opwaartse spiraal bij ons. We hebben ons geplaatst voor de eindrondes van de Afrika Cup én van het WK. En we wonnen de Coupe Amilcar Cabral vorig najaar. Door al die resultaten werd Senegal uitgeroepen tot Afrikaanse ploeg van 2001. Daarnaast behoorde El Hadj Diouf met de Ghanees Samuel Kuffour en de Kameroener Samuel Eto’o ook nog eens tot de genomineerden voor de titel van Afrikaans voetballer van het jaar, een prijs die nog nooit door een Senegalese speler werd behaald.

Het gevolg van dat alles is dat Senegal en zijn spelers sinds enkele maanden volop aan het dromen zijn gegaan. Aan ons nu om onze goede prestatie in de Afrika Cup over te doen op het WK. Ik beweer niet dat we even goed gaan doen als Kameroen, want voor ons is het de eerste WK-eindronde, terwijl Kameroen op dat vlak al ervaring heeft. We zitten in een groep met Frankrijk, Uruguay en Denemarken, maar ik ben ervan overtuigd dat we de tweede ronde kunnen halen.

Senegal heeft de eer om de openingswedstrijd te spelen tegen Frankrijk, de wereldkampioen. Een vergiftigd geschenk ?

Helemaal niet. Sinds de loting spreekt iedereen over die wedstrijd. Niet omdat we tegen het grote Frankrijk spelen, maar omdat we voor de verrassing kunnen zorgen. Jammer genoeg ben ik geen twintig jaar jonger meer, want samen met El Hadj Diouf en Henri Camara een aanvalstrio vormen, hoe graag had ik dat niet gedaan. Ik ben echt trots op die jongens, op de hele ploeg trouwens. Want Senegal, dat is meer dan die twee spelers en de flanken Khalilou Fadiga en Moussa N’Diaye. In de verdediging hebben we nog Lamine Diatta en Aliou Cissé achter de hand. Eerlijk gezegd, die ploeg doet me watertanden, en dan druk ik me nog zacht uit. Het is niet voor niets dat het woord Senegal rijmt op régal, genot.

door Bruno Govers,

“Deze generatie Senegalese voetballers is niet alleen getalenteerder, ze is ook harder.”

“Onze internationals worden bedolven onder de huwelijksaanzoeken.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content